Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 285]
| |
ding voor deezen Godsdienst vinden mogt, waar na men een Getuigschrift ten voordeele van den Overledene vervaerdigt. Maar voor dat we verder de gebruiklykheden der Lykplichten van Japan onderzoeken, laat ons een woordt van de onvertzaagtheit of deeze woestheit gewagen, waar mede deeze Menschen de doodt verduldig lyden. De Engelsen alleen zouden hen deeze eer betwisten. In Hoofdzaakelyke misdaaden moet men zonder meededoogen zich zelf den Buik opsnyden, indien men door geen oneerlyke handt sterven wil, en daar is 'erGa naar margenoot+ geen of die is oneerlyk, behalven de handt van de misdaadige zelf. Om zich plechtiglyk den Buik op te snyden, ontbied men zyne Ouders en Vrienden, men trekt de beste Kleederen aan; vervolgens maakt men zich een lange opening met een Mes in den Buik: Maar deezen die door moed uitmunten willen, openen zich den Buik kruisgewys, en werpen daar na het Mes weg. Wanneer de Darmen uitstorten, geeft den Lyder een teken aan een van zyne Huisgenooten, die zonder veel omstandigheit hem het Hoofdt afhouwt. Men stelt geene schande in deeze wyze van sterven of gestraft te worden, alzoo min dan in Engelandt, wanneer men 'er 't zy gewillig of door geweld, door den Strop zyn leven eindigt. Ga naar margenoot+ Amida is de God der Zielen uit het lichaam gescheiden. Wy hebben 'er genoeg van gezegt. Men zou niet verwachten hier een LimbusGa naar voetnoot(a) of Voorburg voor de kleine kinderen te vinden. Nochtans is 't; en in deezen Voorburg is 'er een God of Goddelyke Rechter, die 'er het bestier voert. Men vind een Meer, Fakone genoemt, op den weg van Iedo. In dit MeerGa naar voetnoot(b) is 't, dat het Voorburg der Helle, waar van wy melden, zy. Alle de Kinderen die voor den ouderdom van zeven jaaren sterven, komen 'er in, en worden 'er gepynigt, tot dat de goedgunstigheit der Vroome Zielen van de beedelende Bonzes deeze uitstorting des herte, en deeze krachtdadige gebeden verworven hebben, die de pyn der Zondaaren in de andere Waereldt verzachten. De oevers van dit Meer zyn van kleine houte Kapellen verzien, waar in zich de Priesters onthouden, zingende de Namanda met een treurige stemme, preevelende gebeden, en ontfangende Aalmoezen van de Reizigers. Voor deeze Aalmoezen geeven hun de Priesters zekere Papieren, waar op de naamen der Goden en veele Sins geschreeven zyn. De Reizigers van een weinige schroomachtige Godvruchtigheit, en de waare Pelgrims ontfangen deeze Papieren bloots hoofdts, brenge ze eerbiedelyk aan den Oever van 't Meer, en werpen 'er die aan een Steen gebonden, vervolgens in, om verzeekert te zyn dat deeze Papieren regelrecht naar den Limbus of 't Voorburg der Helle gaan. Deeze voorzorg is zoo veel te noodzaakelyker, zulks 'er de verquikking der Zielen volkomen van afhangt: want zy genieten die naar maate dat het Water de Letteren en Naamen uitwischt, die op deeze Papieren zyn. De Bonzes toonen de rechte plaats alwaar de Zielen deezer arme Kinderen lyden. Zy is zelf geteekent door een hoop Steenen die een Piramide uitmaakt. Wy zullen hier een kleine BuitenredeGa naar margenoot+ doen, de Reliquiën van 't Landt raakende. Daar is naby de Kapellen, waar van wy gesproken hebben, een kleine Tempel, die de naam van Fakone voert. Deeze Tempel is merkwaardig door veele Reliquiën daar in bewaart. Men beschouwt 'er de Sabels, die den Camis gedient hebben, beklad met het Bloedt der geenen die door deeze Camis zyn gedood; een Kleedt eertyds door een Engel gedraagen, en 't welk hem in 't vliegen holp; een Kam van Joritomo, eerste waereldlyke Keizer. Dit zyn niet de eenigste Reliquiën die men in Japan bewaart. Men vind 'er noch in