Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Hoofdtstuk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
131
Religieux en noir avec un Chapelet à la façon des Catholiques. Religieux mendiant Chinois.
Religieux Chinois avec leurs Chapelets.
Gueux devot à qui l'on a formé la tête en pointe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
132
Gueux devot qui se heurte de la tête fur une pierre pour recevoir la Charité. Gueux devot qui se fait bruler des drogues sur la tête jus qu'à ce qu'on lui donne la Charité.
Religieux en pénitence pour avoir eté surpris avec une femme.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zal in de andere Waereld in Goudt en Zilver, en in waare Kleederen veranderen; 't zal aan uwe Vaderen getrouwelyk verstrekken voor 't geen in hunne byzondere benoodigdheit dienstig zy. Zonder dat zoud gy wreedelyk na uwe doodt gepynigt worden, en aan een geduurig gevolg van onaangenaame Zielverhuizingen onderworpen zyn. Gy zoud in Rotten, Muizen, Ezels en Muilezels herbooren worden. Andere hebben in andere Landen voorgestelt, de langduurigheit van straffe te verkorten, en de gelukzaligheit der verstorvenen door edeler middelen in schyn, te bevorderen: Maar alles komt op 't zelfde oogmerk uit. Men ziet van deeze Chineesche Geestelyken in 't zwart, gekleet;Ga naar voetnoot+ hebbende een Paternoster gelyk de Roomsgezinden: Maar men moet die met andere Bonzes nietGa naar margenoot+ vermengen. Men ziet 'er ook van 't Hoofdt tot de Voeten in 't geel gekleed en gelyk de andere van een groote Paternoster verzien. Deeze twee onderscheiden verwen maaken twee verscheidene Orden van Monniken van de Sekte van Lanzu uit, gelyk wy eerlang vertoonen zullen. Alle deeze Geestelyken gaan altoos gepaart als de onzen. De Bonzes, zyn, zoo P. Le Comte bericht, niet dan een t'zaamenraapzel van eerelooze en bedriegelyke menschen, die door de luiheit, wellustigheit en vatzigheit te zamen gevoegt, van openbaare Aalmoezen leeven. Al hun oogmerk is den Volke in hun belang te wikkelen. De zelfde Schryver verhaalt eenige Historiën van hunne bedriegery. Wanneer zy door behendigheit niets konnen verwerven, trachten zy 't door openbaare Boetoeffeningen te winnen, 't welk hen in verdienste by den Volke houd, en een medelyden doet verwekken. Dusdanig zyn deeze die men lange ketenen van dertig ponden ziet na zich sleepen, en roepen van deur tot deure: Dit geschied om uwe zonden uit te wisschen; desgelyksGa naar voetnoot(a) deeze die zich in de straaten en aan groote en algemeene wegen onthouden, om 'er van de voorbygangers liefdadigheden te genieten, slaande hun Hoofdt tegen groote KeisteenenGa naar voetnoot‡ tot dat zy een Aalmoes verwerven. Andere laaten eenige Drogeryen op hun Hoofdt branden, om des Volks medelyden te verwekken; mogelyk dat de pyn min strenger is dan men zich verbeeld, en dat ze een geheim hebben, om zich voor 't branden van 't vuur te bevryden. Wy hebben 'er iets van in 't Hoofdtstuk van de Siammers gezegt. Zelf kan een dikke en harde eelt, die allenks door 't slaan tegen een Keisteen op 't Hoofdt groeit, hen voor de pyn en smart bewaaren die men zich verbeeld dat zy gevoelen. Men kan in den rang van dusdanige Godsdienstige Bedelaars stellen, deeze aan wien men met voordacht het Hoofdt spits heeft gemaakt. Zy onthouden zich meede langs de wegen met een groote Paternoster om den hals gehangen, wordende onder 't Volk voor groote Heiligen aangezien. Niet tegenstaande ziet men 'er ook van deeze Geestelyken of Godsdienstige Bedelaars die zonder zich te mishandelen Aalmoezen verzoeken. Men verbeeld ons hier een Geestelyke Bedelaar,Ga naar voetnoot† wiens Kleedt van veelverwige lappen is te samen geflikt, en die een zeer breeden Hoedt draagt, die hem voor Zonnescherm dient. Deeze beedelende Monniken onthouden zich mede langs de wegen met de beenen kruislings gezeten, slaande met een stokje op een Schel, tot dat men hun iet geeft. 