Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 229]
| |
Zesde verhandeling
| |
[pagina 230]
| |
pelen ter eere, zweeren by hen, en smeeken hen om waereldlyke Goederen. De andere Sekte een weinig redelyker dan de eerste, heeft een Grondlegger een zekerenGa naar voetnoot(a)Ga naar margenoot+ Xedorius, die zyne Leerlingen meenen een Konings Zoon te zyn geweest. Deeze Grondlegger had twee Kinderen. Zyne Gemalin stervende, beweende hy zeer gevoelig, bestemde haar een plaats onder de Afgoden en gebood Gebeden en Boetoeffening haar ter genegenheit te doen. Een derde Sekte voert by Kircherus denGa naar margenoot+ naam van FoquexusGa naar voetnoot(b), wegens, zoo hy zegt, een zeker Boek van dien naam. Dit is de Sekte van Xaca of Xequia. Van Xaca hebben we breed genoeg gehandelt. Voor hem, erkenden, zegt men, de JapaneezenGa naar voetnoot(c) geen andere weldoende God, dan eenige hunner Koningen en Helden onder den naam van Camis. Xaca gaf hen te verstaan dat 'er Edelen waren, en noemde hen met den naam van Fotoques, daar by voegende dat Amida hun Opperheer was, dat de Camis geen weldaaden dan in dit leven verleenen, daar Amida en Fotoques de Menschen na hunnen doodt gelukkig maaken. Wy zullen in 't vervolg van dit Hooftstuk van Amida breedvoeriger spreeken: Maar wy zullen, nochtans aanmerken, dat men uit deeze redenvoering van Xaca besluiten moet, dat hy in Japan t'eenemaal het tegendeel uitvoerde, van 't geene hy in China en Tunquin had gedaan, alwaar hy de Menschen Godverlochenaars wilde maaken. Waarlyk komen de Japaneezen daar in overeen, dat Xaca den doodt te gemoedt ziende, bekende dat hy de waarheit noch niet verkondigt had. Hoe 't ook zyn mag, men zal in 't vervolg van deeze Redeneering zien, dat de Bonzes deezer Sekte den Volke de Godsdienst van Amida en der Goden zyne Bedienaaren prediken, en de versmaading van dit leven en verscheiden Leerregels der Zedekunde leerraren. Volgens de aangehaalde Schryvers, maaken de JammabugiGa naar voetnoot(d) of Jammabos eenGa naar margenoot+ vierde Sekte uit. Jammabos wil beteekenen, Berg-Soldaaten, nademaal zy niet dan in 't Gebergte en de woestenyen woonen, alwaar zy de Toverkunst oeffenen. Deeze naam van Jammabos zal in 't vervolg beter verklaart worden. Een gedeelte van deeze Monniken leeven van Aalmoezen, en gelykenGa naar voetnoot(e) naar deeze Landlopers die wy Bohemers of Heidens noemen, want de Jammabos voorzeggen het toekomende en gaan uit Goedergeluk zeggen, als zy. De Grondleggers van deeze Sekte hebben hunnen Sektarissen opgelegt, tweemaal des jaars een Pelgrimaadje naar een zekeren Tempel te doen; en mogelyk dat de oude Vrouw tot het Christendom bekeert,Ga naar voetnoot(f) waar van P. Froës in een zyner Brieven gewaagt, van deeze Sekte der Jammabos was. Deeze oude Vrouw had het meerendeel der Tempelen van Japan bezocht en wederbezocht. Zy droeg een Papiere Kleedt, 't welk het gansche leven van Amida verbeeldde, en dit Kleedt koste het oude Wyf een goede somme gelds. Maar in vergoeding der hooge waarde van dit Heilig Kleedt, hadden 'er de Bonzes een getal aflaaten en ontslagingen aan verbonden; 't welk zeer wel naar 't gebruik der Roomsch Katholyke KerkeGa naar voetnoot(g) zweemt. De Bonzes hadden mede de Godvruchtige belooft: Dat ze onfeilbaar naar Amida gaan zou, en met de Gelukzaligen leeven, by aldien zy zich in dit Papiere Kleedt begraaven liet. In de Uittrekzels die Purchas van verscheideneGa naar margenoot+ Vojagiën heeft gedaan, bericht men dat 'er twaalf Sekten in Japan zyn; dat eenige van deeze Sekten de Voorzienigheit en d'Onsterflykheit der Ziele lochenen; dat men 'er leert, dat ieder Mensch drie Zielen heeft, die de een na den ander het Menschelyk lichaam bezielen, en daar uit vertrekken. Eenige overeenkomst vind men tusschen dit gevoelen, en dat deezer Alouden, die geloofden dat 'erGa naar voetnoot(h) in den Mensch een Geest en Ziel was, zonder van deeze te spreeken die veele Wezens van hunne Vermogens stelden. Deeze Sekten, (ten minstenGa naar voetnoot(i) eenige) zien Amida als de Verlosser van 't Menschelyk geslacht aan, en aanbidden hem als zodanig een Heilandt. Zy gelooven een eeuwig leven, 't welk het deel wezen zal voor den geenen die Amida zullen aangebeden hebben. Hy en Xaca | |
[pagina 231]
| |
zyn hunne twee voornaamste Goden: Maar de Camis zyn niet dan hunne Bedienaaren of Ondergoden. By den eenen neemt men toevlucht voor de gezondheit, den anderen voor de rykdommen, om kinderen te teelen enz. Men meld mede van eene Sekte, die de Zon en Maan onder de gedaante van een drie Hoofdig Afbeeldzel eeren, 't welk de Zon, Maan en haare kracht of invloedt verbeeld; andere noemen 't de Elementen. Te vermoeden is 't dat alle deeze verscheidene Sekten, waar van Purchas gewag maakt, tot veel mindere te brengen zyn, en men zal overreed worden, wanneer men agt geeft, dat volgens het bericht zelf van deezen bequaamen Uitschryver, deeze verscheidene Sekten niet zyn, eigentlyk gezegt, dan verscheiden Ordens van Bonzes, die de Godsdienstigheit den Volke voor deeze of geene hunner Grondleggeren inboezemen, en trachten onder dit voorwendzel, hun eigen verdienste by den Godvruchtelingen te doen gelden. 't Is een gebruik ons niet onbekent: Niemandt is van den voorrang onkundig die ieder Geestelyke Orde aan den Insteller van zyne Inzettingen geeft, minder, zal men zeggen, om de verdienste van den Insteller, als om het gezag in de Orde te handhaven. Indien men 'er de verscheidene Kleedingen van onze Monniken byvoegt; eenige byzondere gevoelens en zekere verborgene handelingen, die men Godsdienstiglyk in gebruik brengt, om elkander by de Godvruchtigen verdacht te maaken; en zulks wegens meerder kragt van wonderwerken en verdiensten die men den Heiligen van zyne Orde toeëigent; is dat niet genoeg om een Japanees te overtuigen, die eenige maanden in Vrankryk zyn verblyf genomen had, dat men 'er veelvuldige Sekten vind, die zich door eenige byzondere oeffeningen onderscheiden, en waar van de eene een zonderlinge Godsdienstigheit voor St. Franciscus heeft, een ander voor St. Bruno, weder een ander voor St. Dominicus enz. Niet dat men hen de hulde bewyst, die men alleen aan 't Opper-Wezen schuldig zy: Maar hy zal zeggen, dat die Heilige Mannen Camis zyn die met de zyne overeenkomst hebben. Een redelyk Christen en die wel in zynen Godsdienst onderweezen is, zou niet nalaaten den Japanees te antwoorden, dat zyn oordeel valsch is. In 't midden van de duisterheden en tegenstrydigheden die men in de Berichten van dit Ryk vind, bevinden zich twee Schryvers die ons iets naaukeurigers en klaarders hebben opgedist. De eerste volgt de Jesuiten na, aan wien men in 't algemeen dit voorrecht geeven moet, dat hunne Berichten naaukeurig de Historie der gebruiken en 's Volks Zedekunde hebben beschreven, en dat de zelve die de oprechtigheit deezer Berichten hebben willen verdacht maaken, zich genoodzaakt gevonden hebben hen uit te schryven of leugentaal te verdichten om aan hunne Nieuwe BerichtenGa naar voetnoot(a) een grooter naam te geeven. Alhoewel men omtrent twaalf Sekten ofGa naar margenoot+ Godsdiensten in Japan optelt; ‘zyn 'er nochtans drie, zegt de SchryverGa naar voetnoot(b) hier onder aangehaalt, die over alle de anderen heerschen. Deeze van Xinxi, die de eerste is, gelooft geen ander leven dan dit tegenwoordige, noch geen andere zelfstandigheit dan die de zinnen treft, te weeten de Stof. De Bonzes van deeze Sekte hebben geen gemeenschap dan met de Grooten en Edelen, en met alle die in vermaak leven en hun hart geneegen is te gelooven 't geen zy wenschen. Zy verschaffen hun redenen om de lastige pooging van het gewisse te verdooven, wanneer zy het tegendeel beveelt. De tweede Sekte is die der Xodoxins,Ga naar margenoot+ dat is, Mannen Gods of van 't Paradys. De eerlyke Lieden, en de aanzienlykste Persoonen belyden deezen Godsdienst. Deeze Sekte der Xodoxins gelooft een ander leven, en de onsterflykheit der Ziele.’ Zy bid voornamentlyk Amida aan. De Bonzes van deeze Sekte gaan dikmaals langs de straaten en wegen van Japan, en vergaderen op 't geluid van een schel het Godsdienstige Volk, aan wien zy Aflaaten uitdeelen, zingende dit slag van verrukkend gebedt, ô Welgelukzalige Amida verlost ons. In 't vervolg zullen we zien, dat dit niet dan een Geestelyke loosheit is, waar door zy de gemoederen der Gelovigen beweegen, en hen bereiden om duur te betaalen 't welk de inkomsten van hun Klooster uitmaakt. In alle de Godsdiensten worden zwakke Zielen genoeg gevonden, om te gelooven dat de Zaligheit word gekocht. Op zekere uuren van den dag luiden zy de groote klokken, om het Volk te berichten dat het de tydt van te bidden is. Op 't geluid deezer klokken knielt ieder neder en bid met opgehevene handen. Alle de Berichten getuigen, dat de Bonzes van deeze Sekte nooit verzuimen om de vrees en hoop te voeden die het denkbeeldt ver- | |
