Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 262]
| |
de maandt, de vyfde van de vyfde maandt, de zevende van de zevende maandt, en de negende van de negende maandt zyn. De reden van de bestendige keur deezer oneven getallen; is, dat deeze dagen ongelukkige dagen zyn, en dat de Sintos zich inbeelden dat de gewoone vreugde-vieringen op Feestdagen insgelyks de Goden verheugen, en de ongelukken en toevallen afweeren die onfeilbaar op deeze dagen gebeuren zouden. 't Is een bestendig gevoelen by de Sintoïsten, dat de Goden vermaak scheppen in de genoegte die hunne Feesten verzellen en dat de gemaatigde vermaakelykheden der geenen die hen eeren door deeze uit wendige blyken van vreugde, hen niet beleedigen zouden. De eerste dag van 't jaar word met plichtplegingen, bezoekingen en geschenken te doen, door gebragt. Zy vereeren elkander van de Awabi. Deeze Awabi is een Schelpvis die in de Aloude tyden het eerste onderhoud of voedzel der geenen was die Japan bewoonden, gelyk men zegt dat de Ekelen van de Aloude Bevolkers van Europe waren. De Awabi verbeeldt by de Japaneezen de spaarzaamheit hunner Voorvaderen. Het tweede Feest word in den aanvang van 't Voorjaar geviert. Een ieder neemt dan deel aan de aangenaamheden van dit herbooren Zaizoen: Maar voornaamentlyk de Jonge-dochters. Haare Ouders of Bloedverwanten rechten voor haar een Gastmaal aan, waarop men de naaste en goede Vrienden van het Huisgezin noodigt. Men versiert een der vertrekken van 't Huis met Poppen en kostelyke Popspeelen, die het Hof van Dairi verbeelden. Men dient 'er verscheiden Japaneesche Gerechten voor, en eenig Kruid of Byvoet aan ieder deezer Popperyen; ieder Speelpop heeft haar byzondere Tafel. De Dochters bieden de zelfde dingen den Genoodigden met een Schotel van Saki aan. Eveneens gelyk dit Feest kan aangemerkt worden, als het Feest van Jonge Dochters, zoo kan dit volgende het Feest van Jongelingen genoemt worden. Men versiert de Huisdeuren met het Kruid-Byvoet; de Jongelingen vermaaken zich op het Water, voornamentlyk te Nanguesacque: Maar 't is niet alleen voor hen zoo byzonderlyk, dat Mannen van daagen en de deftigste Personaadjes, niet mede hun deel van 't vermaak neemen. Geduurende het Feest roept men dikmaals Peïrun. Dit nu zal onsGa naar margenoot+ gelegentheit geeven de Historie van dit Feest voor te stellen.Ga naar voetnoot(a) Peïrun regeerde eertyds in een naby gelegen Eilandt van Formosa. Dit Eilandt, alwaar Peïrun regeerde, dreef een zeer grooten Handel in de bequaame Stoffe en Aarde tot het maaken van 't Porcelein. De schelmery der Eilanders, die door den voorspoedt en de Rykdommen van hun Koophandel bedurven waren, gaf oorzaak dat zy zich aan de grootste misdaaden overgaven, en de verachting van de Godheit; overzulks de Goden besloten tot hun ondergang, om hen met hun Eilandt te doen verzinken. Maar doordien de Opperheer geenzins deel aan de misdaaden zyner Onderdanen had, en dat hy de Goden eerde, besloten ze hem met zyn Geslacht te redden. Zy gaven hem in den droom de aanstaande verwoesting van zynen Staat te kennen, en een teeken van roodheit in 't aangezicht van beide de Afgoden, zou weinig tydt te vooren de verzinking van 't Eilandt bevestigen. Men belastte hem zich met zyn Geslacht in te scheepen, zoodra als hy dit teken beschouwde. 