Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijVIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 222]
| |
In Tobias, verdryft de sterke reuk van 't hart en de lever van een Visch den Demon, bezitter van 's Menschen Lichaam. De verrukking voorby zynde, staat de Priesteres wederom beevende op, en ondertusschen weent en zucht de vergadering. Omtrent een uur daar na, klimmen alle de Priesteressen op het dak haarer Pagoden, plaatsen zich op den uitersten top en doen nieuwe Gebeden, waar na zy zich t'eenemaal ontkleeden, en haare naaktheit voor de oogen haarer Goden ten toon stellende, slaan zy op eenige deelen van haar Lichaam. Deeze Plechtigheit word door een afwassching gevolgt, die in de tegenwoordigheit van de Vergadering geschied. Terwyl deeze Plechtigheit voltrokken word, zuipen die deeze vergadering uitmaken, zich dronken en vol. Ga naar margenoot+ De zelfde Schryver, die spreekt als hebbende ten deelen ooggetuige geweest, voegt 'er by, dat deeze Priesteressen zich mede bemoeien het goed en quaad geluk, regen en mooiweer te voorzeggen; dat zy de Demons bezweeren; dat zy hen uit de plaatsen verdryven waar in zy hun verblyf verkooren hebben. Alzoo de Demons behaagen scheppen de Menschen te ontrusten, zoo verzeekeren de Formozanen dat zy dikmaal onder hen woonen. De bezweeringen der Priesteressen van Formoza worden met veel gebaars uitgevoert: Zy huilen tegen hen, zy vervolgen hen met den Sabel in de vuisten met zodanig een hevigheit, dat de Duivels genoodzaakt zyn zich in Zee te werpen, en in gevaar stellen van te verdrinken. Maar, niet tegenstaande een zoo gevaarlyke bestryding, offert men hen nochtans, en deeze offerhanden zyn gemeenlyk langs de wegen. Ga naar margenoot+ Het stellen van den eersten BamboesGa naar voetnoot(a) van een Huis en vooral van een Tempel, komt als by ons overeen met de plechtigheit van den eersten steen te leggen. Deeze stelling, zeggen we, heeft vreemde Ceremoniën. In 't snyden van den eersten Bamboes doet men een Gebedt tot de Godheit die over dit gebouw gebied. Voor dat men de bouwing begint, offert men Pinang en Ryst den Goden. Men noodigt hen bezitting van dit nieuw Gebouw te neemen, het te verdeedigen enz. Daar na is ieder verplicht te zeggen wat hy den voorgaanden nacht gedroomt heeft, en die, die het best heeft gedroomt, slaat de eerste handt aan 't werk. Hy bied den Goden Pinang en eenigen Drank aan, hen smeekende dat zy hem yverig bystaan. Wanneer het Gebouw op een zekere hoogte is gebragt, treed 'er de Eigenaar in en doet een offerhande voor de gansche Vergadering, zonder uitzondering. Als men ter hoogte van 't dak en om het te dekken gekomen is, voor dat men 't dekt, oeffenen eenige Vrouwen een soort van Waarzeggery om te weten of het Gebouw van duur zal zyn. Zy neemen eenige Bamboessen, vullen die met water, en laaten 't vervolgens weder uit haaren mondt spatten. Op de wyze hoedanig dit water uitvloeit, oordeelt men van de duuring van dit Gebouw. Deeze Plechtigheit eindigt door dronkenschap ter eere van de Goden,Ga naar voetnoot(b) die zelf door een Gebedt genoodigt worden om 'er deel in te neemen, verzoekende hunnen bystand, met hem te drinken aan te bieden. De offerhande van een Zwyn brengt mede geluk aan 't nieuwe Gebouw en zynen Eigenaar toe. Het hoofdt van 't Slachtoffer 't welk men offert, moet naar 't Oosten zyn gewendt, overzulks de God die het bewoont, over