Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 200]
| |
noodigen, van 'er te gaan, de genoodigden te ontfangen, en hen te laaten dienen.... elkander te bezoeken, en ook bezoek t'ontfangen, bestaat in oneindige omstandigheden, en is een wetenschap die van een Kamer-Bestierder, of Deken der Dienaaren afhangt; maar niet van Philosoof.’ Wy zullen geen gewag van de bewyzen maaken die men tegen hunne Zedekunde bybrengen kan, door 't gebrek 't welk men in hunne oeffening vind. Dit bewys schynt ons onvoldoende. De gebreken in de oeffening worden min of meer by alle Volkeren gevonden. Ga naar margenoot+ Men wil dat hunne Staatkunde alzoo verachtelyk als hunne Zedekunde zy. Al 't geen Confutius en zyne Leerlingen over 't Bestier van den Staat hebben uitgevonden, is zeer gemeen. Het schynt niet, voegt men 'er by, dat de Zedelessen der Chineesche Philosofen veel gedient hebben om de Vorsten en Amptenaren te onderrechten, noch den Volke gelukkig te maaken. Men zou hier op konnen antwoorden, dat deeze zelfde ongelegendheden in andere Staten gevonden worden. Wanneer zy door rechtmaatige, buigzaame en door geleerdheit verlichte Vorsten bestiert zyn geworden, is het Volk altoos gelukkig geweest, en de Vorsten hebben hunne Ryken in een bloeiende standt gezien. Vervolgens heeft men in andere tyden Overheerders en Tirannen gehad, omkeerende de goede Wetten als elders. Indien de Historie van China waar is,Ga naar voetnoot(a) verschaft ze ons gelyk alle andere Historiën waereldt, een mengzel van goede en quaade Vorsten, voorbeelden van deugdt, grootse Zielen, gerechtigheit en moedt, insgelyks lafhartige vol van misdryf, ontrouw en eerloosheit.Ga naar voetnoot(b) ‘Men heeft gezegt, vervolgt men, dat de Volkeren gelukkig zouden zyn, indien de Koningen Philosofen waren, of zoo de Philosofen regeerden.... Indien 'er ooit een Landt is geweest, alwaar de Philosofen geregeert hebben, is 't in China, want de Mandaryns, 't welk altoos Mannen van geleerdheit zyn, en by gevolg Philosofen, Leerlingen, en Sektarissen van Confutius, hebben sedert veele eeuwen alle groote Ampten bezeten, zoo wel in 't Burgerlyke of Krygskundige, als in 't Ryksbestier en wat het Rechterampt aangaat. Nochtans zoo men de Historie van dit Ryk onderzoekt.... zal men 'er niet bevinden dat deeze Wyzen een groote toevlucht in de Staatsomkeeringen zyn geweest, die 'er zyn voorgevallen..... enz:’ Men zoude konnen tegenwerpen dat de Jooden zelfs niet vry van deeze ongevallen zyn geweest, in den tydt toen zy door Wyzen, onmiddelyk van 't Licht des eeuwigen Wezens, en door ingeeving der Profeeten verlicht, bestiert wierden. Indien de Stelregels der Philofen altoos geoeffent waren, was het bestier in een Staat van minder misdryf en meerder deugdzaamheit geweest: Maar ter andere zyde is 't niet gezegt dat 'er deswegen meerder kloekmoedigheit en dapperheit zoude te vinden zyn, (te weeten, zodanig een noodzakelyke kloekmoedigheit ter verdeediging van den Staat, zonder welke men voor Oorlogsheldt niet kan aangezien worden); want de Wysgeerte en geleerdheit baaren een lust voor een gansch ander onderwerp. De vreedzaame aart in de gemaatigdheit der waare Philosofen zoude zeer nuttelyk in een Staat zyn, byaldien men der Menschen driften beteugelen kon. De deftige Stelregels der Philosofen zyn den quaadaardigen niets nut, en indien die al 't vermogen hadden, geduurende eenigen tydt de quaade voorneemens van eenigen, 't zy vroeg of laat te wederhouden, ryzen 'er andere uit die 't Volk ontrusten, en die dikmaals zelfs op de rechtmaatigste stelregels hun gezag gronden. Maar het zoude onrechtmaatig zyn, den waare Philosofen te verwyten, dat hunne Wysgeerte deeze gebreken niet verhindert heeft. 