'Peïrun gaf zyn Volk de toorn der Goden opentlyk te kennen: Maar men spotte met hem. Een deezer Spotters gelovende des Konings berichtgeeving belachelyk te maaken, ging des nachts het aangezicht van den Afgod rood beschilderen; en deeze quaadaardigheit wierd toen het teken zelf. De Koning hier van bericht, begaf zich met zyn Huisgezin, Goederen en alle die hem volgen wilden te Scheep. Naaulyks was men in Zee geloopen, of het Eilandt wierd met alle de Bewooners ingezwolgen en verzonk. Deeze Koning Peïrun quam toen in China aan te landen. Men merkt in deeze verdichte Historie eenig zweemzel van het gebeurde met LotGa naar voetnoot(b), en 't is geenzins onmogelyk, dat in een lang gevolg van Eeuwen de zelve door deeze Afgodische Volkeren verkleed en vermomt is geworden: Maar, hoe 't ook zyn mag, de gedachtenis van deeze verzinking word door een jaarlyks Feest bewaart, voornamentlyk in de Zuiderlyke Provinciën van China. Men doet alsdan Watertogten, en men herhaalt 'er dikmaals met luiderstemme de naam van Peïrun. Uit China is dit Feest in Japan overgebragt, en mogelyk ook in Pegu, alwaar men het Feest der Wateren viert. Het vierde Jaarlyks Feest heeft niets byzonders, indien 't niet is, dat de Jongelingen eenige vaerzen van hun eigen maakzel aan Posten en Stylen aanplakken, op dat een ieder oordeele welk een vordering zy in hunne studie hebben gedaan. Het vyfde Feest is een soort van Bacchusfeest. | |
[pagina 263]
| |
Niet alleen geeft men zich over aan het bedryf van een buitensporige genoegte, en in overdadig te drinken; maar men noodzaakt ook de Voorbygangers en Vreemdelingen deel in deeze ongeregeldheden te neemen. Dit Feest duurt eenige dagen, en geduurende deezen tydt onthaalen de Gebuuren zich elkander in allen overdaadt. Te Nanguesacque viert men dit Feest noch ongeregelder, nademaal men 'er op den zelven tydt dat van Suwa, de God of Beschermer der Jagers, viert. De Japaneesche Maand wyzers of Almanakken zyn vol van veele andere Feesten: Maar die zyn zoo algemeen, noch zoo oud niet als de vyf waar van wy gesproken hebben: insgelyks zyn 'er inzettingen om de verschyningen van eenige Sins te vieren, of ter gedachtenisse van eenige verlossing of een ongemeene overwinning, of om voor de nakomelingschap zekere MirakelenGa naar margenoot+ te doen gedachtig zyn. Suwa, waar van wy zoo even gewag hebben gemaakt, heeft twee Feesten, het eerste viert men den negenden van ieder Maandt. Alsdan beveelen zich in 't byzonder de Jagers onder de bescherming van deezen God. Het ander Feest word jaarlyks altoos om den negenden dag van de zesde Maandt geviert. Alle die in de Pagode van Suwa hunne Geestelyke en Godsdienstige hulde bewyzen die zy hem schuldig zyn, gaan door een kring van Bamboes, waar rondom men Lywaat gewonden heeft. Dit geschied ter gedachtenisle van een ongeval, dat de Japaneezen zeggen Suwa zoude overgekomen zyn, en 't welk de Duitsche Reiziger ons niet verhaalt. Alzoo Nanguesacque onder de bescherming van deezen God staat, word hy 'er ook Godsdienstiglyker in deeze Provincie dan elders gedient. De Feesten van Ten-Si-O-Dai-Sin hebben niets aanmerkelyks dan de Processiën ter eeren van dien God. Laat ons iet van deeze plechtelyke dagen en hoe die geviert worden, voorstellen. Veele van deeze Feesten zyn aan alle de Japaneesche Sekten gemeen, en om die reden zal 't genoeg zyn, dat wy 'er bericht van geeven, nadat wy 'er van als van de plechtiglyke dagen door de Sintos geviert, gesproken hebben. 