[pagina 232]
| |
wekt van de scheiding van Ziel en lichaam na een zeker getal van jaaren; daar die van Xenxi het een en 't ander uit 's Menschen hart tracht te ontwortelen. Wy zyn overtuigt dat de verdichtzelen en bedriegery der Xodoxins veele Zielen als gevangen houden: noch beter is 't, alhoewel Bayle van een ander gevoelen zy, bygelovigheden te zien aan verdichtzelen gehecht, dan Godverlochenaars die in den rang der verdichtzelen het denkbeeldt van Godsdienst stellen. Niet tegenstaande het klein getal van eerlyke lieden onder deeze laatste te vinden; aan welk een wanorde zou men niet bloot gestelt zyn, indien in de plaats der wolkenGa naar voetnoot(a) waarmede de verdichtzelen en bygelovigheden de waarheit beneevelt hebben, men hier niet dan in de dikke duisternissen van 't Ongodistendom leefde? By gebrek van waarheit laat ons voor de noodzaakelykheit der versierzelen besluiten, dat de Menschen zich dit hebben ingebeeld, en voor de grondregels van bygelovigheit die zy ingevoert hebben: Maar dit besluit vast stellende, zullen wy altoos die bygeloovigheden voor de oogen van den Lezer volgens hun waar merkteken toonen. Ga naar margenoot+ De derde Sekte is die van de Aanbidders van Xaca, en Kircherus, Foquexus noemt. Deeze Foquexus leeven in gemeenschap: een hunner voornaamste plichten is des nachts onder hen te vergaderen om gezamentlyk de gebeden van Xaca op te zeggen en lofzangen te zingen, die in een Boek van dien valschen Profeet begreepen zyn. Ga naar margenoot+ De Icoxus maaken een vierde Sekte uit. Onder een uiterlyke schyn van zedigheit, ‘verborg de Grondlegger deezer Sekte een zeer ondeugend Mensch, nochtans verkreeg hy een zodanige achting van Heiligheit, dat als hy in 't openbaar verscheen, een ieder voor hem te voet viel, om vergeevinge zyner misdaaden te verwerven. Zyne Godsdienstelingen vieren jaarlyks zyn Feest, en men komt van allerwegen toevloeien om deeze plichtpleeging by te woonen. Men verbeeld zich byzondere genaade te verwerven die het allereerst in zynen Tempel verschynen. Hier om is 't dat 'er zich 's morgens vroeg een groote meenigte Volks voor de deur vinden laat, en zoodra die geopent word, haast zich een ieder zodanig om in te dringen, dat 'er altoos iemandt door den drang verstikt word.... Zelfs zyn 'er Godsdienstelingen die zich voor den ingang van den Tempel nederleggen om door de indringers vertreeden te worden.’ Deeze Godsdienstigheit komt overeen met die der Indianen die zich met den wagen van hunnen God Eswara laaten overryden. De vyfde Sekte, die deeze der NegoresGa naar margenoot+ is, is haaren oorspronk aan een zekeren Cambadoxi, Leerling van Xaca verschuldigt. Het was een Leerling van Cambadoxi, die de zelve instelde ter eere van zyn Meester. Cambadoxi was een Bonze niet min koen dan trouwloos, een groot Toveraar, die door een gewaande kracht van zekere verborgene woorden zich waande de Menschen aan de Demons te konnen overleveren, en vervolgens hen te noodzaaken om te antwoorden op de vraagen die hy hun deed. De Bonzes die Sektarissen van deeze Cambadoxi zyn, verzeekeren dat zyne kracht hun overgegeeven is, mogelyk eigenen zy zich dit als opvolgers van hunnen Meester toe. Wanneer Cambadoxi zyn eind te naderen gevoelde, belaste hy dat men hem in een spelonk opsloot, onder voorwendzel van daar te willen rusten. Men gehoorzaamde hem; maar voor zyn sterven, voorzeide hy zynen Discipelen dat hy op een zekeren tydt weder opstaan zoude om den geenen te overtuigen die zich tegen zyne Leerstukken zouden aankanten. ‘Zyne Leerlingen, zegt de Historie, dreeven dat hy niet doodt was; maar levens zat zynde, hy zich in deeze spelonk opgesloten had, alwaar niemandt sedert zich verstouten dorst in te gaan. Men heeft ter zyner eere veele Tempels gebouwt.... Deeze Sekte word in drie Classen verdeelt. | |
[pagina 233]
| |
De eerste, die de kleinste is, bemoeit zich met den Dienst der Goden en oeffent de Plechtigheden van den Godsdienst. De andere maakt zyn Handwerk van de Wapenen te voeren, en derde van die te smeeden..... Men verhaalt veele dingen van hunne levens-wys, die vreemd genoeg zyn. Daar zyn 'er die zeggen dat zy geen Opperhoofdt hebben en geene zaaken besluiten konnen wanneer zy alle niet van 't zelfde gevoelen zyn, en alzoo dit bezwaarlyk voorvalt, weeten ze geen ander middel om hunne verschillen te beslechten, dan met den Sabel in de vuist. Het recht word 'er door de machtigste uitgesproken,’ 't was beter gezegt, dat de reden van de krachtigste, de beste is. ‘Andere zeggen met veel waarschynlykheit, dat wanneer het aan een stem ontbreekt, zy de Vergadering tot op een anderen dag verschuiven, en dus achtereenvolgelyk tot dat zy alle eens gezind zyn; andere verzekeren eindelyk, dat zy voor Opperste de twee Oudsten hunner Gemeente verkiezen en dat men in alle voorvallende zaaken hun oordeel volgen moet.... Deeze Sekte is zoo talryk dat ze in den tydt van drie of vier uuren, op 't geluid van een Klok van verre gehoort, een Leger van dertig duizend Mannen op de been brengen kan. Hierom is 't dat de Keizers genoodzaakt zyn, hun groote giften te doen, om hen altoos tot hunnen dienst gereed te hebben.... Deeze Negores krakkeelen dikmaals onderling, en alsdan.... geraaken ze ook wel handgemeen, en maaken geene zwaarigheit elkander om den hals te brengen, alhoewel zy zich ontzien een Vogel of een Mug te dooden, nademaal het hunne Wetten verbieden.’ Dit is 't 't welk men ons met een tamelyke orde bericht: Maar op een zeer verkorte wyzeGa naar voetnoot(a). Onder deeze Sekte, zegt de Schryver niets, van zekere Kluizenaars Aboribonzes genoemt, noch van de Jammabos. Wy zullen de volgende Schryver inzien, die ons mogelyk eenige naaukeuriger en nieuwer zaaken zal opdissen, ten minsten beter aan een geschakelt wegens den Godsdienst der Japaneezen. Kaëmpfer is 'tGa naar voetnoot(b) die alle de GodsdienstenGa naar margenoot+ der Japaneezen op vier vermindert, en deeze van Sinto, Budsdo, Sinto, Dejous of Kiristando zyn. Onder deeze laatste namen, geeft men ons het Christendom te verstaan: Maar 't is het geschil niet meer over deezen laatsten Godsdienst, nademaal die onder 't gansche Gebied van Japan afgeschaft is. De Japaneezen noemen hun LandtGa naar voetnoot(c) het Landt der Goden, 't welk het uitwerkzel van hunne ydelheit of van hunne bygeloovigheit kan zyn, en mogelyk ook van 't een en 't ander. De gansche Historie van Kaëmpfer bewyst, dat zy mildelyk van deeze twee gebreeken verzien zyn. Gelyk de Grieken, vergoden ze gemeenlyk hunne voornaamste uitmuntende Mannen en Helden; en als veele andere Volkeren van 't Heidendom, voornamentlyk de Romeinen, zyn zy geduurig met het vergoden bezig, zelfs die zy sterven zien. Maar wy zullen ons met deeze vergelykingen niet ophouden, die min bewyzen dat de Japaneezen deeze gebruiken en gewoontens van andere Volkeren hebben overgenomen, dan een bestendige eensgezindheit van 't bygeloof en van hoedanigheden, t'eenemaal met alle Menschen overeenkomende om hunne indrukzelen aan te neemen. Wy hebben in den aanvang van dit Hoofdtstuk bericht, dat men gelooft heeft, dat deeze Eilanders hunnen Godsdienst van de Chineezen hebben overgenomen. Kaëmpfer is 't die dit gevoelen verwerpt, en grond zichGa naar voetnoot(d) op het onderscheid van Zeeden, Taale, en zelfs van Godsdienst deezer beide Volkeren. DeGa naar margenoot+ Godsdienst der Sintos, die de oudste van Japan is, behoort, zoo hy meent, voornamentlyk den Volkeren van deezen Staat. Zeldzaam is 't dat een verstandig Reiziger dit gevoelen zoo vrymoediglyk voorstelt. Dat de Japaneezen niet dan hunne eigene | |
[pagina 234]
| |