't Geen P. Le Comte van een deezerGa naar margenoot+ boetoeffenende Bonzes bericht, is aanmerkelyk genoeg om alhier te worden herhaalt.Ga naar voetnoot(b) ‘Ik ontmoette eens, zegt hy, in een zeker Gehucht een jonge Bonze van een goed, zacht en zedig gelaat, enkelyk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bequaam om Aalmoezen te verzoeken en te verwerven. Hy stond overeend in een wel gesloten Draagstoel, van binnen met lange uitstekende spykers naby den anderen bezet, zodanig dat het hem onmogelyk was, zonder zich te quetzen, te leunen. Twee gehuurde mannen droegen hem, langzaam voortgaande, in de Huizen, alwaar hy den Volke bad, medeleiden met hem te hebben. Ik hebbe my, zeide hy, in deezen Draagstoel om het welzyn uwer Zielen opgesloten, met besluit van 'er niet uit te komen, tot dat men my alle deeze spykers gekocht heeft, (die meer dan twee duizend waren) kostende ieder spyker tien stuyvers: Maar niet een is 'er onder, die geen oorsprong van zegeningen in uwe Huizen zy....’ P. Le Comte zegt ons niet of de Godsdienstige Chineezen alle deeze spykers kochten. Wy onderstellen 't nochtans, alzoo het schynt dat het uit zyn verhaal blyken kan. De Huichelary neemt alle de bewaarmiddelen voor goed aan die haar den geenen voorstelt, die van eene waardigheit zyn om van haare vreeze zich te konnen bevoordeelen: Maar 't is onbegrypelyk, dat 'er zodanige Bygeloovigen gevonden worden, die zich verantwoordelyk voor de pyne gelooven die de valsche Boetvaerdigen zich aandoen. Dit is 't welk men noch op 't getuigenis van NieuhofGa naar voetnoot(a) onderstellen moet. Men ziet een deezer Bedriegers of Zwetzers zich de wangen door en weer door met een els doorbooren, en den Volke te dreigen zich tot doodens toe ongemak aan te doen, indien men hen geen Aalmoezen geeft. Ga naar margenoot+ Een andere manier om aan Chineesche Monniken schattingen te betaalen, is zich in een soort van Album of Tafelboek te laaten aantekenen 't welk iemandt van hun den voorbygangers aanbied. Wy zouden hier noch deeze Orde van Landloopers konnen plaatsen, die het Volk door hunne gaauwigheit en potzen weeten te bedottenGa naar voetnoot(b). Men ziet 'er die op tam gemaakte TypersGa naar voetnoot† ryden, en dus van plaats tot plaats en van Stadt tot Stadt om reizen, zonder het woeden van dit Dier te vreezen, 't welk niet gebreidelt noch gekeetend is. Deeze Zwetzers hebben altoos bedelaars in hun gevolg, die den Godvruchtigen en Boetoeffende speelen, geevende elkander geheiligde stooten met hunne voorhoofden. Onder deeze Menschen zyn 'er die alsGa naar margenoot+ kluizenaars in holen en rotsen leeven, alwaar men hun Aalmoezen brengt en ook als Heiligen om raad vraagt. Gelyk nu China verscheiden Ordens van deeze luibuikige Godvruchtigen voed, zoo ziet men ook onder hen verscheiden slag van tuchtiging. EenigeGa naar voetnoot(c) leeven in gemeenschap en in Kloosters zonder te trouwen; deeze onthouden zich van Vleesch, Visch, Wyn en Vrouwen. Zy onderhouden en voeden zich in deeze KloostersGa naar voetnoot(d) van de inkomsten die de Vorst aan de Konventen geeft, en van des Volks Aalmoezen. Men zegt ook dat 'er van deeze Geestelyken zyn die van hunner handen arbeidt leeven. Andere zyn Menschen uit het graauw opgevoed, in hunne kindsheit voor Slaaven verkocht, en die ongetwyffelt het grootste gedeelte Landloopers uitmaaken, waar van wy gesproken hebben. Een byzondere bediening der Bonzes van de Sekte van Fo is, zich met de Plechtigheden der Lykstatiën bezich te houden. Die van de Sekte van Lanzu bemoeien zich met de Demons te verdryven, de Steen der Wyzen te zoeken, en toekomende dingen te voorzeggen. Vier Ordens van Bonzes zyn 'er van deGa naar margenoot+ Sekte van Lanzu, en deeze Ordens worden door vierderlei verwen onderscheiden, die zwart, wit, geel en roodGa naar voetnoot(e) zyn. Zy hebben een algemeene Kloostervoogdt, die mede een Provintiaal heeft. Zonder ons te verre hier over uit te weiden, zullen we alleen zeggen dat zy mede van 's Kloosters vaste inkomsten en de mildadigheit der Godsdienstelingen leeven. Wanneer zy langs de Straaten gaan, Aalmoezen verzoekende, zeggenze Gebeden op waar van de Godsdienstelingen de vrucht betaalen, die een volkomen vergeeving van zonden is. Deeze Priesters of Geestelyken woonen mede de Lykplechtigheden by. 't Is hen niet geoorloft geduurende den tydt hunner gedaane geloften te trouwen: Maar 't word hen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
133
CHARLATANS qui se mêlent de vendre le VENT à la CHINE.