't Is, zegt men ons, zoo zeer de begeerte nietGa naar voetnoot(a) om de Goden te dienen, die deeze dagen aanmerkelyk maaken, als de vreugde en het vermaak die de zelve verzellen. Hoe deftig het voorwerp van een Feest zy, word by alle Menschen bevonden dat het vermaak die deftigheit berooven zal. Een zodanige ontdekking geschied niet alleen in Japan; de vreugde en vermaakelykheden zyn overal het gevolg van deeze Jaarlyksche Godsdienstigheden; 't is een merkteken van alle tyden. Eertyds verdeelden ze na de viering der verborgenheden, zelfs die de aller treurigste waren, onder de Godvruchtigen het overschot der Offerhanden, en dit overschot verstrekte voor de stoffe van een Brasfeest, veel Godloozer dan Godsdienstig, nademaal men zich overgaf aan alles't geen de vreugde vereischen kon. Het was niet gedoogt treurig te zyn, noch iets van quaade voorwikking te melden.Ga naar voetnoot(b) Men zag de vreugde uit de droef heit van 't gevierde voorwerp gebooren worden, en dit gebeurt eveneens by ons. Laat ons nu van hunne Processiën spreeken.Ga naar margenoot+ De Japaneezen leiden hunne Goden om gelyk de aloude Egiptenaren, en byna in orde als Apuleus in zyne Milesiaca beschreeven heeft. Weinig scheelt 'er aan dat deeze beschryving by allerlei Processiën niet kan toegepast worden.Ga naar voetnoot(c) In een Feest 't welk de Bonzes jaarlyks te Freienojama vieren, gaan zy gewapent in een geregelde orde en draagen zeven zetels op den rug, in zeven verscheiden Mias. In deeze Processiën draagen de Godvruchtigen voor en achter hun de Afgoden by 't licht der Lantaerens. Deeze Lantaerens met een zeer fyn lywaadt bekleedt, op dat men 'er het licht van een kaers door zien kan, op welk kleedt de naam van den Afgod geschreeven is. De Processiën gaan, om zoo te zeggen, met allerlei vreugdebedryf, vertooningen, kluchtspelen en buitenspoorigheden gepaart; en die alle MatzuriGa naar voetnoot(d) worden genoemt.Ga naar margenoot+ Die van een Feest van Suwa, en 't welk wy verkiezen zullen om den Lezer eenig denkbeeldt van deeze Godvruchtige dwaasheit te geeven, begint door een t'zamenpaaring van Japaneesch Muzyk, waarmede de jeugdt van Nanquesacque hunnen God vereert. De Processie word door twee witte en zeer magere handtpaerden geopent. Waarom moeten die mager en wit zyn? Is 't een gemaaktheit? Dit zegt men niet. Na deeze paerden ziet men de Banieren, Wimpels en Vaandels verschynen, zinnebeelden of tekenen die het Feest en den God eigen zyn. Na deeze ziet men anderen, by voorbeeldt, een korte en breede lans of speer, gansch verguld, vervolgens een paar zeer groote en plomp gewerkte schoenen, | |
[pagina 264]
| |
en wit papier aan 't einde van een korte stok gebonden, 't welk het Geestelyk Rechtsgebied aanwyst. Hier na volgen leedige stoelen, om te beter de Mikost te plaatsen, en deeze stoelen worden een weinig hellende gedraagen, op dat 'er de Godvruchtigen hunne liefdaadigheden konnen in overgeeven: Maar om te meer de aalmoezen aan te moedigen, draagen twee gehuurde persoonen een groote en ongetwyffelt zeer zwaare ArmbosGa naar voetnoot(a), waar mede zy ter eene en andere zyde de Aalmoezen der Godvruchtigen verzamelen. De Mikosi zyn agtkantige bussen, zwaar genoeg voor een man te draagen. Zy zyn gevernist en net bewerkt. Na deeze Mikosi