Helden en uitmuntende Mannen van hun Landt hebben aangebeden, konnen wy niet betwisten: Maar zoo men toestaat dat andere Volkeren mede hunne byzondere Helden hebbben aangebeden, zonder 'er zelf de Chineezen van uit te zonderen, gelyk men in hun Hoofdtstuk beweezen heeft; waarom zou men dan een verscheidenheit van Godsdienst onder twee nabuurige Volkeren vinden willen, nademaal 'er geen andere is, eigentlyk gezegt, dan deeze, om die in den Dienst hunner eigene Goden te hand haven, volgens het gebruik der Chineezen zelf, alwaar ieder Geslacht zyne eigen Voorouders byzonderlyker eere bewyst? Maar behalven dat, konnen zy zich niet vergenoegt hebben de zelfde oorsprong in de Vergoding hunner Helden te volgen? Zy konnen noch in 't eerst de zelfde Persoonen vergood hebben, alhoewel in 't vervolg de nakomelingschap van de denkbeelden haarer Voorouderen heeft geschenen af te wyken. By voorbeeldt, de Grieken hebben de naamen van veele Goden der Pheniciers verandert: Het heeft den Romeinen behaagt eveneens met de Goden der Grieken te handelen. Laat ons niet verder een zoo versleeten kennis voort zetten. Kaëmpfer heeft getracht de uitgestrektheit van de zyne te toonen, laatende de Japaneezen veel verder afkomstig zyn, dan voorgaande Reizigers hebben beschreven: Maar alzoo dit gansch onverschillig tot ons onderwerp is, zullen wy hem vooreerst toestaan, dat zy van de Nakomelingschap deezer eerste Babiloniers zyn, die door verwarring der Taalen genoodzaakt wierden door andere Landen des Aardbodems zich te verspreiden. De Japaneezen eigenen zich een loffelyker oorsprong toe: Zy willen die hunne Goden verschuldigt zyn. Zy leiden die van twee verscheidene Geslachtregisters of Navolgers af. Die van de eerste regeerden in Japan geduurende een byna onnoemelyk getal van Jaaren. Deeze eerste Goden waren van een Geestelyke Zelfstandigheit, die zich nooit met de LichaamenGa naar margenoot+ vereenigden. Vyf aardsche Geesten, (te weeten van Helden) en gevolgelyk min zuiver dan deeze gansch Goddelyke Zelfstandigheden, regeerden vervolgens, en van hun is 't dat een derde Geslachtstam afdaalt, die naar hun zeggen niet minder is dan deeze laatste Voorouderen ten opzicht der zuiverheit, en van andere volmaaktheden. Zy zelf maaken deeze derde Stam uit: Zy zyn Kinderen deezer Halve-Goden of Helden. Van de zeven Goden die de eerste Stam uitmaakten, de vier laatsten trouwden, hadden Kinderen, en dit alles geschiedde op een onbegrypelyke wyze voor 's Menschen begrip. De vleeschelyke vereeniging wierd een gevolg van weetgierigheit van den laatsten Heldt van de eerste Stam, en hier om is 't dat die byzonderlyk by de Japaneezen geëert word: Ook beschouwen ze hem als een Stamvader. Hy heeft de tweede Stam voortgebragt waarvan zy zeggen ontsprooten te zyn. Maar deeze Heldt en zyn Vrouw waren zoo onkundig in de wyze om Kinderen voort te teelen, en de middelen tot dien einde werkstellig te maaken, dat 'er een Vogel vereischt wierd het hun te leeren. Zoodra als zy het geheim begreepen, bragten ze veele Zonen en Dochteren van een uitmuntender Natuur in de waereldt dan die van hunne Nakomelingen: Maar nochtans van minder staat dan de Hemelsche Geesten. Zonder ons echter door de belachelyke Tydrekening der JapaneezenGa naar voetnoot(a) afkeerig te maaken, zullen wy onderstellen dat Adam, Eva en den eersten Verzoeker in deezen verdichten oorsprong gevonden worden. De Dairi van Japan waant rechtlynig af te stammen van den eersten Zoon des Grondleggers der Japaneezen en by gevolg de waare en wettige Monarch van dit Ryk te zyn. De eerste deezer vyf Aardsche GeestenGa naar margenoot+ deed ongemeene deftige daaden terwyl hy op de Aarde leefde; na die verlaaten te hebben, openbaarde hy zich door ontelbaare wonderwerken. Niet alleen word hy van de Sintos aangebeden, maar ook by andere Sekten in eere gehouden, zelfs by de Godverlochenaars en Vrygeesten. Hy heeft overal in Japan Tempelen en Afgoden, en de Godsdienstelingen eeren hem plechtiglyker en naaukeuriger dan eenig ander God. Wat aangaat deeze waar uit de derde Stam voortquam, schoon hunne verdiensten minder zyn dan deeze der vyf Helden van de tweede Stam; de Japaneezen eigenen hun nochtans een overnatuurlyk en byna Goddelyk vermoogen toe, nevens een onbepaalt gezag. Dit alles kan byzonderlyker in 't Werk van den Dokter Kaëmpfer geleezen worden. Wy zullen noch eens de Tydrekening der | |
[pagina 235]
| |
Japaneezen gedachtig weezen, wannneer we van den Geestelyken MonarchGa naar voetnoot(a) van dit Ryk handelen zullen. Ga naar margenoot+ De GodsdienstGa naar voetnoot(b) die de Japaneezen Sinto noemen, voert mede de naam van Kamimitsi. Sin en Kami zyn naamen die wy door Afgoden vertaalen zullen: Maar zy beteekenen eigentlyk Helden, Luchtgeesten, en Halve-Goden. Deeze van dien Godsdienst hebben geen ander oogmerk dan een gelukkig leven, niet tegenstaande zy eenige kennis van de onsterflykheit der Ziele hebben, en van een staat van geluk of rampzaligheit na dit leven. Zy erkennen ook een Opper-Wezen dat in de hoogste Hemelen woont, en voegen hem eenige minder Godheden toe. Deeze laatste Goden woonen onder de Starren: Maar de Sintos aanbidden dit Opper-Wezen niet, noch zelfs de Goden van 't Firmament, zy wyzen hen geen Feestdag toeGa naar voetnoot(c), nademaal deeze Goden zich met de Menschen niet bemoeien. Volgens dit denkbeeldt, 't welk overeenkomst met dat heeft, 't geen de Epikuristen van Godt geeven willen, moeten de Sintos-gezinden zich niet eens bemoeien aan deeze Goden te denken, nochtans zweeren ze by de zelven plechtiglyk. Zy vergenoegen zich alleen zekere Goden aan te bidden die over de Elementen en over de voortbrenging der Natuur enz. heerschen. Zy beelden zich in dat de bedieningen deezer laatste Goden hen verplichtende nader by de Menschen te woonen, zy daar om beter in staat zyn 't gevoelen aan 't Menschelyk Geslacht te geeven, wegens de uitwerkzelen van hunne gramschap of goedheit. Die Goden zyn als de Stedehouders van de Provintie, die naar hunnen wil de Menschen begunstigen of verdelgen, nademaal zy zich met het gezach van den Vorst bekleed zien. De Japaneesche Sintos-gezinden beelden zich in dat de Dienst en eer die zy aan deeze Stedehouders van 't Opper Wezen bewyzen, voldoet om zich in zyne oogen zuiver en onbevlekt te vertoonen, en dat zy door hulpe deezer Goddelyke Bedienaren volgens hunne verdiensten na dit leven, vergelding genieten zullen; waar uit men nochtans besluiten kan, dat zy ten minsten averechtse oogmerken hebben, om aan dit Opper-Wezen te behaagen; waar in zy van de Epikuristen verschillen en deeze die geene paalen tusschen 't goede en quaade gedoogen, dan wat de Menschelyke Wetten behaagt hun te geeven om orde op Aarde te onderhouden. Deeze Dienst van Bedienende Goden was in de eerste tyden der Japaneezen een getuigenis des Volks erkentenis voor de Grondleggers van hunnen Staat en voor hunne Wetgevers enz.; allenks wierd die den Krygshelden medegedeelt en deeze die zich voordeelig voor hun Vaderlandt door hunne wysheit of bequaamheit in de wetenschappen hadden gemaakt. Tegenwoordig handhaaft de Dairi noch, die men als deGa naar margenoot+ Opper Priester van Japan aanmerkt, onder de voorrechten van zyn Opperpriesterschap, deeze van groote en uitmuntende Mannen in den rang der Goden te stellen, nadat hy de Verzekerbrief ontfangen en onderzocht heeft van hun leven en wonderwerken door hen gedaan. Daar na draagt de Keizer insgelyks den nieuwen God een naam op, die de uitmuntendheit van 't vergode onderwerp aantoont, en geeft orders dat men hem Tempels bouwe. Indien dit niet altoos ten kosten van den Vorst geschied, kan men zich ten minsten verzeekeren dat de Japaneesche Godvruchtelingen tot de noodige bekostiging de behulzaame handt bieden: En zoo het gebeurde dat vervolgens eenige van deeze Godvruchtelingen een gewichtig fortuin bejegende, of in zekere onderneemingen gelukkig was, of zoo men in deeze nieuwelyks geheiligde plaatsen eenig blyk van wonderwerk ontdekte, indien 'er zich eenigen geur van heiligheit in opdeed, geraakt de nieuwe God in naam, de Volkeren vloeien 'er toe, een ieder draag hem geloften op, en de Beelden, Tempels en Altaaren vermeerderen eerlang. Wy hebben van twee Ordens, van Hemelsche en Aardsche Goden gesproken: Die van deeze laatste Orde deeden in hunnen tydt ongemeene wonderwerken. Men beschouwtGa naar margenoot+ in hunne Legenden niet dan Gedrochten verdelgt, gevaarlyke voorvallen, wonderdadige verlossingen, verbaazende Reuzen verslaagen enz. De Eeuw deezer Helden of Halve-Goden verdient vergeleeken te worden by deeze van Herkules en andere Helden waar van de Grieken wonderen hebben vertelt. Met behulp van een tamelyke leezing zal men in de Historie eenige andere Eeuwen vinden, overeenkomstig met deeze van de Grieksche en Japaneesche Helden. Hoe 't ook zy, men bewaart in Japan gelyk in Europe de gedachtenis van | |