B. Picart del et sculp. dir. 1726.
DEVOTS MANDIANS de la CHINE. & CHARLATANS qui se promeinent sur des Tigres aprivoisés. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mede in vergelding toegestaan van die geloften te breeken. Ga naar margenoot+ Een Geestelyke, met een Vrouw geduurende zyne gelofte betrapt, word strengelyk gestraft.Ga naar voetnoot† Men doorboort hem den Hals met een gloeiend Yzer, steekt 'er een Keten van tien vademen lengte door, en men leid hem in dien staat gansch naakt door de straaten, tot dat hy een zekere somme Gelds voor zyn Klooster verzamelt heeft. Een andere Geestelyke, hem volgende, geeft hem geesselslagen, telkens als hy hem de handen aan zyne Keten tot verzachting ziet slaan. Onder deeze BonzesGa naar voetnoot(a) zyn ook Geestelyke Zusters die gelofte van onthouding hebben gedaan. Zy hebben geschooren Hoofden: Maar hun getal is ongelyk kleinder in vergelyking der Kloostermonniken.Ga naar margenoot+ Deeze Bonzes (ten minsten die van de Sekte van Fo zyn) moeten Hair en Baardt laaten wassen. Die van de Sekte van Lanzu of Fo, en mogelyk ook de een zoo wel als de andere, eigenen zich het vermogen van te doen regenen toe, en zy zyn verplicht hun woordt te houden. In de Uittrekzels door Dapper, China raakende, gegeeven, word een Bonze, die voorwend het te zullen doen regenen, met Stokslagen gedreigt, indien het in de bepaaling van zes dagen niet regent. Een zoo korten tydt zou andere Bonzes als deeze der Chineezen afschrikken, nademaal het wonderwerk geen tydt zich te vormen heeft. 't Is veel beeter eene droogte te laaten duuren, waar na men hoopen kan zyn woordt te houden. Laat ons nu tot de Feesten der Chineezen overgaan. Ga naar margenoot+ Het Feest der Lantaerens is het zonderlingste. De dag van dit Feest, die de vyftiende van de eerste Maandt is, stelt menGa naar voetnoot(b) Lantaerens van allerlei waarde. Daar zyn 'er die omtrent twee duizend Ryksdaalders kosten, wegens de versierzelen daar aan te kost gelegt, en men ziet 'er die van vyf en twintig tot dertig voeten middelyns hebben. ‘Dit zyn Zaalen of Kamers.... Men kan in een Lantaeren eeten, slaapen, bezoek houden, Blyspelen vertoonen, en Baletten danssen.’ Deeze Lantaerens zyn met zeer veel Waslichten verlicht en worden van Vreugdevuuren verzelt. ‘De Chineezen eigenen de oorsprong van dit Feest aan een geval toe, 't welk in de Familie van een Mandaryn voorviel, wiens Dochter, 's avonds aan den Oever van een Rivier wandelende, in 't water viel en verdronk. De Vader hier over bedroeft, ging met al zyn Volk om zyne Dochter op te zoeken en plaatste 'er een groot getal Lantaerens. Alle de Inwooners van de plaats volgden hem met Toortsen. Men zocht den ganganschen nacht vruchteloos. De eenigste vertroosting van den Mandaryn was des Volk yver te zien. Het volgende jaar ontstak men vuur aan den Oever op den zelfden dag; men vervolgde jaarlyks deeze plechtigheit; een ieder ontstak toen Lantaerens, en allenks maakte men 'er een gewoonte van.’ Eenige overeenkomst is 'er tusschen dit Feest en 't geen in 't Feest van CeresGa naar voetnoot(c) in gebruik was, alwaar men gints en herwaarts met Toortsen en FakkelsGa naar voetnoot(d) liep, in navolging van de Godin, die haare Dochter Proserpina op de zelfde wyze zocht. Nochtans blyven wy niet vast op deezen oorsprong staan, alhoewel het mogelyk zy, dat de Chineezen hun Feest der Lantaerens van de EgiptenarenGa naar margenoot+ overgenomen hebben, van wien de Grieken mede hun groot Feest aan 't buitensporig voorneemen 't welk een hunner Vorsten eertyds nam, van zich met zyne Minnaressen in een prachtig Paleis op te sluiten, 't welk hy ten dien einde bouwen liet, en met kostelyke Lantaerens verlichten deed, om het vermaak te genieten, 't geen de Chineesche Historie verhaalt, van onder een altoos verlichten nieuwen Hemel te leeven, die geduurig helder was, en die hem alle de omkeeringen van de oude Waereldt vergeeten deed. Deeze ongeregeldheit deed het Volk tegen den Monarch opstaan, men verwoeste zyn Paleis, en om de Nakomelingschap de gedachtenis van een zoo onwaardig gedrag te bewaaren, hong men Lantaerens in alle de Wyken van de Stadt. Deeze gewoonte wierd jaarlyks vernieuwt, en is sedert dien tydt een aanzienlyk Feest geworden. Het Feest 't welk de Bruin in zyne Reizen,Ga naar margenoot+ onder den naam van Phelonaphie beschryft, heeft een deftiger oorsprong, Men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