verscheiden Tempels, en overal bewaart men die naaukeuriglyk. Alzoo de Heiligen van dit Ryk in 't algemeen meer Krygslieden dan in andere Landen waren, hierom vind men ook, dat 'er onder de Reliquiën van Japan altoos veele Sabels, Degens, en Zwaarden zyn, die in de Krygsonderneemingen gedient hebben. De Japaneezen verbranden hunne dooden.Ga naar voetnoot†Ga naar margenoot+ ‘Ga naar voetnoot(c) Wanneer het een Persoon van aanzien is, begeeven zich, een uur voor dat het Lyk uit den Huize word gebragt, de Ouders en Vrienden van den Overledene in den Rouw gekleedt, ter plaatse alwaar het moet verbrand worden. De Vrouwen laaten 'er zich gesluiert vinden. Aan 't Hoofdt van de Lykproces- | |
[pagina 286]
| |
sie gaat een Bonze verzelt van een dertigtal andere Bonzes,’ alle in plechtelyk gewaadt. De KleedingGa naar voetnoot(a) bestaat in een Linnen Hemdt, en daar over een zwarte Mantel die een bruin Kleedt bedekt. Alle hebbenze Toortsen in de handt. Na hen komen noch twee hondert Bonzes, die zingen, of zoo sterk als zy konnen den God aanroepen, waaraan de Overledene in zyn leven zich overgegeeven had. ‘Na deeze volgen de Loongelders, om aan 't einde van hunne Spiessen Korven te dragen, vol van gesneedene Papieren, en van verscheiden verwen. Deeze Papieren verspreiden zich in de lucht, naar maate dat men de Spiessen beweegt, 't welk beteekent, dat de Overledene in 't verblyf der Gelukzaligen gekomen is. Deeze Spiesdraagers worden van agt jonge Bonzes gevolgt,’ in twee ryen verdeelt. Zy draagen lange Rieten, aan welkers einde, Vaandels afhangen, waar in men de naam van eenige Godheit leest. In hun gevolg ziet men tien andere Bonzes, ieder met een ontsteeken Lantaarn gewapent, en met Zinnebeeldelyke letteren versiert. By deeze Bonzes ziet men ook twee Jongelingen in 't bruin gekleed, draagende brandende toortsen. Andere persoonen mede in 't bruin gekleed, die op 't hoofdt zwarte leere bonnetten hebben, en zeer net gefernist, komen na alle deeze Bonzes. De naam van den Afgod is op deeze bonnetten geschreeven. ‘Na deeze eerste voorttogt, volgt den Overledene in zyne doodkistGa naar voetnoot(b) door vier Mannen gedraagen. De Doode is gezeten, het hoofdt, een weinig voorover hangende, en de handen te samen gevoegt, als of hy bad. Hy is in 't wit gekleed, en over deeze zyne kleederen heeft hy een papiere tabbert, van bladeren uit in Boek gemaakt, waar op de daaden van den God geschreeven zyn, voor wien den Overledene het meest Godsdienstig was.... De voorttogt word door des Overledens Kinderen gesloten, die het Lyk omringen. De jongste van deeze Kinderen draagt een toorts van brandend pynboomen hout, waarmede hy de Houtmyt in brand steeken moet.’ Deeze Lykprocessie word wederom door 't Volk gesloten, 't welk mede leere bonnetten draagt, op de wyze van deezen, waar van wy gesproken hebben. In deeze orde is 't, dat de Processie deGa naar margenoot+ Stadt uit trekt, en zich naar den Houtmyt begeeft. ‘Deeze Hout-myt is van vier Muuren omringt met wit Laken bekleed, behalven de vier Poorten waardoor men ingaan moet.’Ga naar voetnoot(c) Deeze vier Poorten, zegt een andere Uitschryver, ‘hebben uitzicht naar de vier Winden. Men graaft in 't midden een groote Kuil die men met hout vult, en men bereid aan wederzyden van de zelve twee Tafels met Spys gedekt.... Op een deezer Tafelen is 'er een Konfoor gelyk een Wierookvat, met gloeiende Koolen,Ga naar voetnoot(d) en met welriekend Hout gevult. Wanneer het Lyk by den Kuil is, bind men een lang Touw aan de Doodkist, gemaakt op de wyze van een klein Bedt waarop den Doode rust: Vervolgens word driewerf dit klein Bedt rondom den Kuil gedraagen, en eindelyk op de Houtmyt gezet, terwyl de Bonzes en Blondverwanten zonder ophouden de naam van den Bescherm-God des Overledene aanroepen. Daarna doet de eerste Bonze, te weeten, die aan 't Hoofdt van de Lykprocessie is geweest, drie omgangen rondom het Lyk met zyn ontsteeken Toorts, die hy driewerf over zyn hoofdt laat gaan, uitspreekende zekere woorden die de Omstanders niet verstaan.’ Dat deeze Toorts driewerf boven 't hoofdt gaat, beteekent,Ga naar voetnoot(e) zegt men, dat de Ziel noch geen begin noch einde heeft. Dit Zinnebeeldt is een weinig duister. Vervolgens werpt hy deeze Toorts weg, en de twee naaste Bloedverwanten raapen die op, en laaten die driewerf over 't Lyk gaan, waarna zy de zelve in den Kuil werpen. Een ander zegt,Ga naar voetnoot(f) dat de Bonze de Toorts aan 't jongste Kindt van den Overledene overgeeft, ‘die de zelve in den Kuil werpt, waar in men veel Oly, Reukwerken en welriekende Drogeryen gegooten en geworpen heeft. Terwyl het Lyk word verteert, naaderen de Kinderen, of de naaste Vrienden van den Overledene het Wierookvat, 't welk op de Tafel is, en doen 'er het Reukwerk in, waar na zy het bidden en aanroepen. Deeze plechtigheit geëindigt, vertrekken de Bloedverwanten en Vrienden van den Overledene. Niemandt dan het gemeene Volk en de arme Menschen blyven 'er, om de Spys te eeten of mede te neemen. Des anderenGa naar margenoot+ daags komen de Kinderen, Bloed- | |
[pagina t.o. 287]
| |
148
La FÊTE des AMES vers le soir les japonnois vont les recevoir hors de la Ville, et leurs presentent à manger.
B. Picart del. 1728.
Maniere dont ils reconduisent les AMES hors de la Ville, et prennent congé d'elles le troisieme soir. | |
[pagina 287]
| |
verwanten en Vrienden weder op de zelfde plaats, om de Beenderen en Assche van den Overledene te verzamelen, die zy in een zilver vergulde Lykbus doen, en met een kostelyken Sluier dekken. De Bonzes komen aldaar mede om hunne gebeden te vervolgen, die zeven dagen duuren: Op den agtsten dag brengt men de Lykbus op een plaats, alwaar men onder een Kopere Plaat, of een Steen, waarop de naam van den Overledene en den God die hy gedient heeft, gegraveert is, begraaft.’ Deeze Grafsteenen zyn van verscheidene gedaanten, vermits 'er voor de zelven geen vasten regel is. By deeze Steenen voegt men eenige Japaneesche Snywerken, of eenige verheven versierselen. Men graveert mede op marmere Pylaaren de voornaamste daaden van den Overledene, en men drukt 'er ook de dag van zyne geboorte en dood in uit enz. gelykende dit naar onze Grafschriften. Dikmaal beschouwt men ook in de zelfde plaats het Afbeeldzel van den Overledene, uit Marmer gesneden. Het word met de Beenen kruislings onder den Tabbert op de Japaneesche wyze verbeeld, en de handen te samen gevoegt als of het bad. De Vrouw heeft die daarentegen uitgestrekt; zy heeft mede het Hoofdt een weinig naar den Schouder gewent. GemeenlykGa naar voetnoot(a) werpt men Bloemen op het Graf en men brengt voor den Dooden eeten en drinken. Onder het Afbeeldzel 't welk de Huwelyks Plechtigheit vertoont, ziet men dat der Lykstatiën. Men heeft 'er twee Godheden verbeeld, die over de Dooden gebieden, en alles wat hun aangaan mag. DeGa naar margenoot+ eene word Jene genoemt. Deeze God heeft vier aangezichten en is op een Autaar geplaatst. Hy houd in de eene handt een Septer met de Zon aan 't einde. Mogelyk dat dit Zinnebeeldt het bestier van de Voorzienigheit beteekent, gelyk de Egiptenaaren deeden, waar mede men het ongetwyffelt in overeenkomst vinden zal. Onder deezen Arm met den Septer gewapent, ziet men 'er een andere, die een bloemkrans houd. Een der beide rechter Armen die het meest opgeheven is, houd een soort van roede en deeze die men 'er onder ziet, vertoont