[pagina 236]
| |
de wonderwerken der Helden, geevende de naam van den Persoon of van 't bedryf aan de Steden en Gehuchten: Men bewaart 'er in de Tempels de Zwaarden, en andere beschadigende of verdedigende Wapenen deezer Goden en Halve-Goden; en deeze dingen zyn 'er noch aangemerkt als van de krachtGa naar voetnoot(a) vervult die eertyds den geenen die de zelve droegen, bezielde. Deeze Godsdienst der Sintos-gezinden word bestendig in eere gehouden wegens zyne oudheit en naauwe verbintenis die onder den zelven en de Burgerlyke gebruiken van de Monarchie gevonden word. De Japaneezen komen daarin met de Chineezen overeen: Zy staan niet lichtelyk de ingevoerde gebruiken af. Indien men by deeze achting voor de Overlevering, de voorzorge en verborgene manieren voegt, waar van deGa naar voetnoot(b) Canusis, 't welk waereldlyke Priesters zyn, zich dienen om de verborgenheden van den Godsdienst aan hunne Leerlingen te leeren, en den Eedt die zy van hun ter deezer gelegentheit afeisschen; is 't niet te verwonderen dat deeze Godsdienst noch bestendig blyft. Men zegt ons ook, dat deeze die dezelve vlytig studeeren, en deswegen als Geleerden van de Sekte konnen aangezien worden, niet dan met veel omzichtigheit den Volke van de wonderwerken hunner Helden spreeken, vooral voor den geenen die een andere Godsdinst belyden. Nochtans is 't door dit gedrag dat de Sintos-gezinden aan een veranderingGa naar margenoot+ hebben bloot gestaan, die byna ongelukkig uitgevallen was, en door de snelle voortgang van de Sekte der Budsdo veroorzaakt wierd: Maar waar toe mede de verdeeldheit der Sintos-gezinden aanleiding gaf. Dit wierd ter eener zyde door deeze verborgene achterhouding der Geleerden verwekt, die mogelyk beducht waren dat de wonderdaadige bedryven hunner Halve-Goden het onderzoek niet veelen mogten, en ten anderen door de gebrekkelykheit van de Godgeleerdheit der Sintos-gezinden, die byna niets van de natuur en de macht der Goden leerde, noch van den staat der Ziele na dit leven onderrechting gaf. Wy duchten niet te zeggen, dat aangezien de wyze hoedanig de Menschen gemaakt zyn, het vereischt word in den Godsdienst een zeker getal van onderwerpen die hunne denkbeelden opwekken, die hunne opmerking aanspooren, en teffens de nieuwsgierigheit aanprikkelen. Te meer het gestel van den Godsdienst van 't ware oogmerk afwykt, te meer geeft zich het menschelyk vernuft in 't navorschen van vreemdigheden over. Godt, indien het dus te spreeken gedoogt is, heeft gewilt dat in den Christelyken Godsdienst dat deel 't welk door zyne verborgenheden opmerkend en weetenswaardig was, tot tegengewicht zoude hebben 't geen de oeffening der plichten afeischte. Hy begeert de onderwerping en 't geloof voor 't eerste: Maar hy belooft het leven aan deeze die het tweede in acht neemen zal. 't Is het geduurig vergeeten van 't tweede 't geen ons voor de geschillen bloot stelt en de grondstellingen zoo bequaam om het Christendom een afkeerige gedaante te geeven. Deeze buitenrede leid ons van der Japaneezen zaaken af, laat ons die weder opvatten. Door middel der gebreken die wy in den Godsdienst der Sintos hebben aangemerkt, vond de Grondregel der Budsdoïsten alle gevoegelykheit die 'er vereischt wierd om in den Staat ingevoert te worden; behalven dat, bragt die alle behagelykheden van nieuwigheit met zich, waar toe alle de Menschen min of meer geneegen zyn, zelf deeze die niet lichtelyk besluiten konnen van de Overleveringen af te staan. Somtydt doen 'er zich tyden op dat zy alzoo licht als andere over te haalen zyn. Alsdan kan men zeggen dat zy deeze nieuwigheit met hunne oude denkbeelden inlyven, om 'er een gansch vreemder en gedrochtelyker zaak dan te vooren van te maaken. De invoering van 't Budsdoïsmus, of liever de vaerdigheit waar mede het op 't gemoedt der Volkeren vat kreeg, verdeelde de Sintos-gezinden. Dit veroorzaakte een Scheuring. DeezeGa naar voetnoot(c) die aan het Sintoïsmus hunner Voorvaderen bestendig bleeven, begeerden niets af te staan, zelfs niets 't geen onverschillig was. Deeze, die men als bestendige Rechtzinnigen kan aanzien, zyn nu tot een zeer klein getal vermindert: Maar de andere die men Riobus noemt, hebben getracht het Budsdoïsmus en Sintoïsmus te vereenigen. Zy staan de Amida der Budsdoïsten toe, en zeggen dat zyne Ziel de eerste hunner Aardsche Goden of Halve-Goden heeft bezielt, die zy het wezen van 't Licht en de Zon noemen. Wy zullen in 't vervolg van deeze Verhandeling zien, dat het Budsdoïsmus zich in 't geheele Sintoïsmus deezer Riobus heeft verspreid. Het blykt zelf door het verhaal van Kaëmpfer, dat veele Japaneezen in 't | |
[pagina 237]
| |
Budsdoïsmus sterven, na dat ze hun levenlang Sintos te zyn beleeden hadden. In hun sterfuur beveelen zy zich zeer Godsdienstiglyk aan de Geestelykheit van Budsdo; zy begeeren volgens het gebruik en de Godsdienstigheit deezer Sekte begraaven te zyn; zy belasten dat menGa naar voetnoot(a) de gebeden voor hunne Ziele zingt. Om den Lezer te doen begrypen, wat een Japaneesch Sintoïst is, als hy op 't einde zyns levens zich in de handen van Budsdo en van zyne Priesters stelt, moet men hem een Europeaansche Spinosist of Epikurist verbeelden, die, die geduurende een tydt van veertig jaaren zyne krachten tegen de Goddelykheit hebbende ingespannen, het besluit neemt, haar in de laatste ogenblikGa naar voetnoot(b) zyns levens te omhelzen. De ouderdom en den afkeer voor de doodt baaren in de Japaneezen de zelfde uitwerkzelen. Ga naar margenoot+ 't Geene wy hier zeggen, wederstreeft niet wat wy hier voor hebben bericht. Indien zy eenig denkbeeldt van straffe en vergelding na dit leven hebben, vernietigen zy 't door hun gedrag en door hun gestelden grondregel. Alles 't welk men by hun het krachtigste vind, is, dat de Zielen na haare scheiding met het lichaam, den weg inslaan naar een soort van Elizeesche VeldenGa naar voetnoot(c) die zy beneden den drie en dertigsten Hemel plaatsen. De vroome Zielen worden 'er aanstonds ontfangen: Maar de onvroome worden den ingang geweigert. Deeze zyn genoodzaakt langen tydt om te zwerven, om hunne misdaaden uit te wisschen. Erinneren wy ons hier de Zielen van 't aloude Heidendom; zy waren het zelfde lot onderworpen: Maar om een verschillend onderwerp. Wat de Hel aangaat; Kaëmpfer zegt ons, dat de Sintosgezinden geene andere kennen dan de straf van rondom de Elizeesche Velden te waren; als ook geen andere Duivel dan de Vos.Ga naar voetnoot(d) Men bezweert zeer ernstelyk dit dier, en veele Japaneezen zien het als de woonplaats der Zielen van booswichten na dit leven aan. De naam die de Priesters aan den Vos geeven, komt met deezen van booze Geest overeen. Ga naar margenoot+ Wat de Zedekunde van het Sintoïsmus aanbelangt; die van deeze Sekte gelooven, dat men om de zegen der Goden over hunne Zielen na dit leven, doch voornamentlyk geduurende het zelve te verwerven, arbeiden moet om de zuiverheit der Ziele te verzorgen, en zich Godsdienstiglyk onthouden moet van alles 't geen haar onzuiver maaken kan en ook 't welk het lichaam bezoedelen kan, waarneemende naaukeurig de Feesten en dagen den Goden toegewyt, en met Pelgrimaadjes naar Isie te doen. Deeze Provincie van Japan is als het Heilig-landt der Godvruchtelingen van dit Ryk, overzulks Isanagi-Mikotto en zyn Vrouw Isanami, 't welk de Adam en Eva deezer Eilanders zyn, zich aldaar geduurende hun leven onthielden. 't Is mede in deeze Provincie dat Tensio-dai-sin zyn verblyf nam, deGa naar voetnoot(e) eerste van de stam der Aardsche Goden en oudste zoone van Isanagi. Deeze die de Godvruchtigheit in den hoogsten top voeren, voegen by de vier Leerstukken van 't Sintoismus de Boetoeffening en Dooding des vleesches by. De Sintoïsten meenen de zuiverheit vanGa naar margenoot+ de Ziel te bestaan in het doen 't welk de Wet der Natuur enGa naar voetnoot(f) de reden gebied; in 't vermyden 't geen dat ze verboden heeft; in 't naaukeurig waarneemen wat de burgerlyke Wet en het gebodt van den Vorst voorschryft, verbiedende al 't geen dat tegen elkander strydig is. Maar het Sintoïsmus beveelt boven al de uitwendige zuiverheit aan zyne Sektarissen, en de Godsdienstelingen verbinden 'er zich aan met veel bekommernis; eveneens als die van andere Godsdiensten. Deeze uitwendige zuiverheit bestaat in geen bloedt aan te raaken, zich van vleesch te onthouden, en te ontzien de dooden aan te roeren. Deeze die door ongehoorzaamheit of by ongeluk verzuimig in eenige deezer Leerstukken zyn, durven de heilige plaatsen niet bezoeken, noch in de Pagoden verschynen. Het bloedt maakt iemandt zeven dagen lang besmet. Een Ambachtsman die het ongeluk heeft zich te quetzen, in een Pagode werkende en uit de wonde bloet laat, moet t'eenemaal zynen arbeidt staaken, en het is hem niet geoorloft die weder aan te vaarden. Maar zoo dit ongeval hem overkomt in een Pagode van Ten-Sio-Dai-Sin werkende, strekt zich de bezoedeling en ontheiliging over de Pagode zelfs uit. Men moet alsdan | |