viert het omtrent den aanvang van de Maandt Juny. De Chineezen versieren alsdan hunne Huizen met Bladeren en Boomtakken, zy begeeven zich met veele Vaartuigen in Zee, kruissende langs de Kust om een zekere Phelo te zoeken. Deeze Schryver maakt ten opzicht van de Plechtigheit van 't Feest geen verder gewag, dan dat hy 'er den oorsprong van aanwyst. Deeze Phelo ontdekte het eerste gebruik van 't Zout, en alzoo zyne Landsgenoten hem de minste erkentenisse niet betuigden, week hy, zodadanig verstoort tegen hen, weg, zodat men sedert nooit geweeten heeft, wat van hem geworden zy. Ga naar margenoot+ Het Feest van den Akkerbouw, waar van men de Instelling aan een Keizer toeëigent die omtrent hondert en tagtig jaaren voor Christus leefde, word mede met veel Plechtigheit geviert. In alle de Steden van 't Ryk, wanneer de Zon in 't Teken van den Waterman is,Ga naar voetnoot(a) ‘gaat een der voornaamste Overheden met bloemen bekranst, van Muzykmeesters omringt, en Mannen die Toortsen, Wimpels, en Vaanen draagen, door de Oostpoort de Stadt uit. Hy word van veele Persoonen gevolgt, die op handtboomen Afbeeldzels van hout en bordpapier gemaakt, draagen, met goudt en zyde opwerk gestikt, die de aloude Historiën den Akkerbouw raakende, verbeelden. De straaten zyn met Tapyten behangen, en met Triomfboogen versiert. Deeze Overheit gaat... den Zonne opgang te gemoed, als of hy het nieuw Zaaizoen ging ontfangen.... Men ziet 'er een groote Koe van gebakken aarde, zoo zwaar, dat veertig Mannen die te draagen genoeg te doen vinden, en een Jongeling, die de Godheit van den Akkerbouw verbeeldt, hebbende het eene been naakt en 't ander met een soort van een laars bedekt. Hy slaat geduurig op deeze Koe. Twee Boeren, belaaden met alle de Werktuigen van den Landbouw, volgen hem onmiddelyk na.... Alle deeze Plechtigheden zyn Zinnebeeldelyk. De slagen die de Jongeling op de Koe doet, beteekenen de geduurige beyvering van de Akkerlieden in den arbeidt; de beenen van den Jongeling, waar van het eene naakt en 't ander met een laars bedekt is, zyn een zinnebeeldt van hunne aanmoediging en naarstigheit, die hen naauwelyks de tydt geeft van zich te kleeden om aan den arbeidt te gaan. Zoo dra de Staatsman voor 't Paleis van den Keizer met deezen prachtigen Stoet gekomen is, neemt men de bloemen en alle de andere versierzelen van deeze gedrochtelyke Koe weg; men opent haar vervolgens den buik, en men haalt 'er veele andere kleine Koeien van de zelfde stoffe uit, die de Keizer aan zyne Amptenaren omdeelt, om hen te doen erinneren zorg voor den Akkerbouw te moeten draagen, en zyne Onderdaanen te berichten van geene Landeryen braak te laaten leggen en de leedigheit te myden. Men zegt ook dat de Keizer zelf op deezen dag de handt aan den ploeg slaat.’ Ten minsten verzeekert men dat deeze gewoonte eertyds geoeffent wierd, en dat de Keizer zelf broodt voor de Offerhande, van den Oogst die hem uit zynen arbeidt voortquam, maakte. De Bua nam het zelfde in Tunquin waar, en hy is 't die altoos jaarlyks den aanvang van den Landbouw maakt. De Chineezen vieren mede den aanvang van 't nieuwe Jaar met veel toestel en pracht.Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot(b) ‘Als dan staan alle handelingen stil; de Posten zyn in geen beweeging, en de Rechtbanken in 't gansche Ryk gesloten. De Chineezen noemen den stilstandt der Gerechts-zaaken de Zegels sluiten, naardien men op dien tydt de kleine kist sluit waarin men de zegels van ieder Rechtbank bewaart.’ Een ieder verheugt zich, en neemt deel aan de algemeene vreugde. Alzoo de Chineezen ten opzicht van de dagen ongemeen bygelovig zyn, moet men die verkiezen om de zegels te sluiten en weder te openen. De Vierschaar der Wiskunstenaren, die het bewint der loting en verkiezing der dagen heeft, wyst deeze lang te vooren voor den eersten dag van 't Jaar aan. De keur en het besluit van de Vierschaar der Wiskunstenaren word naar de Provinciën gezonden, overzulks de Plechtigheit van 't openen en sluiten der Zegels op den zelven tydt door 't gansche Ryk geschiedde. In dit begin van 't jaar neemen de Chineezen byzonderlyk waar, boven de deuren hunner Huizen de beelden hunner Goden te plaatsen. Zy geeven aan deeze beelden den naam van Deur-Goden. Alhoewel deeze gewoonte gemeenelyk in alle de Feesten word waargenomen, geschied zulks noch voornamentlyker in dit van 't nieuwe Jaar. Men zou onder de Feesten alle de Plechtigheden konnen stellen, die het gansche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaar door ter eere van de Voorouderen worden verricht: Maar wy zullen dit onder de Plechtigheden der Lykstatiën verhandelen. Ga naar margenoot+ Hunne voornaamste TempelsGa naar voetnoot(a) zyn in 't Gebergte gebouwt; een aloud gebruik, doch zoo bekent, dat het onnoodig is ons daar mede op te houden. Men begeeft zich in Pelgrimaadje en Processie derwaarts. De ongemakkelyke, steyle en rootsachtige wegen, schrikken echter de Godsdienstige Chineezen, deezen togt te doen, niet af, die zy naar deeze gewyde Bergen der Provinciën doen, schoon die twee of drie hondert Mylen afgelegen zyn. Vooral, zegt P. Le Comte, behaagt de Vrouwen niets meer dan de hoedanigheit van een Pelgrimesse te zyn: Maar, hy voegt 'er by, dat dit niet alleen de Godsdienstigheit is die haar daar toe aanmoedigt, maar veel eer de begeerte zich in 't openbaar te vertoonen, en voor eenigen tydt het gezag haarer Mannen te onttrekken: Ook vreezen de Mannen de gevolgen deezer reizen van Godsdienstigheit. Deeze Vrouwen quyten zich van een gansch andere onderwerping dan deeze die het voorwendzel van de Pelgrimaadje is. Eveneens