't Geen men vervolgens tegen de ZedekundeGa naar margenoot+ en Staatkunde der Chineezen byvoegt, is veel krachtiger. ‘Deeze twee wetenschappen, zegt men, bestaan by hen niet dan in gemeene en geringe spreuken, en voorbeelden uit de Historie getrokken, zonder eenig onderzoek van de de menschelyke bedryven en driften, noch van hunne beweegredenen en oogmerk; nademaal het zeker is dat de Chineezen geene vaste meening en geen hecht gevoelen over de onsterflykheit der Ziele hebben, en dat ze byna alle overeenkomen, dat de vergelding van 't goede, en de straffe voor 't quaade in dit leven hen overkomt, of op hunne nakomelingschap valt.’ De zelfde tegenwerping is tegen d'Aloude Heidenen gedaan: Men zou ter verdeediging der Chineezen zeggen konnen, dat zy, om van hunne gevoelens door hunne Plechtigheden ten opzicht van de dooden te oordeelen (al waren die Plechtigheden maar Burgerlyk) ten minsten ee- | |
[pagina 201]
| |
nig denkbeeldt van de onsterflykheit der Ziele hebben, als mede van de straffen en vergeldingen na dit leven enz. Zy zyn dan zoo niet van Grondt-beginzelen ontbloot: Maar alschoon zy 'er nevens de onsterflykheit van ontbloot waren, zoude het echter waar zyn, dat zy eveneens doen als veele MenschenGa naar voetnoot(a), die hunne Leer door de oeffening niet beantwoord hebben; dat zy voor het Burgerlyk gedrag een Grondstelling van Zede- en Staat-kunde die genoeg redelyk zy, hebben konnen invoeren. Ga naar margenoot+ Andere Schryvers eigenen de Chineezen te grooten lof toe. Zy oordeelen dat niets volmaakter is dan de Zedekunde waar van Confutius een Stelregel heeft gemaakt.Ga naar voetnoot(b) ‘Alles is 'er bondig en rechtzinnig, nademaal de rechtmatige reden..... die de Philosoof geduurig zonder vooroordeel raadtvroeg, alle zyne woorden verzelde. De regels die hy geeft, en de plichten waar toe hy aanmaant, zyn zodanig, dat 'er niemandt is die niet een groote nyging gevoelt, om die toe te stemmen. Niets valsch vind men onder zyne redenen vermengt, niets strydigs, noch geene van deeze vervaarlyke fynigheden, die men in de Traktaten der Zedekunde van het meerendeel der Hedendaagsche Overnatuurkundigen ontdekt.’Ga naar voetnoot(c) Men zou zeggen dat deeze Zedekunde uit de Schoole van J. Christus voortgekomen zy. P. Le Comte, wat ingetoogener,Ga naar voetnoot(d) genoegt zich ons veertien Stelregels van Confutius voor een staal der Chineesche Zedekunde te geeven, en om te toonen dat Seneca mets beters heeft gezegt. Nochtans is 't waar dat de Jezuit genoodzaakt is Historischerwyze de oorsprong deezer Stelregels te verklaaren, om die een rechtmatige juistheit te geeven; zonder dat, zouden ze met zyn verlof, duisterder zyn, en veel min vermogende, om 't gemoedt te raaken dan eenige Spreuken van Seneca. Ga naar margenoot+ De Chineezen hebben Boeken, waar van zy ongemeen de verdienste en oudheit roemen. De alleroudste, enGa naar voetnoot(e) en die men meent ouder dan die van Moses te zyn, behelzen de Historie van eenige Chineesche Vorsten.Ga naar voetnoot(f) ‘'t Is een mengzel van zedelyke Stelregels, van redenvoeringen door Vorsten uitgesproken, van Spreuken, voorschriften, raadgevingen.... waarin men doorgaans zoo veel wysheit, staatkude, voorzichtigheit en Godsdienst ziet uitblinken, als zoude konnen aan Christen Vorsten gegeeven worden.’ Volgens P. Le Comte,Ga naar voetnoot(g) ‘hebben deeze Boeken onder de Chineezen, ten opzicht van den staatkundigen staat, en 't bestier, niet min gezag, dan die van Moses en de Profeeten onder de Jooden, wat den Dienst van God, en de hoedanigheit van den Godsdienst aangaat. Een verzameling van Dichtkundige Werken,Ga naar margenoot+ waarvan een gedeelte van een gelyke oudheit is, behelzen de Zeden en Inzettingen veeler Koningen van China. Fohi is de Schryver van een gedeelte deezer Dichtkundige Werken,Ga naar voetnoot(h) zoo duister en onverstaanbaar, dat ze een bron van onuitputbaare verdichtzelen en verzierzelen geworden zyn. Deeze die zoo oud niet zyn,Ga naar voetnoot(i) zyn mede doormengt met belachelyke en buitenspoorige stoffeeringen, insgelyks morringen tegen den Hemel en God. Deeze verzameling maakt het tweede en derde der Aloude Boeken uit, waar voor de Chineezen zodanig een Godsdienstige achting hebben. Het vierde Boek behelst de Historie veeler Vorsten, hunne deugden, ondeugden en Grondregels; en 't is door Confutius byeen verzamelt. Het vyfde vervat de Gewoontens en Plechtigheden, de plichten van Vrouwen, Kinderen en van Vriendschap enz. Dit nu zyn de oorspronkelyke Boeken die de Zedekunde en een gedeelte der plichten van Godsdienst vervatten, by de Chineezen bekent en onder hen in gebruik. Alle de andere, zegt P. Le Comte, zyn niet dan Afschriften of Uitleggingen deezer Boeken: Maar geene van de Schryvers die over deeze oorspronkelyke Boeken gehandelt hebben, is in die achting als Confutius geweest, en men houd voor al zyne verzameling der Aloude Wetten van hooge waarde. Indien iemandt naaukeuriger van 't geen deeze Boeken behelzen, wil onderrecht zyn, die leeze allen de kleine verkorting der Zedekunde van Confutius, en de Gedenkschriften van P. Le Comte. De wyze hoedanig deeze zoo oude BoekenGa naar margenoot+ den Nakomeling zyn medegedeelt, is | |
[pagina 202]
| |
byGa naar voetnoot(a) eenige Geleerden verdacht. De Historie van ChinaGa naar voetnoot(b) bericht, dat omtrent twee hondert jaaren voor Christus geboorte, een Keizer besloot alle Wetenschappen te verbannen en te vernietigen. Hy belastte alle de Boeken in 't Ryk te verbranden, behalven die van den Akkerbouw, van de Geneeskunde en Toverkunde handelden. ‘Na de doodt van den Tiran, ontvonkte wederom de liefde voor de Wetenschappen in alle de Gemoederen.... De Oudbejaarden, die, volgens de gewoonte, geduurende hunne jonge jaaren met yver byna alle deeze Boeken doorleezen en geleert hadden, kregen last die getrouwelyk te herschryven. Men vond 'er eenige die door de yverigste in de Graven verborgen waren geweest.... eenige andere wierden uit holen en muurgaten gehaalt, wel eenigsins beschadigt.... maar niet te min in staat om voor hen te dienen die arbeidden om de zelve weder te verbeeteren. Deeze zorg maakte echter dit nieuw Werk gebrekkelyk,.... men vind 'er gaapingen en uitgelatene regels in, en in eenige plaatsen heeft men 'er vreemde stukken ingevoegdt..... De Chineezen bekennen deeze misslagen,.... maar zy zyn zoo naauwkeurig om te bewaaren 't geen zy van de Oudheit ontfangen en overgenomen hebben, dat zy 'er zelf de misslagen en gebreken van hoog agten....’ De BoekenGa naar voetnoot(c) van Confutius en Mem-ci zynen Leerling, waren door een oud wyf be waart geweest, die, in deeze algemeene verwoesting der Wetenschappen, te raade geworden was de bladen 'er van tegen een muur te plakken. Men nam ze vervolgens weder weg, en men vond 'er eenige plaatsen van een weinig door de vochtigheit bedorven en uitgegaan, en ‘schoon men wist, voegt 'er de SchryverGa naar voetnoot(d) die wy aanhaalen by, welke plaatsen 'er ontbraken, men dorst die door achting niet weder verstellen, en in alle de drukken deezer Werken, vergenoegt men zich dit aan den kant aan te teekenen. De Dichtkunde is by de Chineezen zeerGa naar margenoot+ oud. Zy maaken Vaerzen van verscheidene maat en op veelerlei wyzen. Dat hunne Dichtkunde oud zy, is niet ongemeener dan de Oudheit van hunnen Zang.Ga naar voetnoot(e) ‘Hun eerste soort van Dichtkunde is de studie der geener die naar de eerste waardigheden van den Staat haaken. Zy leeren daar in op welke wyze de goede en quaadaardige Vorsten zich hebben gedragen, en spreeken veel van de vergelding der eersten, en van de straffe der laatsten, om den quaadaardigen een vrees in te boezemen, en een vertrouwelyke hoop den geenen te geeven die van een goed gedrag zyn. Zy verhandelen mede in hunne Dichtkunde de schoone hoedanigheit van de Natuur.... zonder zich, gelyk onze Dichters, van Fabelen en Verdichtzels te bedienen, en leggen zich alleenlyk toe op de kennis van natuurlyke zaaken tot tucht en verbeetering der Zeden strekkende.’ Dit is niet overeenkomende met de Dichters waar van men zeggen kan, dat zy denGa naar voetnoot(f) Staat alzoo min noodig zyn, dan een uitmuntend Kegelspeelder is. ‘In de Chineesche liefdedichten zyn hunne Dichters veel ingetogener dan de onzen, en deeze die zich aan dien aart van schryven overgeeven, hebben geen ander oogmerk dan gevoelens van reinigheit en zedigheit in te prenten.’ Zie hoe zuiver en geheiligt die Dichters zyn. Zouden zy van de gelukkige gesteldheit der onzen berooft zyn, die zich waanen dat zy geheel anders leevenGa naar voetnoot(g) als het Dichtvuur hen ingeeft? Ook ziet men van hun in een zelfde Boekdeel Geestelyke Gezangen en Schimpdichten: Maar, hoe zou men niet by ons het meerendeel van deeze Huurlingen, Apollo onderworpen, aanmerken, die aan hun gewrocht arbeiden eveneens als een Ambachtsman zyn Handwerk doet? Even als hy handelen zy, en leeven by hun dagwerk. In een zodanige gesteldheit moet men een ieder ten dienst staan, en men moet ook de neiging der zinnen volgen. Men pryst de MenschenGa naar voetnoot(h) nood- | |
[pagina 203]
| |
druftshalven, en men vervoegt zich plichtshalven tot Godt. Ga naar margenoot+ Om weder tot de Dichtkunde der Chineezen te komen; moeielyk is 't te weeten of ze de groote Lofspraak eeniger Hedendaagsche Reizigers wel verdient. Het oordeel dat de Abt RenaudotGa naar voetnoot(a) over deeze stoffe geeft, is niet verwerpelyk. Hoe 't ook zyn mag, het schynt, volgens 't geen wy gezegt hebben, dat het Aloudt voorwerp der Dichtkunde eveneens by de Chineezen was, als het by de eerste Waerelds Volkeren is geweest. Hunne Dichters bemoeiden zich den Volke in den Godsdienst en de goede Zeden te onderwyzen. By deeze onderwyzing voegden en vermengden ze Voorbeelden van 't leven der doorluchtigste Mannen, en