vertoonen zich twee Palanquyns of draagstoelen, dienende voor twee Opperhoofden van de Pagode van dien God waar voor men de Processie doet. Nu volgen twee Paerden alzoo mager als de eersten, de Geestelykheit met een welvoegelyke deftigheit te voet gaande, en het overige Volk in meenigte en zonder orde. De Processie aan 't Voorhof van den Tempel van Suwa gekomen zynde, neemt 'er de Geestelykheit plaats, als ook de Afgezondene van den Landvoogdt nevens hun gewoon gevolg, waar by men wegens de plechtigheit van dien dag, twintig spiessen voegt, wiens punten met dunne houte geschilderde en verniste spaanders versiert zyn. Dit zyn merktekenen van eer tot de waardigheit der geenen die Ampten van gezag bekleeden, behoorende. Drie van deeze pieken worden 'er vertoont. Vier der voornaamste Afgezondenen gaan Tempelwaarts om 'er uit den naam van den Landvoogdt hulde te bewyzen die zy den Opperheer van deeze plaats schuldig zyn: Maar voor dat deeze huldiging geschied, wasschen zy de handen in het Bekken 't welk aan den ingang van den Tempel is. Na de beweezen huldiging bied een NegeGa naar voetnoot(b) van de AmasakiGa naar voetnoot(c) in een vaas van gemeene aarde en ongevernist, deeze Afgezondenen aan; een plechtigheit die de noodruft hunner Voorouderen verbeeldt. Ga naar margenoot+ De Mat suri behoort tot den derden dag van 't Feest, 't welk deeze van de geboorte Gods is. De Godsdienstigheit van dien dag bestaat in een t'zamenmengzel van Vertooningen, Processiën, Dansseryen, Kluchtspelen en andere diergelyke vermaakelykheden ter eere en glori van de Godheit voor wien men het Feest viert. Een der by zonderheden van de Matsuri is, dat men in de plaats zelf die men voor de Kluchtspelen en Vertooningen verkiest, bouwt, of om liever te zeggen, een soort van Bamboeze Tent oprecht, die men de naam van Tempel geeft. Daar is 't dat de Afgod het gezicht der openbaare vermaakelykheden geniet; en ten dien einde is de Tent ter zyden open die uitzicht op de plaats der Vertooningen heeft. De eenvoudigheit van deezen Tempel verbeeld de armoede der eerste Japaneezen, en mogelyk dat de twee Denne-Boomen, die men voor den zelven plant, de eerste Dienst erinneren die aan de Goden onder de Boomen beweezen wierd. De omtrek van de plaats is van Banken en Huisjes voor de Godsdienstige Aanschouwers verzien. Wy zullen zekere berichten ongerept laaten de Orde en rang deezer Aanschouwers enz. raakende. Men kan dit in den aangehaalden SchryverGa naar voetnoot(d) naslaan. Ons staat noch iet van deeze Toneelstukken te zeggen die eenige bevalligheden van 't Feest uitmaaken. Het onderwerp behelst de voorvallen der Goden, somtyds is 't een Heldhaftig bedryf, en dikmaals ook een uitvoering van liefde. De Toneeelspeelders zingen en danssen de zelfde onderwerpen, en zoo het onderwerp te ernstig of droevig is, vertoont zich aanstonds een Kluchtspeelder om de Aanschouwers door zyne gebaerden en kluchtredenen te vermaaken; somtyds op de wyze der aloude PotzemaakersGa naar voetnoot(e) trachten de Toneelspeelders door hunne Kleeding, Gebaerden en Danssen de Historie van den Held die 't onderwerp van 't stuk is, uit te drukken. Het schynt uit het verhaal van Kaëmpfer, dat zy zich in hunne kunst wel quyten, en men zou dit in deeze gelegenheit in een geleert Man als ooggetuige niet wraaken konnen, ten minsten als men hem niet beschuldigt zich te licht verwondert te hebben. De zelfde Schryver beschyft een | |