was 't dat ouwelings de Feesten der Grieken en Romeinen tot voorwendzel dienden, of om eigentlyk te zeggen, tot dekzel der Minnery van de Juffers van dien tydt: Maar zonder zoo verre te gaan, wy vinden tegenwoordig de zelfde voorbeelden. De Chineezen van aanzien, vervolgt de Jesuït, noodzaaken byna altoos de Vrouwelyke drift hunner Vrouwen in geslotene vertrekken hunner Huizen op te sluiten. Wy zullen ons niet lang met een zoo vruchteloos onderwerp ophouden, als de enkele beschryving van een Chineesche Tempel is: Maar wy moeten echter den Lezer een denkbeeldt verschaffen, om hem te beter de Afbeeldzels te doen begrypen die twee van deeze Gebouwen verbeelden. Wy zullen des aangaande volgens Kircherus, Le Comte, Dapper en eenige andere Schryvers aanmerken, dat de Piramidale Torens, waar van reeds gewag is gemaakt, altoos een nabygelegene Pagode hebben.Ga naar margenoot+ Op deeze wyze is 't dat de beruchte Porceleine Toren gemeenschap met het Gebouw heeft, 't welk de Chineezen de Tempel van erkentenisseGa naar voetnoot(b) hebben genoemt. Deeze Pagoden zyn byna ontelbaar. De Bonzes en andere Menschen van dat slag bewoonen die gemeenlyk en leeven 'er van de vaste inkomsten van de plaats, of van deeze die zy zich te verzorgen door hunne snedigheit verworven hebben. De ReizigersGa naar voetnoot(c) vinden 'er zelf een verblyf plaats; indien dit zoo is, hebben ze overeenkomst met der Turken Caravanseraas. Het inwendige van de Pagode is met Beelden en Afgoden versiert, waar van eenige wezentlyke Godheden of Geesten, en andere Zinnebeeldelyke of Beeldsprakelyke voorwerpen op de wyze der Egiptenaren zyn. De muuren deezer Pagoden zyn gemeenlyk van een meenigte van kleine Vakken of Nissen verzien, om 'er Afgoden in te plaatsen, die gemeenlyk van verheven Beeldwerk zyn. De Pagode word van veele Lampen verlicht, die nacht en dag ter eere van de Overledenen branden. In 't midden ziet men een Altaar; op de Tafel van 't Autaar is een Afgod van een ongemeene groote gestalte geplaatst. Aan deezen Afgod is 't, dat de Tempel toegewyt zy. Hy heeft veele kleine Afgoden tot Wachters die hem omringen. Gemeenlyk is 'er voor den voornaamsten Afgod een holle BamboesGa naar voetnoot(d), 't welk lang en dik is, en veele kleine Bamboezen insluit, waarop men voorzeggingen leest, in Chineesche Letteren geschreeven. Aan weerzyde van 't Altaar brand men Reukwerk, waar voor men een houte Schotel ziet, daar geplaatst om 'er de Offerhanden in t'ontfangen. Het Autaar is rood geschildert; want deeze Verwe is enkelyk voor dingen bestemt, die van een Heilig gebruik zyn, en men moet zich hier erinneren van 't geen wy reeds, dit gebruik betreffende,Ga naar voetnoot(e) aangemerkt hebben. In een deezer Tempelen heerschte Tican,Ga naar margenoot+ de Pluto, of Plutus der Grieken, en mogelyk beide tegelyk, gelyk by de zelfde Grieken. Deeze Ti-can schynt ons de God te zyn waar van wy hier voor onder den naam van der Chineezen Neptunus gesproken hebben, en die by hen de Geboorte bestiert. Hoe 't ook zyn mag, deeze God Beheerscher der Schatten en Uitdeelder der Rykdommen, was op een AutaarGa naar voetnoot(f) gezeten, zodanig als wy beschreeven hebben, met den Septer in de handt, de Kroon op 't Hoofdt, en van 't Hoofdt tot de Voeten verguldt. Acht Bedienaaren, alle gelyk hy verguldt, dienden den Afgod als Nood- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ helpers. Twee groote Tafels zag men in de zelfde plaats, en op ieder deezer Tafels vyf Koningen (dus worden ze in de Beschryving genoemt) of liever vyf Helsche Bedienaaren: maar alzoo deeze verbeeldingen de Ampten van deeze Bedienaaren niet genoeg hebben uitgedrukt, was men bezorgt die mede op de Muuren van den Tempel af te schilderen; aldaar zag men hen in hunne Vierschaar gezeten, oordeelende de Menschen en hen doemende tot de straffe die zy verdient hadden. Voor hen onthielden zich afschuwelyke Duivels, veel afgryslyker dan de onze, zegt de Beschryving, en alle gereed om de beveelen der Rechters uit te voeren. De straf en kastyding der Helsche pyne zag men 'er mede afgebeeldt, nevens alles 't welk machtig is den Menschen een schrik aan te jaagen; als de Misdadigen in oly te kooken, anderen op roosters te braaden, weder anderen in stukken gehouwen, midden door gezaagt, door Honden verscheurt enz. De eerste deezer Rechters onderzocht de misdaaden der Menschen: Men kon die niet voor zyne oogen verbergen. Hy zag dieGa naar voetnoot(a) in een Spiegel. De Misdadigen gingen dan over in handen van andere Rechters, die de Uitdeelders van straffe waren. Een van deeze Rechters had het bestier over den geenen wiens Zielen in andere lichaamen moesten overgaan. In een groote Weegschaal zag men ter eener zyde een Zondaar met misdaaden belaaden, en ter anderer zyde, ter vertroosting der Godsdienstigen, de Boeken die de oeffening in de Chineesche Godsdienstigheit behelsden, maakende gelukkiglyk het tegengewigt van den Zondaar uit, en op deeze wyze wierd hy ontslagen. In 't midden van de Helle vloeide een Revier, en