een reukvat vol van reukwerk. Deeze God Jene is de beschermer der Zielen van oude lieden en gehuwde persoonen. Hy is 't ook die men voor haar bid. De andere God word Xiquani genoemt,Ga naar margenoot+ die over de Zielen der Kinderen en Jongelingen het bestier heeft. Hy word jong en schoon verbeeld, met vier armen, waar van den eenen een kindt omvat, de andere houden een slang, een sabel en een ring t'eenemaal vol knoopen. De tabbert van Xiquani is gansch bezaait met Starren. Laat ons de Papegai niet vergeeten die ter zyde van den Afgod gezien word: Maar men zegt ons niet 't welk die beteekent. Wanneer een groot Heer sterft, gebeurt het dikmaals, dat zyne Vassalen, Onderdanen en Slaven zich dooden, om hem in de andere Waereldt te gaan dienen. Jaarlyks viert men een Lykfeest, 't welkGa naar margenoot+ bestaat in de Graven te bezoeken, om 'er levensmiddelen den Dooden of ZielenGa naar voetnoot+ te brengen. Dit Feest duurt twee dagen; alle de Huizen zyn verlicht, terwyl dat het Volk buiten de Stadt gaat, en zich naar de Graven op het invallen van den nacht begeeft. Als dan, zoo men hen gelooven mag, hebben ze onderhandeling met hunne Dooden, zy begroeten hen over hunne wederkomst in deeze Waereldt, en verheugen zich hen weder te zien. Vervolgens noodigen zy hen om te eeten en zich te ververschen. Op 't eindigen van een uur of daar omtrent, dat dit onthaal duurt, stelt men hun voor, een wandeling naar de Stadt te komen doen. ‘Wy zullen voorgaan, zeggen ze tot de Dooden, om 'er alle de noodige toebereidzelen te verzorgen tot uw onthaal en u de eer te geeven die men u schuldig zy.’ Men begeeft zich dan derwaarts; als dan gaan de Levendigen met brandende Toortsen de Stadt uit, en de Dooden te gemoet om hen te lichten. Maar de twee dagen van 't Feest verstreeken zynde, laat men door de gansche Stadt een meenigte Steenen en Keiën regenen, om deeze Dooden naar hunne Graven te verdryven, want zoo iemandt van hun onder de Levendigen bleef, zoude het als een ongeluk aangezien worden. Deeze Ceremonie word overal niet eveneens onderhouden, en men kan 'er een Beschryving van, die geheel anders luid, by NieuhoffGa naar voetnoot(b)Ga naar voetnoot(c) | |
[pagina 288]
| |
leezen, waar uit wy dit getrokken hebben. Wy zullen niets van de ontsteeken Lampen in de Graven ter eere van de Dooden gewag maaken: Maar ter eere van de uitmuntende Verstorvenen, deeze Dooden die in een verheven rang der Goden overgaan.Ga naar voetnoot(a) Een Doode van deeze Orde heeft voor zich hondert en vyftig Lampen branden. Ga naar margenoot+ Al deeze Eerbewyzingen, die wy beschreeven hebben, moeten de Armen noch het gemeene Volk zich niet toeëigenen. Genoeg is 't, dat de Grooten en Kleinen in de wyze van sterven overeenkomen; wil men dat zy noch overeenkomen zullen in den toestel die hen na de doodt verwacht? Maar om in geen onnoodige opgepronkte redenvoering te treeden, zullen we ons vergenoegen, aan te merken, dat al wie niet heeft om de eer der Lykplichten te betaalen,Ga naar voetnoot(b) word byna gelyk de Beesten begraaven. De Bonzes vlieden de Menschen van deezen rang, en doen geen Gebeden noch Offerhanden voor hen. Zonder vergelyking gezegt, het is 'er mede gelyk by ons, alwaar de Armen bezwaarlyk Ziel-Missen uit liefde genieten. Om de eer ten vollen te voltrekken, bewaaren de Japaneezen, als gedenkstukken hunner overledene Ouders, eenige zekere Berderen die zy Biosju noemen. Zy plaatsen of hangen deeze Berderen in den ingang der Huizen, byna mogelyk, gelyk men in Hollandt boven de Deuren by voornaame Personaadjes zekere Lyk-Tafereelen plaatst, waar op de Wapens van de Overledenen zyn geschildert, nevens het jaar en den dag dat zy overleden zyn. |
|