[pagina 265]
| |
geheel Toneelstuk van een Matsuri, waar van hy mede ooggetuige was. Ga naar margenoot+ Wy hebben de Bedevaart van Isie beschreeven. Deeze oeffening is hier met de zelfde misbruiken belast die men elders vind. De Menschen gaan 'er op goed vertrouwen verre genoeg de vergeeving hunner zonden zoeken, en om den invloed hunner Gebeden deelachtig te worden. De Godsdienstigheit van een gedeelte deezer Pelgrims is hunne huischelyke armoede verschuldigt. Onder voorwendzel van Pelgrimaadje beedelen zy langs de groote Wegen. Ten minsten dient hun dit Bygeloof om hunne elende te verzachten. Maar hier doen zich wezentlyke misbruiken op; de ongebondene Kinderen en wederspannelingen tegens hunne Ouders ontrekken zich het Vaderlyk gezag om Aflaat te gaan zoeken, die, volgens deeze Bygelovigen, hunne misdaaden uitwisschen en hen weder gerechtveerdigt by hunne Ouders doet keeren. Onder het zelfde voorwendzel worden de behoeftige Menschen en voornamentlyk de Leediggangers, Bedelaars van hun Ambacht. Andere hebben een weinig eerlyker uitvlucht, om zich de zaake ten kosten van hunnen Godsdienst t'ontrekken. Zy gaan ter Bedevaart: Maar op een kluchtige en potzemaakende wyze. Zy lokken het Volk by een, maaken hunne Beurs de Aanschouwers voor hun Geldt met looze streeken, kluchten en andere tydkortingen van dat slag te vermaaken. Alle deeze Pelgrims, zoo wel de ernstige als de gemaakte, doen de paden en groote wegen krielen. Zy beslaan de Herbergen zodanig, dat men 'er geen lyfberging meer vind. Ook gebeurt het somtyds dat de armste onder hen, en zelf deeze die niet in staat zyn hun Slaapgeldt te betaalen, zich genoodzaakt vinden de nacht in de open lucht, voor koude en ongemakken bloot gestelt, door te brengen. Op deeze wyze sterven 'er somtyds veele onderweeg. Alle deeze Pelgrims reizen zeer kleine dagreizens, zynde in 't wit gekleedt, met kleine troepen van vier of vyf Persoonen, waar van een van hun een soort van Staf als gebiedvoerende in de handt heeft, met Linten van wit Papier versiert en aan elkander gehecht, gelykzaam een Pylbundel uitmaakende. Volgens deeze Orde zyn 'er twee gaande met een deftigen en langzaamen tret, schynende zelfs telkens te rusten. Deeze draagen met hun beiden een werktuig 't welk naar een Burrie gelykt, waarop een Klok van een lichte Stoffe is gezet, of een Ketel, of iet 't welk zinspeeling op de Historie hunner Goden maakt. Dit alles is met Takken van Denne-Boomen en gesneeden wit Papier versiert. Deeze die Bevelhebber schynt te weezen, danst voor de Burrie, en zingt telkens met een droevige stem iets 't welk overeenkomende met het onderwerp is, dat zy willen uitdrukken: Een onderwerp 't welk bestemt is om eenige Godvruchtigheit te verwekken, nademaal men treurig zingt. Een ander scheid zich van den hoop, en neemt de voortogt, om in de Geheugten huis aan huis te beedelen, of om de mildaadigheden der voorbygangers te verzaamelen. Een ander slag van PelgrimsGa naar voetnoot(a) verplichten zich drie en dertig voornaame Pagoden van den God Luamwon of Canon te bezoeken. Deeze Menschen gaan mede huis aan huis, zingende hunnen God Lofzangen. Zy zyn in 't wit gekleed, en draagen aan den Hals een Geschrift, waar in men in orde de naamen der Tempelen van Canon leest die zy noch niet bezocht