beloften van vergelding of straffing van wegen een Opper-Weezen. Een zoo edel gebruik wierd bequaam tot den Goddelyken Dienst en de verborgentheden geoordeelt. De Dichtkunde was lang een mengsel van Wysgeerte, Godgeleertheit en Historikunde Ongevoelbaar misbruikte men een zoo edele kunst. Des Menschen harte door driften bedorven, vond in de Dichtkunde alles 't welk hem kon nuttelyk zyn: als geestdryvery, welluidendheit van maat en eenstemmigheit. Dit alles wierd de waereld ingevoert; het diende om in de lang navolgende tyden veele Bygelovigheden over te brengen. Indien dit niet volkomen het zelfde gezag by de Christenen heeft, is 't om dat onze tyden verlichter zyn, en dat ons licht en onze kennis veel levendiger zy. Maar 't is onnoodig dat men zich over een zoo bekend onderwerp uitbreide: Laat ons tot de Historie der Chineezen overgaan. Veele uitmuntende Voorbeelden worden 'er gevonden, waarin men alle de wisselvalligheden van deugdt en ondeugdt beschouwt, niet min vermogende om te onderwyzen dan deeze der Europeanen: maar men betwist haare oudheit. 't Is een stoffe door de Geleerden te beslechten. Wy zullen 'er ons hier niet mede belemmeren. Ga naar margenoot+ P. Le Comte verzeekert ons, ‘dat men de Historie van 't gedrag der Keizeren op zodanig een wyze t'zamenstelt, die alleen machtig is om die in toom te houden en te matigen.... Een zeker getal van verkooren Geleerden teekenen zorgvuldig alle hunne woorden en daaden aan. Ieder van hun in 't byzonder, en zonder met elkander gemeenschap te hebben, schryft de zelve op een enkeld bladt naar maate dat 'er zaaken voorgevallen zyn, en werpt het in een Schryflaade of Lessenaar door een gat ten dien einde daarin gemaakt.Ga naar voetnoot(b) Het goede en quaade word 'er eenvoudig in verhaalt. Op zodanig een dag, zeggen ze, de Vorst haastig geworden gedroeg zich buitensporig, en sprak op een wyze weinig met zyne waardigheit overeenkomende. .... of wel: Hy ondernam kloekmoediglyk den Oorlog om zyn Volk te verdeedigen.... en dus met alles 't welk in de Regeering voorvalt.... Overzulks nu de hoop en vrees geen deel in dit bedryf mogt hebben, opent men nooit dit kantoor, geduurende het leven van den Vorst, noch zoo lang 'er iemandt van zyn Geslacht de Troon bekleedt. Maar wanneer de Kroon in een ander Geslacht, gelyk dikmaals gebeurt, overgaat, verzamelt men alle deeze byzondere Gedenkschriften, en men vergelykt die met elkander.... waar uit men de Geschriften van den Keizer t'samensteldt.....’ Noch kon dit veellicht de ongevallen van den geenen onderworpen zyn die over deeze Gedenkschriften arbeidt. Zaaken van deeze natuur van verre ingezien, schynen altoos verwonderlyk. Men moet die van naby beschouwen om 'er de gebreken van te onderscheiden. Uit de Oudheit zyn ons Historiën overgebleven, die de deugden niet hebben opgetooit, noch de ondeugden der Vorsten vermindert en verzwakt. Suetonius schynt onder de Latynen in deeze behandeling een voorbeeldt van navolging, en Thucidides onder de Grieken. Men geeft deezen een volkomen lof,Ga naar voetnoot(c) als de getrouwste, en de oprechtste van alle de Historischryveren: Maar in weerwil van de omstandigheden der tyden die genoegzaam de vryheit der aloude Historischryveren schynen te begunstigen, echter laat men niet na hen zeer dikmaals de berisping van eenzydig te zyn, waardig te oordeelen: En onder deeze die het geluk hebben gehad van by ons met den eertytel van waarheit-lievende Schryvers te praalen, zyn 'er nochtans veele van wien men zwygen moet, nademaal de tydt alle Gedenkteekenen of Schriften heeft vernielt, die hun konden hinderlyk zyn. Laat ons het gedrag en de hoedanigheit der Hedendaagsche Historischryveren eens aanmerken. Comines is een uit- | |