[pagina 238]
| |
het Gebouw tot den grondt toe slechten. Door deeze zelfde reden zyn 'er tyden wanneer de ingang van de Pagoden en de Pelgrimaadjes aan de Vrouwen verboden zyn. Allerlei Vleesch van viervoetige Dieren, behalven roshairige wilde Beèsten, bezoedelen een Sintos-gezinde geduurende dertig dagen. Een Beest te dooden, of wanneer men het doodt, tegenwoordig te zyn, is mede een zaak die besmet. Eveneens is 't met alle de diensten aan stervende of aan dooden beweezen: waar uit men oordeelen kan, dat de aangeërfde onreinigheit door de laatste plichten die men genoodzaakt is zyne Bloedvrienden te bewyzen, zeer groot moet zyn. Deeze die Godsdienstiger dan andere willen schynen, en wiens oogmerken zoo verre gaan om zich door den Dairi te laaten onder 't getal der Heiligen stellen, doen meer dan in de voorschriften bevolen word. By voorbeeldt, zy beelden zich in, dat de onreinigheit van anderen door drie lichaams-werktuigen doordringt, te weeten, door de oogen, den mondt, en de ooren. Het aanschouwen van onreine Menschen of van hun aangezien te worden, hen te spreeken, of te hooren, zyn drie dingen die deeze eerzuchtige Godvruchtelingen bezoedelen konnen. Deeze overtollige reinigheit word in de Pagoden en zelf op de groote en gemeene wegen verbeeldt door het zinnebeedt van drie Aapen aan de voeten van Dsijso gezeten, waarvan de eene zich met zyn Poot de oogen sluit, de andere de mondt, en de derde de ooren. Ga naar margenoot+ De waarneeming van Feesten en dagen den Goden toegewyt, is het derde Hoofdtstuk van het Sintoismus. Aldan moeten de Godsdienstigen de Pagoden bezoeken, byaldien zy in geen staat van onrynigheit zyn, of dat de Ziel door driften niet ontrust worde. De waare Gelovigen van 't Sintoïsmus gelooven dat men zich voor de Goden niet vertoonen moet, wanneer men zyne gedachten gaan laat over eenig ongeval, of dat een te krachtig denken ons aan eenig voorleden geluk verbind. Zy beelden zich in dat deeze gedachten de Wezens beleedigen, die niet willen in hunne volkome gelukzaligheit door onderwerpen van quelling en verdriet ontrust worden. De gemeene Godsdienstelingen zyn zoo angstvallig niet. Zie hier hoe zy zich in hunne Godsdienstigheit te gedraagen hebben: Voor dat zy zich den Goden vertoonen, zelf voor dat zy naar den TempelGa naar voetnoot(a) gaan, moet zich de Geloovige reinigen en wasschen: Vervolgens kleed hy zich zindelyk en hy moet vooral de Kamisiino niet vergeeten, 't welk een Kleedt van plechtigheit is, zonder twyffel voor iet wezentlyks in den Geestelyken Dienst gehouden. Men begeeft zich naar den Tempel met een deftig en gemaakt gelaat. Aan de voorplaats van den Tempel gekomen, vind men 'er een Waterbak vol water, waarin men de handen wascht. Na deeze afwassching, begeeft zich den Godvruchteling, met neergeslagene oogen en een bedrukt wezen, naar den Tempel. Hy vertoont 'er zich voor een venster waar in een spiegel is. Deeze Spiegel is het zinnebeeldt van de Godheit; het verledene, tegenwoordige en toekomende verbeeld zich aldan aan de Godheit als in een spiegel. De Godheit ziet 't welk in 't hart der geenen omgaat die haar in haare Tempels komen aan te bidden. Zy doorgrond alle hunne gedachten. Dusdanig is de verklaaring die de Japaneezen van den Spiegel geeven. Voor dit Venster is 't dat de Geloovige zich neder knielt, met het aangezicht ter aarde. Daarna eenigen tydt in deezen staat zich gehouden hebbende, recht by het hoofdt wederop, en ziet met veel ootmoedigheit naar den Spiegel, doende voor de Goden zyn Gebedt. Vervolgens werpt hy eenige stukken Gelds door een traliewerk in de Pagode of in een naby staande Armbus. Dit is de Offerhande voor de Goden, of een Aalmoes voor de Priesters. Na deeze Offerhande luid men driewerf een Klok ter liefde der Goden, die, zoo zy gelooven, groot vermaak in dit geluid neemen. Dus is men genoodzaakt zich in 't bezoeken der Pagoden te gedraagen. De Godvruchteling is niet verzelt met ingestelde Gebeden, noch onderwys, nochGa naar voetnoot(b) Paternosters, noch vastgestelde plechtigheden, en die geduurig eeveneens op zekere dagen en in zekere Jaargetyden weder komen. Een ieder pleegt zyne aandacht en bid zyne Goden volgens zyn behaagen: Maar de naaugezette Godvruchtelingen onthouden zich de Goden te bidden, ‘overzulks, zeggen ze, dat deeze Wezens die onsterflyk zyn, de grondt van onze gedachten en begeertens kennen. De Bedevaarten of Pelgrimaadjes zyn hetGa naar margenoot+ vierde voornaame lidt van de Grondregelen van den Godsdienst van Sinto.Ga naar voetnoot(c) Kaëmpfer maakt van driederlei Pelgrimaadjes | |
[pagina 239]
| |
gewag, waar van, eigentlyk gezegt, die naar Isie geschied, de eenigste is die voornamentlyk in 't Sintoïsmus zy, Wy verschuiven de anderen naar het Hoofdtstuk der Feesten en Bedevaarten. De Pelgrimaadje van Isie word SangaGa naar voetnoot(a) genoemt. Onnoodig is 't hier weder de Godsdienstigheit der Sintos voor Tensio-Dai-Sin te herhaalen, en de achting die zy voor de Provincie hebben alwaar hy gebooren is. De Tempel van Isie voert de naam van Dai-Singu, dat is, de Tempel van den grooten God. Dit Gebouw is van hout en met stroo gedekt; men draagt zorg het in deeze eenvoudigheit te onderhouden, 't welk den Japaneezen de armoede hunner Voorouderen te kennen geeft, voornamentlyk deezer die de eerste gronden van 't Ryk hebben gelegt. Men ziet in den Tempel niet dan een wel gepolyste kopere Spiegel, en aan de muuren wit Papier, op de wyze der Chineezen gesneeden. Dit wit Papier is het zinnebeeldt van armoede die de God in den geenen begeert die hem hunne hulde bewyzen: Ook is 't dat van de Heiligheit der plaatse. De Tempel is van een honderttal Kapellen omringt ter eere van minder Goden gebouwt. Zy hebben niet min dan de gedaante van Tempels, want voor 't overige zyn ze zoo laag, dat 'er naaulyks een Man overend in kan staan. Nochtans word ieder Kapel door een Priester bedient. Naby de Dai-Singu en de Kapellen is een Volks Orde ingestelt, die de naam van Bedienaren en Boden Gods voeren. Deeze Menschen herbergen de Pelgrims. Ga naar margenoot+ De gelovige Sintoïst moet eens in 't jaar de Sanga doen: of ten minsten moet men zich eens geduurende zyn leven van deezen plicht quyten. 't Is niet alleen een plicht van Godsdienst, maar ook van genegenheit voor zyn Vaderlandt, en van ontzag wegens een God die de Vader van alle de Japaneezen is. Dus moet dan niemandt de Sanga verwaarloozen. Aan deeze Godsdienstplicht vinden zich de voordeelen en voorrechten verknocht die den Gelovige moeten het hart raaken; te weeten de vergeeving van zyne zonden; verzeekering van zyne Zaligheit na dit leven; tydelyke zegeningen voor hen die zich niet ophouden dan met tastbaare goederen, indien het dus te spreeken geoorloft zy. De Priesters doen een ieder Godvruchtig Pelgrim een geschenk van een Ofaray, dat een soort van verzekerschrift is of quytschelding, 't welk den Pelgrim volmacht geeft zich voor de Goden te vertoonen. Deeze die door ouderdom, zwakheit of andere hindernissen niet vermogende zyn zelf de Sanga te doen, moeten zich ten minsten van deeze Ofaray van Isie verzien. Hoe noodzaakelyk deeze PelgrimaadjeGa naar margenoot+ zy, om de achting van een eerlyk Man en yverig Landsgenoot te verkrygen, echter zyn 'er veel, zelfs van de Sintos die geen voorwendzels ontbreeken om het te ontgaan. Veele Japaneezen vergenoegen zich met de jaarlykse Aflaaten der Priesteren van de plaats alwaar zy woonen, en zoo zy niet tegenstaande eenige ongerustheit in hun gewisse gevoelen, trachten zy die met behulp der Ofarais van Isie te stillen. De verkryging valt 'er niet zeer moeielyk van, nademaal 'er jaarlyks een genoegzaame meenigte van in alle de Provinciën van 't Ryk worden verspreid. Behalven dat de Sanga door gevolmagtigde kan geschieden; zoo is 't ook dat zulks de groote Heeren van Japan en Cynsbaare Koningen van den Monarch doen. De Keizer quyt zich van zynen plichtGa naar margenoot+ door een Afgezant die hy jaarlyks naar de Pagode van Isie zend. Wat aangaat deeze die de Pelgrimaadje in persoon verrichten, de min vermogenste gaan te voet, en 't gemeene volkje beedelt langs den weg. Zy hebben gemeenelyk een Pelgrims staf in de handt, en een waterpul aan den gordel, die hen dient om uit te drinken, en de liefdegiften daar in te ontfangen die men hun geeft. Deeze Pelgrims draagen hoeden van riet gevlochten. De randen van deeze hoeden, die ongemeen breed zyn, dienen hun om 'er hunne naamen, geboorte of woonplaats op te schryven, ingevalle zy te sterven quamen, of dat hen eenig ander ongeval overquam, men deeze Pelgrims kennen zou, en hen den geenen te laaten toekomen aan wien zy toebehoorden. De Godvruchtelingen die van de Beevaart wederkomen, draagen op hunne gewoone kleederen een kort wit kleedt zonder mouwen, voor en achter met hunnen naam gestikt. Zoodra men zich om de Sanga op reisGa naar margenoot+ begeeft, hangen die in 't huis van de Pelgrims blyven, aan den ingang een koord waar om men wit papier gewonden heeft. Dit papier dient om van het huis den geenen af te keeren die wezentlyk in de Ima zyn. Ima beteekent de hoogste graadt van onreinigheit die men deelachtig worden | |