over deeze Revier waren twee Bruggen, de eene van Goudt en de andere van Zilver, waar over die geene gingen die bezit van 't Paradys namen, 't zy door kracht hunner verdiensten, of door verzekering hunner Priesteren. Zy droegen in hunne handen het getuigenis van hun goed gedrag. De Priesters geleidden hen in dit gelukkig verblyf, alwaar men altoos groene Boschaadjes en bekoorlyke Lusthoven zag. In tegendeel beschoude men in een vervaarlyke afgelegenheit de Kuilen en Kerkers der Helle; twee kopere Deuren sloten dit verblyf den Duivelen en Slangen bereid, die men in 't midden der Vlammen, zonder te verteeren, zag. Om den Uitverkoornen in 't Geloof der Chineezen het vermoogen der Priesteren te toonen, had men 'er een aan den ingang der Helle verbeeldt, die zyne Moeder uit het midden der Vlammen, in weerwil der tegenstreevende Duivelen rukte. Eindelyk las men 'er dit Byschrift, 't welk zonder twyffel opzicht op Ti-can had; wie duizendmaal voor deezen Afgod bidden zal, zal van deeze straffe bevryt zyn. Men onderstelde mogelyk, dat de oude Vrouw zich onvolmaaktelyk in dit gedrag gequeeten had, nademaal de Priester genoodzaakt was, zyn gezag te gebruiken, en zelfs geweld, om de oude Vrouw weg te voeren. Men ziet mede Reliquiën en HeiligeGa naar margenoot+ Lyken in der Chineezen Tempels; by voorbeeldt, men spreekt ons van een zekeren Lessu, die omtrent voor agt hondert jaaren in den geur van Heiligheit storf. Dit Lyk rust in de Pagode van Nantua in een plaats voor de aandacht der Godvruchtigen, in 't midden van een ongemeen getal van lichten bloodt gestelt. Men begeeft zich derwaarts in Pelgrimaadje. Deeze die het Christendom niet dan door zekere uitwendige oeffeningen kennen, zullen zich inbeelden dat het noodwendig volgt, dat de Godsdienst der Chineezen veel van het Christendom geplundert heeft; want, zullen zy zeggen, dat het niet waarschynelyk is, dat die wettelyk de gebruiken en middelen verkreegen heeft, die het Chrisstendom zoo krachtelyk bezicht om den Volke tot de zaligheit op te wekken, die geheiligt en gezegent zyn, en bygevolg nooit door Ongodsdienstigen mogen gebezigt worden. Het vereischt hier verantwoording voor den Chineeschen Godsdienst te doen. Het leezen van alle de Oude en Hedendaagsche Schryveren geeft ons te kennen dat diergelyke oefteningen tot alle Godsdiensten behooren. De eenigste Godsdienst die diergelyke oeffeningen hadt konnen verwerpen, is die der Christenen: Maar die heeft het nooit gewilt, noch heeft 'er zich zelfs van bedient om Zielen te winnen. Langen tydt te vooren, had Godt ten voordeele der Jooden een gedeelte der Egiptische Plechtigheden ingewyt, en mogelyk deed hy 't om dit vleeschelyk Volk te behouden. De Aloude Heidenen waren eveneens gezint. Om deeze te bekeeren, heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina *34-*35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
134
PAGODE de la CHINE.
B. Picart sculp. direxit. 1728.
Grande PAGODE de la CHINE. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Christendom een groot gedeelte van gebruikelykheden en Ceremoniën uit het te gronde gaande overschot van hun Heidendom getrokken. Alle de Godsdiensten komen in iets overeen. 't Is door deeze overeenkomst, dat verstanden van een zekeren aart zouden waagen het onderwerp van een algemeene vereeniging in te voeren.Ga naar voetnoot(a) Wat zou het loffelyk zyn daar toe te komen, en den Volke van een te zeer wederstrevigen aart te konnen doen begrypen, dat men met behulp van liefdaadigheit overal Broeders vindt. Ga naar margenoot+ Nadat we den Lezer hebben te verstaan gegeeven 't welk tot den Geestelyken Dienst in 't inwendige van de Pagode dient, moeten we hem verklaaren 't geen het Afbeeldzel alhier verbeeldt.
In de Eerste Afbeelding, die een Gemeene Pagode verbeeldt, word vertoont:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de Tweede Afbeelding beschouwt men de Aanmerkelykste der Pagoden van China; vertoonende:
In een van deeze Pagoden is 't dat de Hoe prachtig de Keizer in Processie in een deezer Pagoden verschynt; Keizer zyne Offerhande met een ongemeene pracht offert. Geen Processie is 'er in Europe die de deftigheit van den voorttogt van dien Vorst overtreft, wanneer hy zich van deezen Geestelyken plicht quyten gaat.Ga naar voetnoot(b) Hy word voorgegaan van vier en twintig Trompetters, versiert met goude Beugels, vier en twintig Trommelslagers, vier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en twintig Mannen met verniste en vergulde Staven gewapent, hondert Soldaten voerende deftige versierde Hellebaarden, hondert Stafdragers en twee aanzienlyke Amptenaren. Deeze Voortrop word gevolgt van vier hondert Lantarens, vier hondert Toortsen, twee hondert Lanssen belaaden met groote vlokken Zyde, vier en twintig Banieren of Vaanen, waarop men de teekens van den Zodiak geschildert heeft, en zes en vyftig andere die de Gestarntens van den Hemel verbeelden. Men ziet vervolgens meer dan twee hondert vergulde Wayers met Afbeeldzels van Draaken en andere