hebben. Deeze levenswys van in den naam van eenige Godheit het Landt door te kruissen, is zoo gemakkelyk en aangenaam, zoodat veele Menschen Pelgrims worden om zonder moeiten en onbekommert te leeven. Andere doen hunne Bedevaart met meer vertrouwen en met deeze lichaams dooding die men zoo algemeen voor zichtbaare tekenen van heiligheit neemt. Zy reizen gansch naakt, zelfs in 't koudste van den Winter, zonder iets anders om 't lichaam te hebben dan een weinig stroo 't welk hen om den middel en een weinig laager dekt. Dit geschied om zich van zekere Geloften te quyten die zy by gevaarlyke gelegentheden hebben gedaan, of om byzonderlyker de Godheit in te wikkelen, van hun zekere gunsten toe te staan. Deeze ontfangen geene liefdaadigheden. Zekere PersoonenGa naar voetnoot(b) offeren zich t'eenemaal Amida op. Hun naam betuigt de Godsdienstigheit waar aan zy schuldig zynGa naar margenoot+ zich enkelyk te verbinden, dit is om zoo dikmaals als 't mogelyk zy de Namanda op te zeggen, die de Japaneezen mede Nembutz noemen. Dit is een Gebroederschap. De Burgers en Edellieden laaten 'er zich in opteekenen: Maar het grootste getal van de Broederschap bestaat uit Menschen die in de Straaten en op openbaare plaatsen te samen komen. Aldaar zingenze of zeggen de Namanda op, op 't geluid van kleine | |
[pagina 266]
| |
Schelletjes, die hun dienen om de Voorbygangers en vroome Godvruchtelingen te noodigen, die zich inbeelden dat de Gebeden altoos uit werkende, en heilzaam zyn, hoedanig het met den geenen gestelt mag zyn die de zelven voortbrengen. Alzoo, volgens 't gevoelen der Japaneezen, deeze Gebeden dienen tot verzachting der Ouderen of Vrienden die in de andere waereld lyden, zoo deelt een ieder zyne liefdaadigheden mede, om de zyne te hulp te komen. Deeze die van de Broederschap zyn, neemen naauwkeurig waar om elkander in hunne benoodigdheden behulpzaam te zyn, en deeze wederzydsche behulpzaamheit is als de Grond-Wet der Broederschap. Zy bebegraaven zelf de Dooden, en gebruiken hun eigen middelen, of de vergaderde Aalmoezen, om die geenen te begraaven die in armoede gestorven zyn. Wanneer zy een ryke Godvruchtige in de Broederschap ontfangen, vraagen zy hem eerst: zoo wanneer iemandt van de Broederschap sterft, of hy zich wel verbinden wil uit al zyn vermogen tot zyne begraaving behulpzaam te zyn. Indien hy dit weigert, ontzegt men hem een lidt van de Broederschap te zyn Deeze Gebroeders vergaderen mede beurdsgewys by elkander, tweemaal 's daags, te weeten, 's Morgens en 's Avonds, om de Namanda te zingen, met gedachten de Overledenen te verzachten, en ook by voorzorge voor zich zelven na hunne doodt. Van deeze Godsdienstigheit zullen we tot een andere overgaan, die in een ongemeene Boetoeffening bestaat, en men voor een Verdichtzel opneemen zou,Ga naar voetnoot(a) indien die niet door veele Aloude Reizigers was getuigt.Ga naar margenoot+ De Boetelingen begeeven zich door 't allerhoogste en byna ontoegankelyk Gebergte, in zekere vervaarlyke woestenyen, bewoont door een Orde van Heremiten die byna wildt zyn, die hen in handen van andere noch wilder dan zy overgeeven. Deeze laatste geleiden de Boetelingen door gevaarlyke plaatsen, oeffenen hen door vasten en andere gestrengheden, die men hoe 't ook zy, lyden moet, nademaal 'er het verlies van lyf en leven aan hangt: Want zoo de Pelgrim van 