[pagina 204]
| |
muntend voorbeeldt, en mogelyk Retz niet min. Het blykt in 't algemeen dat wy nu minder oprechte Historischryvers hebben, dan by de Alouden zyn geweest. De Staatkunde aan den Godsdienst verbonden, de verdeeling in den zelven, de aart der geenen die schryven, hunne ongemakkelyke gelegenheit daar toe, of het weinig bereik om de geheimen der Hoven te weeten en de beweegredenen te ontwinden; aan alle deeze gebreken word hedendaags de waarheid bloot gestelt. Maar in deeze Landen alwaar de Volkeren op de vryheit roemen en dezelve met verwondering beschouwen, zou men daar de maatregels niet neemen konnen, bequaam om de waarheit te beveiligen en te dekken tegen 't ongeluk dat ze van de dienstbaarheit ontfangt? Ten minsten behoorde men aldaar het gebruik in te voeren by de Chineezen opgerecht. Zeer wel: Maar men zou 'er teffens het gebruik van de Pen aan duizende schraale Schryvers moeten verbieden, als ook den vervalschers van Gedenkschriften, Handschriften enz. By deeze middelen om de Historiën in haare zuiverheit te bewaaren, voegt er P. Le Comte by. ‘Wanneer een Vorst zyne glori bemint, en als hem bekent is dat de vleiery der eenzydige Schryvers den Volke niet bedriegen kan, wacht hy zich wel hen geduurende den tydt zyner regeering te mishandelen.’ Nochtans heeft men niet dan de Historie van China van P. Martini in te zien, om 'er Vorsten in te vinden, die zich weinig over hunne glori, noch over de berispingen bekreunt hebben. Een ander SchryverGa naar voetnoot(a) wil ons verzekeren, dat de Historie der Chineezen veele zekerheit behelst, ‘wegens de zorg die hunne Opperheeren altoos gehad hebben, en noch hebben, van de Geleersten onder hunne Philosofen te verkiezen om de Historie hunner Voorzaten op te maaken.... Ieder Keizer benoemt deeze die beschryven moet 't welk onder de laatste Regeering zich toegedragen heeft, en hy verbied hem het veinzen en vleyen.... Door dit middel word hunne Historie op een zoo eenpaarige wyze beschreeven, dat men gelooven zou zulks door een eenig Schryver te zyn geschied..... niemandt durft bestaan over deeze stoffe te handelen, zonder 's Keizers verlof.’ Wy zullen hier van hunne Muzyk geen gewag maaken, waarvan de eersteGa naar voetnoot(b) uitvinding aan Fohi word toegeëigent, noch van die van twaalf kopere Vazen, die met de twaalf Maanden van 't Jaar overeenkomen. Men vulde deeze Vazen met een zekere fyne stof die juist op 't eindigen van ieder Maandt vervloog. Deeze soorten van Tydwyzers wyzen de tyden en zaizoenen aan. Ook zullen we niet melden van hunne zestigjaarige Eeuw, ieder met een byzonderen naam genoemt, noch van hunne twaalf merktekenen die met de uuren der Planeeten overeenkomen, van welker vermenging en schikking de Chineezen hunne Starrewichelkundige voorzeggingen trekken. De Chineezen beginnen hun Jaar in den voortydt.Ga naar voetnoot(c) Een van hunne Keizers stelde zulks in omtrent twee duizend vyf hondert jaaren voor Christus. Een langer verhaal over Stoffe van dit Hoofdtstuk zal onnoodig zyn. |
|