de andere Goden heerscht. Dit Slachtoffer word in stukken gehouwen nadat men 't zodanig gedood heeft, dat het hoofdt ongeschonden blyft. Men stelt deeze stukken op alle dingen waar over men wenscht de zegening der Goden te moge erlangen: Op de Kisten, op dat ze vol worden; op Sabels en Schilden, overzulks die hun de kracht geeven hunne Vyanden te wederstaan enz. Wat de Priesteres aangaat, haare Gebeden en genomen moeite word haar wel voldaan: Behalven dat geniet zy een genoegzaam gedeelte van de Offerhande, en weet zich altoos in 't vertrouwen deezer Afgodendienaars te handhaven, die zich inbeelden dat de Duivel na een zodanige offering niets durft aanraaken 't welk hun toebehoort. Hunne Feesten bestaan gemeenelyk inGa naar margenoot+ Zwynen te offeren, en met zoo veel te meer reden, dat zy alle ongeregeldheden van die dieren naboosten en opvolgen, met zich dronken te zuipen, en hunne droomen, hunne ongebondenheden en hunne overwinningen op te reekenen. Een byzonder verhaal zou den Lezer over deeze stoffe te verdrietig vallen. Wy zullen ons alleen genoegen, met hier by aan te merken, dat deeze onreine Godsdienstelingen moedernaakt zyn, wanneer zy hunne Goden dienen. In eenige Feesten zyn de Mannen naakt, in andere de Vrouwen, en somtyds Mannen en Vrouwen onder een vermengt.Ga naar voetnoot(c) De voornaamste Priesteres klimt op | |
[pagina 223]
| |
den top van de Pagode, drinkt 'er en schenkt aan haare Goden om te drinken in, dronken geworden ontkleed zy haar gansch naakt voor de Vergadering, en dekt de schaamteloosheit van dit bedryf met een reden, die door zyne schynbaarheit eenige Ketters van 't Christendom behaagt heeft. Zy verklaart dat de kinderen der Goden met geene aardsche kleederen moeten bedekt zyn. De dronkenschap geeft haar vervolgens de bequaamheit in, om een lange Leerrede te doen, en dit alles eindigt door draajing en wringing des lichaams, nevens eenige buitenspoorige redenvoeringen; waarna zy haare Aardsche kleederen weder aantrekt. De buitenspoorigheden der AdamitenGa naar voetnoot(a), die gansch naakt liepen, en die der Wederdoopers van de zestiende eeuwe, maaken de onreinigheit der Afgodendienaars van Formosa geloofbaar; en te meer doordien de voornoemde Ketters uit een Godtsdienst gebooren wierden, die enkelyk de zuiverheit leert. Ga naar margenoot+ De zaaityden worden van een Ofterhande voor de Goden voorgegaan, die over de granen beschermers zyn. Indien in den zaaitydt eenig wild gedierte gedoodt word, offert men aan deeze Goden de lever en 't hart der gedoode dieren. Men is genoodzaakt zich van verscheiden dingen te onthouden in den tydt als men de landen bezaait; by voorbeeldt, van Tabak. Ook is 't een voornaam Hoofdpunt van hun Godsdienst zyne buikwinden in te houden. Veele andere zyn 'er, die niets byzonders in hebben dan de buitenspoorigheit en beuzeling der voorwerpen. Wanneer de graanen half volwassen zyn, is 't niet gedoogt zich dronken te drinken, noch suiker, Pinang, of vet te eeten, en wanneer de Oogst begint, worden de eerste graanvruchten ter eeren der Goden op een hoop aarde gelegt. Als een ieder zyne graanen oplegt, offert men noch een Zwyn. De Jagt heeft mede haare byzondere Plechtigheden. De Formozanen hebben een tydt van onthouding die zy waanen hun door een zeker Man voorgeschreeven te zyn geweest, die, na dat hy langen tydt eenige smaadheden die hem zyne Landsgenooten aandeeden, wegens