Dieren, vier en twintig kostelyke Zonneschermen, en een Aanrechttafel door Amptenaren van 't Palleis gedraagen, waarvan alle de gereedschappen van Goudt zyn. Dit alles gaat den Keizer voor, die daar op te Paardt verschynt, prachtig gekleed, omringt van tien witte Hantpaerden, wiens Paerdetuigen met goudt en gesteente bezet zyn, en van hondert Lyfwachten en Edelknaapen van 't Paleis. Men houd voor den Keizer een Zonnescherm die hem de schaduw maakt, en van alle bedenkelyke versierzelen blinkt. De Prinsen van den bloede volgen den Keizer, insgelyks de Mandaryns van de eerste Orde en andere Heeren van 't Hof, alle in Plechtgewaadt. Na hen komen vyf hondert aanzienlyke Jongelingen, verzelt van duizend Dienaaren te voet; zes en dertig Mannen draagen een ongedekte Draagstoel, gelykende naar een Triomfwagen; zes en twintig Dragers torssen 'er een andere die gesloten is; en dan volgen vier Wagens door Olifanten en Paarden getrokken. Ieder Draagstoel en Wagen heeft een geleide van een kompagnie van vyftig Mannen, alle prachtig gekleedt, en de Olifanten zoo wel als de Paerden, zyn met kostelyke Dekkleeden versiert. Deeze Optogt word door twee duizend geletterde Mandaryns en twee duizend Bevelhebbers van Oorlog geslooten. Alzoo deeze Orde altydt de zelve is, en het zeeker en bekent zy dat de Plechtigheit altoos op gelyke wyze zal geschieden, maakt het voor den Keizer geen ongewoone onkosten. Dus is men zoodra de Vorst offeren wil, ten allen tyde gereed hem in de zelfde orde te verzellen. Ga naar margenoot+ Nadat we nu van de Tempels gesproken hebben, is 't billyk dat we eenig gewag van hunne Inwyding maaken. Wanneer men met het bouwen des Tempels ten einde gekomen is, indien 'er reeten in de Muuren zyn, moet men die met het bloedt van eenige Slachtoffers, wegens achting voor dit verblyf der Godheden, dicht stryken. Dit is 't, zegt men, dat het Chineesch Gewoonte Boek belast. Men voegt 'er by, dat het aan ieder een niet gedoogt is, Tempels den Overledenen te bouwen. Alle Ondermaansche dingenGa naar voetnoot(a) hangenGa naar margenoot+ van de Starren af. Dit is het gevoelen der Chineezen; en hoeveel Christenen zyn niet van de zelfde gedachten? De ydelheit der Voorzeggingen, een naaukeurige onderscheiding van gelukkige en ongelukkige dagen, d'onzeekerheit van het toekomende, 't welk men in alle Godsdiensten by de Bygelovigen en bedriegelyken door onfeilbaare regels heeft willen vast stellen, dit alles bestiert de Chineezen in hun gedrag. Een zodanig merkteken doet de Almanakken en Maandwyzers in waarde houden. Alle Huisgezinnen zyn 'er van voorzien. Men geeft zoo blindelings geloof aan deeze Boeken, zulks het genoeg zy dat ze verbieden of bevelen om hunne regels te gehoorzaamen, zelf tegen allerlei redenen. Deeze lichtgelovigheit geeft gezag aan een tallooze meenigte van slechthoofden die zich met Voorzeggingen en Betovering bemoeien, die de dagen, uuren, ogenblikken stellen wanneer men iets uitvoeren moet. Allerlei Waarzeggers, waarvan het verhaal onnoodig zoude zyn, vinden by de Chineezen gehoor. De eenigste goede zaak in deeze lichtgelovigheit, zoo gemeenlyk vol bedrog, en nochtans zoo styfzinnig in 't bestaan, is dat men met de doodtGa naar voetnoot(b) de Starrewichelaars en Waarzeggers straft, die in hunne Voorzeggingen zich bedrogen vinden, en vooral deeze, die door onkunde niet juist den tydt der Eklipsen voorzegt hebben. Deeze laatste onweetenheit is een doodstrafwaardige misdaadt, nademaal 'er naar de meening der Chineezen het welzyn van de Eklipserende Star van afhangt, en dat het de plicht der Starrewichelaaren is, de Eklipzen voor te zeggen, op dat de Priesters, Overheden en den Volke in dit rampspoedig toeval tot bystand der Starre arbeiden. Het hulpmiddel 't welk de Chineezen haar toebrengen, is 't zelfde dat in de Indiën in gebruik is. VoordatGa naar voetnoot(c) de Jesuiten den ChineezenGa naar margenoot+ een recht denkbeeldt van de Eklipsen gegeeven hadden, beelden zy zich over deeze van de Maan in, dat de Zon doorgaat was, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overzulks de Maan zich tegenover dit gat bevindende, het noodwendig volgen moest dat haar het licht ontbrak. Eenige Sekten leerden dat een zekere booze Geest de Zon met zyne rechter- en de Maan met zyne linker handt bedekte; 't welk alsdan de Eklipsen maakten. Zy geloofden noch, dat de Zon zich geduurende den nacht in een Vallei onthield, die zy onderstelden vier en twintig duizend mylen onder de Zee te vinden was. Laat ons dit gevoelen nevens dat der Alouden stellen, die zich inbeeldden dat de Zon geduurende den nacht zich in den Oceaan dompelde. Ga naar margenoot+ Behalven de Almanakken, Maandwyzers, en verscheiden Boeken die deeze Zwetzers den schynheiligen en aan eenvoudige Vrouwen uitventen om 'er hun welzyn naar te richten, zyn 'er noch andere die zich bemoeien door getallen te voorzeggen, insgelyks door kringen en Afbeelzels, door hand- en aangezicht lynen, door droomen, door 't onderzoek van de gedaante-of aanzichtkunde enz. Eenige