[pagina 240]
| |
kan. Indien by ongeval iemandt die in de Ima is, te raade word in 't Huis van den Pelgrim te gaan, word deeze in gevaar gestelt van verdrietige toevallen, en quaade droomen onderworpen te zyn. De lichtgeloovige Godvruchtelingen verzeekeren, dat dit alles door de ervaarenheit bevestigt word. Diergelyke merktekenen vind menGa naar margenoot+ aan den Ingang der Pagoden. Maar deeze voorzorgen voldoen noch niet, om een gelukkigen uitslag voor de Godsdienstigheit van den Pelgrim te geeven: Hy moet zelf geduurende zyne reize in de naaukeurigste reinigheit leeven. Hy moet met alle omzichtigheit allerlei onkuisheit vlieden, en zich zelfs van Huwelyks-plichten onthouden. De Goden worden nochtans niet beleedigt door zich met deeze zoo natuurlyke en noodige plichten bezig te houden; maar het zoude te duchten wezen, zich van deeze plichten quytende, dat de Godvruchteling zich in dien tydt met de heiligheit van de Sanga bezig hield: alsdan zoude het gebeuren konnen, dat de gedachten t'eenemaal vleeschelyk zynde, de Geestelyke uitblusten; behalven dat zoude zich mede een onreine en vreemde vermenging van 't een met het andere opdoen. De Priesters en Sintoïste Monniken brengen voor hunne Gelovigen verscheiden droevige voorbeelden der geenen by, die de wettige plichten van 't Huwelyk niet hebbende konnen wederstaan, teffens ook niet hebben konnen ontgaan de Godsdienstigheit van de Sanga te ontheiligen. De Pelgrim te Isie gekomen zynde, meld zich den Priester aan, die hem aanbevoolen is, of die hy noodig te verkiezen oordeelt om zyn Bestierder te zyn, en hy neemt zyn verblyf by hem zoo lang hy zich te Isie onthoud, betaalende aan hem de aalmoezen die hy verzamelt heeft, wanneer hy zelf geene middelen heeft om hem teGa naar margenoot+ voldoen. Deeze Priester geleid hem naar de Pagoden, of hy laat hem door iemandt van zyne Bedienaars geleiden. Men toont hem met eerbiedigheit de Pagoden en de Goden waar aan zy toegewyt zyn; men noemt hem alle deeze Goden. De Godvruchtigsten beginnen hunne Godsdienstigheit by de twee naaste Tempels van Fongu, (dus word de Tempel van Tensio-Dai-Sin genoemt) en bezoeken onderweeg de kleine KapellenGa naar voetnoot(a), die deeze Tempels omringen. Na dat ze de twee Tempels en de Kapellen bezocht hebben, begeeven zy zich naar een Spelonk die men het Landt of het Gewest der Hemelen heeft genoemt, nademaal Tensio-Dai-Sin in deeze Spelonk geweeken zynde, door zyn afweezen de Zon en Starren van haar licht beroofde, waar door de duisternis zich over het Geheelal verspreidde, om te toonen, dat hy alleen het Opper-Wezen en de oorsprong des lichts is. Daar is naby deeze Spelonk een Kapel, waar in men een Cami, gezeten op een Koe, ziet. De naam die de Japaneezen aan Cami geeven, beteekent de Verbeelding, of liever het zinnebeeldt van de Zon. De Pelgrim oeffent zyne Godsdienstigheit in deeze Kapel, na die mede in de Spelonk van Tensio-Dai-Sin aflgelegt te hebben. Deeze Godsdienstigheit eindigt door de Aalmoezen die de Godvruchteling den Priesters van deeze Heilige Plaats offert. Daar na geleid men hem in den Tempel van Tensio-Dai-Sin, en aan deezen God is 't dat de Pelgrim alle de geheimen van zyn hart ontwind. Alles 't geen vooraf gegaan is, word wel verdienstelyk geacht: Maar 't is nochtans niet dan het voorafgaande van de waare Godvruchtigheit die men aan Tensio-Dai-Sin verschuldigt is, het Beeldt van 't Opper-Wezen; maar omzwachtelt door de verdichtzelen die de Priesters uit zyne Legenden getrokken hebben. Eindelyk, wanneer de GodvruchtelingGa naar margenoot+ weder op zyn vertrek staat, geeft de Priester hem het geschenk van den Ofaray. Wy hebben 'er reeds gewag van gemaakt: maar zonder die te beschryven. De Ofaray is een dunne houte Doos, byna vierkant, doch langer dan breed. Deeze Doos is vol kleine houtjes, waar onder eenige in wit Papier omwonden zyn, het zinnebeeldt van de reinigheit des harten, gelyk we reeds gezegt hebben. Men leest op de eene zyde van de Doos deeze twee woorden, Dai-Singu, met groote letteren geschreeven, en op de andere des Priesters naam, nevens den toenaam of bygevoegden naam van Taiju, 't welk Bode Gods beteekent. De Pelgrim, deeze kleine schat met alle mogelyke eerbiedigheit ontfangen hebbende, maakt die gemeenlyk onder den rand van zyn Hoedt vast, zoo dat de Ofaray recht onder zyn Voorhoofdt komt. Aan de andere zyde van den rand maakt hy een andere Doos of een weinig Stroo vast, om eenigzins het tegengewicht van de Ofaray te hebben. En de Priesters die de zelve geeven, en de Godsdienstelingen die ze ontfangen, eigenen de zelve ongemeene krachten toe: Maar met verschillende oog- | |
[pagina 241]
| |
merken. Hoe 't ook zy, deeze krachten zyn niet langer dan een jaar van duur. Men bewaart nochtans deeze Ofarai, en om te toonen welk een achting men noch voor de zelve heeft, plaatst men die op een kasje in 't voornaamste Vertrek van zyn Huis. Somtyds zet men die boven de Straatdeur, onder een klein luiffeltje daar toe gemaakt. Men verbergt in eenigen hollen Boom de Ofarais der dooden, en deeze die men langsden weg vind. Hier zouden we moeten gewag maaken van den handel die de Priesters van deeze Ofarais doen, voornamentlyk op den eersten dag van 't jaar, 't welk de plechtiglykste dag der Japaneezen is. De Priesters weeten zeer wel hun voordeel in de goede gesteldheden te vinden, waarin men zich op een zoo merkwaardigen dag bevind. Ga naar margenoot+ Wy konnen dit lang Hoofdtstuk noch niet eindigen, zonder den Lezer te berichten, hoe zy het denkbeeldt uitdrukken 't welk ze van den oorsprong der Natuur hebben. ‘In den aanvang van den opkomst aller dingen was 'er een Cahos of Beyert zweevende, gelyk de Visschen in 't Water zwemmen.... Uit deezen Cahos quam iet als een DoornGa naar voetnoot(a) voort. Deeze Doorn, die van beweeging en verandering ontfangbaar was, wierd een Ziel of Geest.’ In deeze ongerymtheit ontdekt men nochtans iet van 't oorspronkelyke, dat alle Volkeren op een byna overeenkomende wyze hebben nagevolgt. Hoe 't ook zy, dit stuk van een Leerregel is het uitterste of laatste Hoofdtstuk van hunne Godgeleerdheit, en 't geen zy het meest verborgen houden. Ga naar margenoot+ De Sekte of Godsdienst van Budsdo is uit de Indiën in Japan overgekomen. Wy hebben iets van den voortgang gezegt die deeze nieuwe Godsdienst deed, en van de scheuring die onder de Sintos veroorzaakt wierd, waar van een gedeelte zich strengelyk aan 't Sintoïsmus hield, en 't andere toegeevender het geheim vond zich met de gevoelens der Budsdoïsten en de Leer der Sintoïsten te vereenigen. Men bericht ons dat Budsdo naar de letter genomen, de weg der vreemde Afgoden beteekenen wilGa naar voetnoot(b), te weeten, de wyze van hun aan te bidden. Blykbaar is 't dat de Grondlegger van deeze Sekte de zelfde als Budhu, Siaca, of Xequia, Sommonacodom enz. zy. De Japaneezen zeggen hem oorspronkelyk uit het Landt te zyn, alwaar hy onder den naam van Budhu en Sommonacodom aangebeden word, en laaten hem gebooren worden onder de regeering van een Keizer van China, die omtrent duizend jaaren voor J. Christus leefde. Zonder ons hier met den waaren naam van dien Grondlegger van 't Budsdoïsmus te belemmeren, noch of hy de zelfde als deeze is waar van wy gesproken hebben, zoo