Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 290]
| |
XI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 291]
| |
neezen hebben aangemerkt. Drie dagen na de begraving, komen de Bloedverwanten en Vrienden van den Overledene weder by 't Graf, brengen 'er Offerhanden en maaken 'er zich vrolyk. Op den tydt van alle volle Maanen laaten ze het Gras afsnyden 't welk op dit Graf gevonden word, en offeren van de nieuwe Ryst. Dit is 't niet al. Zy zyn zoo oplettend en zorgvuldig voor de rust des Overledene, dat zy op het minste vermoeden dat hy 'er zich niet wel op zyn gemak bevind, hem van de eene plaats tot de andere overbrengen. De Bonzes zyn 't die hun de ongemakken die de Overledene, in zyn Graf gevoelt, te verstaan geeven, en de begeerte die hy heeft een beter plaats te hebben. In 't bericht der Hollanders word aangehaalt, dat de oudste Zoon de voornaamste Goederen erft; dat deeze die hem volgen het overige onder hen deelen, en dat deGa naar margenoot+ Dochters niets genieten. 't Is mede het gebruik, zegt men ons, dat een oud en verzwakte Vader zich onvermogende verklaart zyne Goederen te bestieren, en dit bestier aan zyne Kinderen afstaat, zonder dat zy de plichten die ze hunnen Vader schuldig zyn, verwaarloozen, of dat zy iets nalaaten of verzuimen het geen hem in 't overige zyner dagen mogte aangenaam zyn. ‘De oudste Zoon neemt bezit van de Goederen en bouwt op gemeene kosten een Huis, alwaar de Vader en Moeder onderhouden worden.’ Een Coreaan zou wel verzet staan, te zien, dat by ons de Vaders en Moeders die zich dus ontlasten, ten last der Kinderen worden, die niets meer van hun te verwachten hebben: maar laaten wy niet gelooven dat eenige duizenden Mylen van hier de zaaken zich altoos volgens den rechtmatigen regel schikken. Gelukkig is 't voor ons dat het misdryf en gebrek nevens des Volks deugden over al hunne uitzondering hebben, en men bevind dat in Europe gelyk in Asië, het goede en quaade krachtig ondereen vermengt zyn. Ga naar margenoot+ De Artsenykunde der Coreaanen is zeer eenvoudig, genoeg in 't algemeen overeenkomstig met 't geen men ons van die hunner Nabuuren zegt, en gegrond op de beginzelen die de Natuur hun alleen geleert heeft. Dit weinige bericht betreft 't geen men aanzien kan als waare Artsenykunde; wy maaken van andere geen gewag die in Betovering en in Waarzeggerykunde bestaat. De Artsen van Corea, zegt onzen Hollandschen Zeeman, zyn byna alle ten dienst der Grooten, de Armen hebben voor Artsen niet dan Onkundigen en Waarzeggers. Men zou byna belust worden, te vraagen, of 'er de vooroordeelen ter zyde gestelt, veel onderscheid is tusschen een Arts, een Onkundige en een Waarzegger. Hippocrates zelf, min verwaant dan dit oneindig getal van Doktoren, die zich zyne Kinderen noemen, heeft bekent, dat hetGa naar voetnoot(a) bezwaarlyk was zyn oordeel over een ziekte te geeven. Daar is niet min onderscheid in de Lichaamen dan in de Geesten. Het Lichaam, dit Aardsch gedeelte van den Mensch, is zelf aan veel veranderingen ten opzicht van den ouderdom, de Landtstreek, Jaargetyden, verscheiden gesteldheden van den Geest, en den aart van 't voedzel bloot gestelt. Over dit onderwerp hebben we ons reeds te veel uitgebreid: Laat ons tot den Monarch van Corea overgaan. Hy is oppermachtig gelyk alle de AsiaanscheGa naar margenoot+ Vorsten, en deeze Oppermogendheit, in onze oogen zoo onverdraaglyk, vind nochtans zyne Onderzaaten. De besluiten van deezen Monarch zyn onherroepelyk en zonder Appel: 't Is zelf op straffe van de doodt verboden, van 'er iet op te bedillen of te vinden. Wanneer hy uitgaat, is 't met al den Adel van 't Hof en nevens al de pracht die de Koninglyke waardigheit kan toebrengen. Men zou het minste gerucht niet durven maaken; alle de Huizen der Straaten waar door de Monarch zynen weg neemt, zyn naaukeurig geslooten. Zyne Grooten en Lyfwagt keeren hem den rug toe. 't Is zelf niet gedoogt te kugchen. Om het gerucht te myden 't welk men met den Mondt zou konnen maaken, steeken de Soldaaten kleine Stokjes in de Mondt. MenGa naar margenoot+ zegt, dat onder de tiranny van Domitiaan, de Roomsche Raadsheeren Laurier kaauwden, om het lagchen over de buitensporigheden van hunnen Vorst te verhinderen, en dat dit lagchen doodelyk was. Wat is 'er wreeder voor een Europeaan dan de heersching van een zodanigen Koning! en wat is 'er straffer voor een Coreaan, zoude iemandt zeggen uit Corea gekomen, dan zich te gewennen aan zekere zaaken die men in Europe lyden moet! Een ieder merkt het quaadt van zynen Nabuur; maar een lange gewoonte maakt ons aan 't onze ongevoelig. Het is met de Heerschappy gelyk met de Ziektens gestelt. Deeze zyn van verscheiden quaade gesteldheden: De toevallen komen 'er niet mede overeen. Van de gebruiken van Jesso valt niets te zeggen. |
|