't voorschrift afwykt, hem door zyne Geleiders voorgeschreven, hangt men hem by de handen aan een Boom, die in 't afhellen van een vervaarlyke plaats is, en men laat 'er hem dus hangen, tot dat hy de Boomtak niet langer konnende houden, door zwakheit in den vervaarlyken afgrond valt. Dit is maar een begin van 't lyden. Na veel uitgestaane gevaar en moeielykheit, komt men in een vlak Veldt, van zeer hooge Bergen omringt. Men brengt 'er een dag en nacht door, houdende de armen kruisgewys en het aangezicht op de kniën; een andere uitvoering van Boetoffening is 't. Indien men in deeze pynelyke gesteldheit schynt te bezwyken, en dat men een weinig, hoe 't ook zy, naar verzachting tracht, zoo komen de Woestyniers met Stokslagen den Boeteling weder in zyn opgelegde gestalte herstellen. In deeze gesteldheit is 't, dat de Pelgrims hun gewisse moeten onderzoeken, alle hunne zonden overdenken die zy in 't jaar begaan hebben, en vervolgens die belyden. Na dit onderzoek, gaat men noch verder voort, tot dat men aan een byna ongenaakbaare Rots komt. Op den hoogsten top van deeze gevaarlyke Rots is 't, dat deeze woeste Monniken een algemeene Belydenis hunne Boetelingen laaten doen. Zy houden op den uitersten top van de Rots een groote yzere Staaf, drie ellen lang, die zy de Rots konnen uitzetten en weder in trekken wanneer het hun behaagt. Aan 't einde van deeze yzere Stang hangt een Schaal. De Monniken zetten den Pelgrim in een der Bekkens, en in het andere een tegengewigtGa naar voetnoot(b) 't welk de Schaal evenwigtig houd. Daar na, zetten ze de Schaal door middel van een beweeg-rad buiten de Rots uit, en door dit middel en gebruik hangt de Schaal in de vrye lucht over de gevaarlyke hoogte. In deeze gesteldheit is de Pelgrim genoodzaakt een naaukeurige overdenking van zyne zonden te doen. De belydenis moet van alle de tegenwoordige Aanschouwers gehoort worden, en de Boeteling moet zich wachten geen van zyne misdaaden te verbergen en te bewimpelen: maar bestendig in zyne belydenis zyn, noch geenzins in de oprekening wankelen. De minste verandering, of verberging, schoon 't zelf het uitwerkzel van vrees mogte zyn, veel eer dan ter quaader trou, is machtig den ongelukkigen Boeteling het leven te doen verliezen. Want zoo deeze onverbiddelyke Monniken zulks gewaar worden, geeft deeze die de Schaal bestiert, een schok aan de yzere Staaf, overzulks die door dit middel en de beweeging | |
[pagina 267]
| |
komende over te slaan, de Boeteling uit de Schaal valt en in de diepte nederstort en verbryzelt. Deeze die door een oprechte Biegt dit gevaar ontkomen, gaan vervolgens de Godheit van de plaats aanbidden, en na dat ze de Monniken die hunne Biegt gehoort hebben, hebben betaalt, begeeven zy zich naar een andere Pagode, waar na zy hunne Godsdienstigheit afleggen en eindigen, en daar is 't dat zy dan eenige dagen met Vertooningen en andere vermaakelykheden doorbrengen. Zy hebben ook het gebruik van zekere geheiligde Brieven, die wy den Lezer onder den aangenomen naam van Aflaatbrieven in navolging van zekere Protestante Reizigers,Ga naar margenoot+ niet voorstellen zullen. P. Lodewyk Froës zegt ons,Ga naar voetnoot(a) dat de Bonzes aan 't Volk zekere geheiligde Brieven verkoopen, waaraan zy groote krachten tegen de macht der Demons toeschryven: Maar 't geen het zeldzaamste in deeze bedriegery deezer