eenige natuurlyke mismaaktheden geleeden te hebben, de Goden bad, hem in den Hemel op te neemen, wanneer men hem weder smaadheit aandeed. Zyn gebedt wierd verhoort. WaarschynlykGa naar margenoot+ bekleedden hem de Goden met een ampt 't welk hem op Aarde kon ontzachelyk maaken: want hy daalde eerlang van den Hemel af naar Formoza, en om zich van des Volks verongelyking te wreeken, bragt hy zeven en twintig Artykelen mede, waaruit te samen is gestelt, 't geen de Formozanen Karichang noemen. De wraakoeffenende Wetgever dreigde hen te straffen, indien zy eenige deezer Artykelen veronachtzaamden. Zoo lang deeze Karichang duurt, is 't den Formozanen verboden Huizen te bouwen, Huizen te verkoopen, te trouwen, omgang of verkeering met een Vrouw te hebben, zelfs met geen wettige Vrouw, te zaaien, wapenen te smeeden, iet nieuws te maaken, varkens te dooden, een naam aan een nieuw gebooren kindt te geeven, zich op reis te begeeven, wanneer men nooit buiten 's lands is geweest. Zodanig is den inhoudt der voornaamste Artykelen in den Karichang vervat. Dit is 't geen ons de Hollandsche ReizigersGa naar voetnoot(b) wegens den Godsdienst der Formozanen berichten. Deeze die de Gedenkschriften van Psalmanaazaar onder den naam van Beschryving van 't Eilandt Formoza in orde heeft gestelt,Ga naar voetnoot(c) geeft voor, dat deeze Reizigers de zeden en gebruiken van 't gebergte van TiowanGa naar voetnoot(d) hebben aangehaalt, als of het die der waare Formozanen waren, die zy nooitGa naar voetnoot(e) hadden genadert. Om deeze ongelegenheitGa naar margenoot+ voor te komen, heeft de Japanees en zyne t'zamenstelder zorg gedraagen nadrukkelyk het tegendeel van deeze Reizigers te verhaalen. In de Gedenkschriften van Psalmanaazaar, vind men dat de Wetgever van zynen naam een Hoogepriester en Priesters die onder zyne orde dienen moesten, gelyk in 't Jodendom instelde. Andere overeenkomsten zyn deeze: Het ampt van deezen Hoogepriester is tot God in 't verborgen te spreeken; de minder Offerpriesters dooden de Dieren tot de Offerhanden bestelt, zy wasschen die en kooken het vleesch enz. Zy leezen opentlyk in de Tempels, zy prediken, onderwyzen, waaken in den Tabernakel, en hen is gedoogt te trouwen: maar zy moogen niet dan eene Vrouw hebben. Men voegt 'er in deeze | |
[pagina 224]
| |
Beschryving by, dat de Wetgever Kloosters instelde, dat hy den Monniken regels gaf, en hun verscheiden kleedigen voorschreef; dat hy de schikking die men over de goederen te doen had, bepaalde, die een Monnik stervende naliet; dat hy den Kloostervoogden gedoogde den geenen tot Priesters aan te stellen, dien zy geloofden deeze bediening waardig te zyn; dat hy mede het eenzaam leven in de Woestynen toestond. Zie welk een naabootzing dat dit van 't ChristendomGa naar voetnoot(a) is: en zie hier een die niet min zonderling zy; 't welk bestaat dat men de kap op den tuin hangt om in een andere Godsdienst over te gaan. ‘Men heeft, zegt hy, aangemerkt, dat deeze Geestelyken van Formoza gemeenlyk verstandig genoeg zyn, en zich aan de oeffening van de deugdt verbinden: Maar wanneer zy eens tot ontugt zyn vervallen, verlaaten ze eerlang de regels hunner Orde en 't Konvent, en zy zyn daarna tot ondeugdt meer dan andere Menschen geneegen.’ Hy moest 'er bygevoegt hebben, dat deeze omzwervers van Godsdiensten gemeenelyk gevaarlyker dan 't overige van 't Menschelyk geslacht zyn. |
|