zullen wy hem geduurig Siaka noemen, om met Kaëmpfer daar in overeen te komen. De Lezer zal hier een herhaaling vinden; maar de zelve is noodzaakelyk om den staat deezer Sekte in Japan, bloot te leggen. Siaka was de Zoon van een Ceylons KoningGa naar margenoot+Ga naar voetnoot(c). Negentien jaaren oud geworden, verliet hy de grootsheit der waereldt met zyne Vrouw en eenigste Zoon, om een Leerling van een beruchten Kluizenaar te worden. Onder een zodanigen Meester, maakte hy een groote vordering in de Beschouwing, en om zich te beter van de zinnen te ontlasten, onderworp hy zich aan een gestalte, die, volgens de Sektarissen van Siaka, de Geest in een zoo diepe overdenking stelt, dat die zich, om zoo te zeggen, in zich zelve insluit, en zich in zyne denkingen als in elkander kronkelt. Men moet zich dus uitdrukken, om te krachtiger uitdrukking van deeze verrukkingen te konnen geeven. Zie van hoedanig een gestalte dit was. Siaka zat met de beenen kruislings onder zich, de handen over elkander in zyn borst hebbende, zodanig dat de twee duimen zich door beide de vingertoppen raakten. De Lezer zou een ongemakkelyker gestalte verwacht hebben. Nochtans is 't in een zodanigen staat en gestalte, dat de Goddelyke Waarheit zich aan deeze Buitensporeling openbaarde; dat hy in de geheimste verborgenheden van den Godsdienst doordrong; dat hy de bestaanlykheit der Hemelen en Helle ontdekte; dat hy de staat der Zielen na dit leven begreep, en alle haare verwandelingen, toekomende straffe en vergeldingen, het vermogen der Goden en hunne Voorzienigheit enz. Hy bouwde het gestel van zyne Leere op deeze openbaring, en het was deeze Leer, die | |
[pagina 242]
| |
die hy vervolgens aan zyne Leerlingen leerde; waar van hier d'omstandigheit volgt. Ga naar margenoot+ De Zielen van Menschen en Beesten zyn beide onsterflyk en van een zelfde Zelfstandigheit. Al hunne onderscheiding bestaat in 't Lichaam 't welk zy bezitten. Wanneer de Zielen uit een menschelyk Lichaam verhuizen, gaan zy over in een gelukkig of ongelukkig verblyf, om 'er vergelding te genieten of gestraft te worden, na dat zy zich in dit Lichaam gedragen hebben. Dit gelukkig verblyf word met een naam genoemt, die de Plaats van eeuwig vermaak beteekent. Alhoewel 'er verscheiden trappen van vermaak in dit Paradys zyn, en dat men 'er geene vergelding geniet dan naar maate van zyne verdienste, is 'er een ieder zoo vergenoegt, dat zy zich gelukkiger dan hunne gebuuren achten, en niets anders wenschen dan eeuwiglyk de gelukzaligheit te bezitten die men geniet. Amida regeert in dit Paradys. Hy is de Beschermer der menschelyke Zielen; de Vader en God van deezen die de vermaakelykheden van dit Paradys deelachtig worden; de Middelaar en Verloffer der Menschen. Door zyne tusschensprake is 't dat de Menschen van hunne zonden ontslagen worden, en dat zy zich de eeuwige gelukzaligheit waardig maaken. Als een oprecht eerlyk Man te leven, niets te doen dat tegen de beveelen van Siaka stryd, dit zyn twee wezentlyke deelen om zich by Amida aangenaam te maaken. Deeze Geboden van Siaka bestaan in vyf Hoofdtstukken by de Siammers en hunne Gebuurvolkeren aangenomen. In 't vervolg wierden deeze vyf Geboden in tien deelen gedeelt om 'er te beter den zin van te ontwinden; of liever om 'er te beter de oeffening de voorwerpen van uit te breiden, 't welk Siaka niet had beoogt. Andere noch fynder, voegden nader afdeelingen aan 't eerste, en men werkte zoo veel uit, dat de tien Hoofdtstukken tot vyf hondert vermeerderden. Dus is 't dat by Volkeren van bequaamheit om naaukeuriger de plichten der Zedekunde uit te voeren en zich veel beter te onderwyzen, dan de Japaneezen, van alles 't welk noodig was, de fynigheit dikmaals de eenvoudigste wetenschappen verduisterd heeft, en dit is geschied met behulp van Uitleggingen, Uitbreidingen, en Veklaringen. Daar uit zyn Zintwistingen gesproten, die nooit hebben opgehouden. Maar laat ons een zoo tedere Stoffe ongerept laaten: Zekerder is 't niet dan van de Japaneezen te spreeken. De oeffening der vyf hondert Hoofdtstukken is te zeer uitgebreid om niet moeielyk te zyn. Weinig Menschen zyn in staat alle de beproevingen door te loopen die zy den Godvruchtigen voorschryven. Men moet na de hoogste trap van Heiligheit haaken, om te konnen met bestendigheit tot de uitvoering besluiten, en om de bestendigheit van de tuchtiging te ondersteunen die zy willen dat stantgrype, en de dooding des Lichaams waar aan zy de gelovigen van de Sekte onderwerpen. Eveneens gelyk 'er trappen van vermaakGa naar margenoot+ in 't Paradys zyn, zyn 'er ook trappen van straffen in de Helle. Jemma is de Rechter der Boosdoenders, en die het bestier in dit elendig verblyf heeft. Hy ziet in een Spiegel alle de verborgenste bedryven der Menschen: Maar alhoewel hy van een byna onverbiddelyke straf heit zy, zoo de Priesters de tusschenspraak van Amida voor den Misdadigen afsmeeken, en zoo de Bloedvrienden van den Overledene door Offerhanden tot verhooring der gebeden medewerken, hunne Amida houd zoo yverig aan by deezen strengen Rechter, dat hy de straf van den misdadige verzacht, en hem dikmaals zelf weder in de waereldt te rug zend, voor dat de tydt van 't vonnis verstreeken zy. Na dat de Zielen haare misdaaden in deGa naar margenoot+ Helle door de straf door Jemma haar opgelegt, geboet hebben, keeren ze weder naar de waereldt, om 'er de lichaamen van onreine Dieren te bezielen, overeenkomende met de quaade genegentheden die zy hebben uitgevoert toen zy de menschelyke lichaamen bezielden. By voorbeeldt, de eene bezielt het lichaam van een Padde en de ander van een Slang enz. Uit deeze onreine Dieren gaan zy over in andere die min verachtelyk zyn: Ongevoelbaar komen ze weder in de lichaamen der Menschen, en indien zy 'er zich niet beter dan te vooren in gedraagen, stellen zy zich na het sterven van haar lichaam voor nieuwe elenden bloot. Na de doodt van Siaka, verzamelden twee van zyne voornaamste Leerlingen zyne Gedenkspreuken en alles wat zy met zyne handt op Boombladeren geschreven vonden. Zy maakten 'er een eenig Boek van, 't welk de Japaneezen by uitneementheit Kio, dat is, het Boek, noemen. Ook noemt men het Fokekio, dat het Boek van uitmuntende Bloemen beteekent. De beide t' zaamenstelders der Schriften van Siaka zyn met de Vergoding vereert. Men ziet hen gemeenlyk in de Tempels van hun Meester, de eene ter rechter en de andere ter linker zyde geplaatst. Volgens de onderstelling van der Japaneezen Tydrekening met de onze vergeleeken, wierd de Leer van Siaka in 't jaar 63. van | |
[pagina 243]
| |
Ga naar margenoot+ J. Christus in Japan overgebragt. Deeze die dezelve invoerde verkreeg eerlang verlof een Pagode voor Siaka te bouwen. Indien het Budsdoïsmus voordeelige geschiktheden in het Sintoïsmus vond, en zich bevoordeelde uit de geschillen die in een Godsdienst begonnen te ontstaan die van zyn aloude eenvoudigheit ontaard was, ontmoete men ter andere zyde groote wederstreevingen in de Leere van Confutius. Zyne Wysgeerte was reeds zoo verre in Japan ingevoert, dat ze in staat was langen tydt den grondt aan 't Budsdoïsmus te betwisten, 't welk niet dan voet voor voet vorderen kon. Men merkt de grootste voortgang van dit laatste omtrent den jaare 518. na J. Christus geschied te zyn. Het was toen dat een zekeren Darma uit Indiën in Japan quam, met zulke hoedanigheden begaaft, bequaam om het Volk te verleiden, en om hun de oprechtigheit van zyne Bezending dits te maaken. Het aanzien 't welk hy zich door zyne gewaande heiligheit verworf, zyn streng leven, de kracht van zyne Godsdienstigheit en zyne geduurige neiging tot de betrachting, was zodanig, dat hy eens zyne oogleden afsneed, vermits hy het ongeluk gehad hadde in 't krachtigste van zyne beschouwing te slaapen, 't welk hem eerlang een meenigte van verwonderaars tot zich trok. Hy bevestigde door deeze blykbaare deugdt alles 't welk het Budsdoïsmus wegens den Dienst der Afgoden en de onsterflykheit der Ziele enz. leerde. Deeze zoo bedriegelyke merktekenen voldeeden noch niet ter invoering van deeze Leer. Daar wierden ook wonderwerken vereischt. Een Beeldt van Amida werd wonderdaadig vanGa naar voetnoot(a) Fakusay in een Provintie van Japan overgebragt, en vertoonde zich t'eenemaal met straalen bekroont. Men bouwde het een Tempel, die nu noch een der beruchtste van 't Ryk is. Amida wierd 'er door zyne mirakelen geviert. Ga naar margenoot+ Eenige tydt daar na deed zich een nieuwe