Bonzes is, bestaat daarin, voegt hy 'er by, dat zy geldt op deeze Brieven tegen een grooten Intrest opneemen, met beloften van het in 't ander leven weder te geeven. De Godvruchtige, die zyn Geldt heeft geleent, verzuimt niet, stervende deeze Schuldbrieven mede te neemen, om de Schuldt te laaten voldoen. Ga naar margenoot+ De Japaneezen doen hunne Gebeden met den Rozekrans, of de Paternoster. Reeds hebben we dit aangemerkt. Ieder Sekte heeft ook de zyne.Ga naar voetnoot(b) Deeze van de Sekte van SeodosiuGa naar voetnoot† bestaat in twee Toeren of Snoeren boven elkander gestelt, gelyk men in de Afbeelding zien kan die deeze werktuigen van Godvruchtigheit vertoont. De eerste Toer bestaat uit veertig Kraalen, en de andere, te weeten de beneedenste, uit dertig. De andere Paternoster die men by deeze van Seodosiu ziet, behooren aan de Sekte van Ikosia en Sensju. Deeze die volgt is den Chineezen en Japaneezen gemeen. De voornaamste Paternosters noemt men in 't Chineesch Fiakmanben. Met behulp van deeze Paternosters tellen de Eilanders hunne Gebeden, die veel langer dan die der Roomsch Katholyke Christenen zyn. Zy moeten die hondert en achtmaal opzeggen, nademaal de Bonzes verzeekeren, dat 'er zoo veel soorten van zonden zyn die den Mensch bezoedelen, en dat een geloovige Japanees altoos tegen ieder van de zelve met een Gebedt moet gewapent zyn. Alle morgen moet men in 't opstaan eenige Godvruchtige woorden spreeken, steekende de vingers van de rechter handt op. De Japaneezen gelooven, dat men door dit middel het quaade voorneemen van den boozen Geest belet. Laat ons dit Hoofdtstuk door de onderscheidingGa naar margenoot+ van goede en quaade Dagen eindigen. Hier gelyk in de andere plaatsen der Indiën, begint men geene zaak, noch begeeft zich op reis dan op een gelukkigen dag. De Japaneezen verzeekeren, dat van alle tyden de ervaarenheit heeft doen blyken, dat de aangeweezen dagen in een klein Tafelboekje voornamentlyk voor dat gebruik gemaakt, onfeilbaar goede of quaade behelzen. Maar in Japan, gelyk elders, zyn'er Menschen die een uitzondering maaken, en die zich weinig met deeze onderscheidingen bekommeren by den Volke aangenomen, en dikmaals den Bonzes en andere Menschen van deeze Orde voordeelig. De Tafel van goede en quaade dagenGa naar voetnoot(c) is door een zekere Starre wichelaar Seimei genoemt, uitgevonden, zeer ervaaren in de Starrewichelary en in alles 't geen de invloed der Starren en de Voorzeggingen raakt. Om die groote bequaamheits halven was 't wel noodig dat Seimei op een overnatuurlyke wyze gebooren wierd. Men verhaalt dan, dat hy eenGa naar margenoot+ Koning tot Vader en een Vos tot Moeder had, die hevig door de Jagers vervolgt zynde, by deezen Vorst haar toevlucht nam. De Vos was van de Orde der Waarzegsters of Hexen. Zy lei haar ontleende gedaante af, en verscheen weder onder die van een schoone Maagdt. De Koning haar trouwende, baarde zy hem Seimei. Deeze Seimei vond zekere verborgene woorden uit, die hy in een enkeld Vaers overbragt, ten gebruike der geenen die een onvermydelyke noodzaakelykheit, of de afhankelykheit waar in zy leefden, hinderde de ongelukkige dagen te myden. Dit Vaers was van een zodanige kracht, dat het de Menschen van alles 't geen hun verdrietelyk konde overkomen, bewaarde, by aldien men zorg droeg van het in de quaade dagen op te zeggen. |
|