Bezendeling van 't Budsdoismus op. Dit was Sotoktai. Zyne geboorte ging met voorafgaande wonderwerken verzelt. Een stem, die zich voor de Moeder van dien valschen Profeet in haaren slaap hooren liet, verkondigde dat hy moest gebooren (of liever herbooren) worden, om den Landaart te onderwyzen. Sotoktai wierd in dat zelfde oogenblik ontfangen. Hy sprak op de agtste maandt van zyn Moeders zwangergaan. Wy laaten de andere wonderen van zyn leven ongerept. Men zou zeggen dat deeze eerste omstandigheden uit het leven van J. Christus of van Johannes den Dooper zynen Voorloper, afgeschreeven zyn geweest. Deeze Sotoktai was maar vier jaaren oud, toen hy wonderdaadig de Reliquiën van Siaka ontfing. Een Bezendeling van deeze aangelegenheit breide gelukkiglyk de Leer van zynen Meester uit: De Priesters en Monniken, Sektarissen van Siaka quamen van allerwegen in Japan. Men zag 'er de Afgoden en hunne Beeldhouwers, de Pagoden, en Godvruchtige uitvindingen zich vermeerderen ter verheerelyking van dit bygeloof. De Japaneesche Tydreekening, die Kaëmpfer uit het Boek van een Japanees getrokken heeft, brengt wonderwerken voort die de Goden van 't Budsdoïsmus van tydt tot tydt hebben uitgewerkt, om den yver hunner Godvruchtigen te voeden. Wy moeten ook niet de verschyningen der Goden zelf overslaan, die in deeze Tydbeschryving te vinden zyn. Men geeft voor, dat de Godsdienst vanGa naar margenoot+ Siuto veeleer een soort van Atheismus dan een Godsdienst is. Siuto, zegt Kaëmpfer, wil de leerwys der Philosofen beteekenen. Deeze die van deeze Sekte zyn, oeffenen geen Geestelyken Dienst. De inwendige vergenoeging, die de deugdt den geenen byzet die haar om haar zelven volgen, is, volgens hun gevoelen, de hoogste trap van 's Menschen volmaaktheit en de verhevenste gelukzaligheit. Wy zyn verplicht deugdzaam te zyn, nademaal wy redelyk en redenmachtig gebooren zyn. De deugdt alleen onderscheid ons van 't redenlooze: Maar met deeze schoone grondregels willenze noch straffe, noch vergelding na dit leven erkennen. Kaëmpfer meentGa naar voetnoot(b) dat Confutius als de Grondlegger van deeze Sekte aangemerkt zy, die byna eveneens is als die der Lettergeleerden van China. De deelen die de Leer van Siuto behelst, bestaan in deugdzaam te leeven, een ieder recht te doen, beleefdt en wel gemaniert te zyn, de Staat wel te bestieren, zorg te draagen dat men een rein harte en onbesmet gewisse heeft. Men ziet genoegzaam dat de Siutos met de Chineezen, Sektarissen van Confutins niet verschillen. Zy verwerpen de Zielverhuizing; maar zy gelooven dat de Ziel der Waereldt, te weeten, een algemeene Geest, zich door alle de deelen van 't Heelal verspreid, die hen bezielt, die hen doordringt, ontfangt, of om beter te zeggen, alle de Zielen der levendige | |
[pagina 244]
| |
Wezens tot zich trekt, byna eveneens gelyk de Zee de wateren der vloeden en revieren ontfangt. Deeze algemeene Ziel, zend de byzondere Zielen in de lichaamen waarin zy noodig geoordeelt heeft haar te bepaalen. Vervolgens komt dit ook op een soort van Zielverhuizing uit: Maar het is te vermoeden, dat deeze Wysgeeren het Opperwezen, de eerste Beweeger van de stof, waar van zy niet dan verwarde en onvolmaakte denkbeelden hebben, de Ziel der Waereldt noemen. Dit Wezen doet met alle de Zielen al wat haar behaagt: het verzend haar en trekt haar weder te rug,Ga naar margenoot+ wanneer het hem behaagt. De verstandigste onder deeze Siutos staan een geestelyke Kundigheit toe, die geen veroorzaaker van de Natuur is; maar die haar alleen bestiert. Zy gelooven de eeuwigheit der Waereldt, en dat alles door de Hoofdstoffen volgens de Leer der Chineezen is voortgebragt. Wy hebben gezegt dat deeze Siutos geen Geestelyken Dienst hebben; ook hebben zy geen Feesten noch Tempels: Maar zy gedragen zich naar de gebruiken van den Godsdienst in 't Ryk aangenomen, mogelyk om zich in den Staat door een al te openbaare ongodsdienstigheit niet verdacht te maaken. Wy willen ons niet van 't woordt Atheismus bedienen, nademaal, niet tegenstaande de ongerymtheit die men in de gronden deezer Siutos ontdekt, en de tegenstrydigheden die men 'er in vind, het niet blykt dat zy verdienen in allen opzichten de haatelyke naam van Godverlochenaars te draagen. Dit Ongeloof, is, om zoo te zeggen, zoo strydig met de waardigheit van den Mensch en met het licht der Reden, dat 'er geen Mensch gevonden word wiens hart den mondt niet wederspreekt, welk een kracht die aan zyne bewyzen tracht te geeven. Menschen zoo verbonden aan de plichten der Zedekunde, zouden zy zonder bepaaling Godverlochenaars genoemt worden? Zy gaan zoo ver niet als hunne leerstukken. Maar dit alles zy in 't voorbygaan gezegt: het zoude te duchten zyn dat het gebrek van genoegzaam bewys een lucht van Redenrykers styl gaf aan alles 't welk wy voor hunne rekening zeggen, en boven dien het ons niet toekomt hier over de bestaanlykheit van een onstoffelyk Opper-Wezen te leeraaren, zonder medebestaanlykheit van andere onafhankelyke Wezens, en een Schepper der Waereldt, waar van de duuring is bepaalt en afhankelyk van dit Wezen; welke drie Hoofdpunten in 't algemeen door alle de Sekten der Indiën worden betwist. Ga naar margenoot+ Zie hier dan 't welk deeze Siutos in acht neemen. Zy eeren hunne Voorouders zodanig als de Chineesche Lettergeleerden: Maar zy eerbiedigen de Goden van 't Landt, door Staatkunde, gelyk wy gezegt hebben. En alzoo de naaukeurige oeffening van de deugdt, de oprechtigheit van het gewisse, en de natuurlyke plichten alles het wezentlyke van hunne Zedekunde uitmaaken, en dat deeze zoo schoone gronden het Christendom schynen naby te komen; na de vernietiging van 't Christendom, belastte men den Siutos zich te plaatsen, ten minsten uiterlyk, onder de Baniere van Afgodery, en dat een ieder een Huisgod oprechtte, nevens een Vaas met Bloemen gevult, en Reukwerk voor den zelven, volgens 's Landswyze. Het Christendom had de huichelaary wederstaan: Maar het geschiedde dus onder de Sekte der Siutos niet. Zy gehoorzaamden de beveelen van den Vorst. De Siutos, zegt Kaëmpfer, verkiezen gemeenlyk Zuanwon of Amida voor hun God. Deeze Huisgoden, die, volgens 't gebruik der Japaneezen, en van verscheiden andere Volkeren achter den haart geplaatst zyn, komen zeer wel met de Lares der Aloude Heidenen overeen. Men ziet mede in alle de Schoolen der Siutos het Afbeeldzel van Confutius. De verwoesting van 't Christendom heeft zoo veel 't verval van de Sekte van Siuto veroorzaakt, dat men nu naaulyks de Boeken van hunne voornaamste Philosofen leezen durft. 't Is niet alleen een gewaande overeenkomst met het Christendom 't welk zyne misdaadt uitmaakt; maar 't is het gebruik van de Reden die in hunne Leeringen word onderweezen, deeze Reden die hen de dwaasheit der ingevoerde stellingen te kennen geeft, en ook de bedriegery der Priesteren vertoont; dit heeft de Sekte haatelyk en strafwaardig gemaakt. In byna alle de Waerelds Gewesten is een geduurige oorlog tusschen de Reden en den Godsdienst der Priesteren verklaart. Het quaadt is zoo veroudert dat het ongeneesbaar geworden is. Kaëmpfer verhaalt deGa naar margenoot+ Historie van een Prins en die den Japaneezen Cynsbaar was, die in zyne Staaten de Leer van Confutius willende doen herleeven, noodigde alle de bequaamste Mannen die hy vinden kon om zich onder zyn gebiedt te stellen. Zyn oogmerk was de reden zyner Onderdanen te beschaaven en van de gebreken te ontwinden. Deeze reden dus ontwonden, ontdekte de misbruiken en valschheden. Het Bygeloof waggelde, en de aanhangeren gevoelden hunne inkomsten te verminderen. De Prins wierd by den Keizer deswegen beschuldigt: Om zyn leven te redden wierd hy genoodzaakt zyn Bestier | |
[pagina 245]
| |
in hande van zyn Zoon af te staan. Zou men dan eenige Staaten geen dank moeten weeten, verbannende by hun het grootste gedeelte der geleerde Wetenschappen? Een ontuchtige heeft veel meer aanzien by een Bonze, of een Derwis enz. dan een Man die redenvoert. De eerste geeft zich gemeenlyk door zwakheit over, daar de andere zich op hechte verzeekeringen vertrouwt, waar van de kracht hem de middelen beneemt iet daar tegen te antwoorden. Hy begeert volle zekerheit in de redenen die hem zyne overtuiging afeischen. Zal men dit slag van Menschen niet konnen overtuigen, dat zy zoo verstandig worden, en erkennen dat dit een wederspannigheit tegen God zy? Dus verre is 't geen wy uit Kaëmpfer, raakende den Godsdienst der Japaneezen, getrokken hebben. |
|