van deeze Landloopers leeren de Vrouwen de middelen van een voorspoedig en gelukkig zwangergaan te genieten. Andere bemoeien zich met windverkopery,Ga naar voetnoot† gelyk men in 't Norden van Zweden doet. Deeze laatste Bedriegers onthouden zich altoos by paaren te samen. Een van hun draagtGa naar voetnoot(a) met een staatig gelaad op den rechter schouder een zak waarin hy de gewaande windt besloten houd, waarvan hy voor geldt zoo veel leevert als den lichtgelovigen kooper meent van nooden te hebben. In zyne linker handt heeft hy een Hamer, waarmede hy eenige maalen op den grondt slaat, om 'er, zegt hy, de Godheit of den Windt-Geest uit voort te doen komen, die, zoo men 't geloven mag, in de Lucht op een Vogel en onder een menschelyke gedaante omzwerft. Wy mogen hier aanmerken, dat in dit belachelyk Geloof der Chineezen en Noorder Volkeren een genoeg duidelyke overeenkomst gevonden word, met den Leeren-zak vol windt,Ga naar voetnoot(b) die Eolus zoo edelmoedig aan Vlysses gaf. Op een klein stroo Mannetje den Wyn uitstorten, is een der Plechtigheden die de Chineesche Gewoonte Boeken belasten om de Geesten te bezweeren, en te voorschyn te doen koomen. DochGa naar voetnoot(c) niets zonderlinger is, dan hoeGa naar margenoot+ ze hunne Huisgoden raadvraagen. Zy neemen twee kleine stokjes ter eene zyde plat en ter andere rond. Zy voegen die beide met een draadt te samen, waar na zy met een tederlyke geneegenheit den Afgod bidden, en zich krachtiglyk inbeelden dat zy moeten verhoort worden, werpende deeze stokjes voor hem neder. Indien het by geval geschied dat ze op de platte zyde vallen, als dan is 't dat hunne gebeden in verwytingen veranderen. Niet te min hervatten zy het lot, en zoo het niet beter gelukt, word dit verwyt door stokslagen gevolgt. Nochtans bezwykt hen den moed niet, en zy loten zoo dikmaals, tot dat eindelyk het lot hen gunstig zy. Somtyds leggenze deeze kleine stokjes in een pot, en bygeval die weder uit trekkende, zoeken ze in een boek van waarzeggery, om te weeten of de wyze waar door die uitgetrokken worden, zal gelukkig zyn. Andere waarzeggeryen der ChineezenGa naar margenoot+ bestaan in 't onderzoek der beweegingen van een Schildpadt, van 't gevlieg en 't gezang der Vogelen, van 't schreuwen der Dieren, in des Morgens ontmoetingen enz. Veele van hun die zich Meesters in deeze bygelovige oeffening noemen, woonen in Holen en Spelonken. Zonder ons met hunne gestalte en kleeding te beschryven, op te houden, wyzen wy den Lezer naar het Afbeeldzel.Ga naar voetnoot+ Deeze Menschen bemoeien zich niet alleen met voorzeggingen; zy arbeiden mede met den Philosofischen Steen, en klensen liefdedranken, nevens andere geheimen alzoo verderflyk als deeze. EindelykGa naar margenoot+ genoegen zy zich niet den Volke met dit alles wat diets te maaken, zy beroemen zich ook de middelen te weeten die d'onsterflykheit uitwerken konnen, ten minste zodanig een lang leven 't welk de onsterflykheit schynt naby te komen, en deeze laatste Zwetzery voldoet enkelyk alleen om een groot getal weetnieten aan hun snoer te krygen. 't Welk het zeldzaamste zy, is de tegenstrydigheit der Chineezen, die zich in weerwil van de begeerte van te leeven, zelf lichtelyk verdelgen, zonder van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
135
MAGICIENS et SORCIERS de la CHINE.
B. Picart sculp. dir. 1728.
Autres MAGICIENS & SORCIERS. &c. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Zielverhuizing te reppen, die, zoo het schynt, de kracht van hun te vergenoegen zou moeten hebben. Laat ons hier een geestelyk gebruik der Godsdienstige Sexe niet vergeeten voor te stellen, 't welk de Lou-in is. Wy zullen iet diergelyks in de Beschryving van der Japaneezen Godsdienst beschouwen. Om de oeffening der Chineezen te verklaaren, zullen wy ons van de woorden van een Jefuïte Bezendeling bedienen,Ga naar voetnoot(a) die arbeidde om een Chineesche Godsdienstige Vrouw te bekeeren. Deeze waar van hy spreekt, had behalven haar vasten, en haar manier van leeven in de uitterste gestrengheit haarer Sekte, veertig jaaren doorgebragt zonder iets 't welk leven had te eeten.Ga naar margenoot+ ‘Zy was een Godsdienstige voor den God Fo, tot lange gebeden genegen, en in de Zusterschap van een beruchten Tempel ingeschreeven, werwaarts men zich verre in Pelgrimaadje begaf. De Pelgrims, zoodra zy beneden aan den voet van den Berg gekomen zyn, knielen en werpen zich neder op ieder treede die zy in 't opklimmen doen. Deeze die de Pelgrimaadje niet konnen doen, belasten eenige hunner vrienden, voor hen een groot bladt papier te koopen, gedrukt en in een hoek van 't zelve door de Bonzes geteekent. Op 't midden van dit bladt is het Afbeeldzel van den God Fo. Op het kleedt van Fo en rondom zyn Afbeelzel, zyn zeer veel kleine kringen. De Godsdienstige van wederzyds Sexe drukken duizendwerf dit gebedt voor den God Fo uit:Ga naar voetnoot(b) Na-mo-omi-to-Fo, waar van zy niets begrypen, want dit uit Indiën met de Sekte van Fo gekomen is. Zy doen meer dan hondert kniebuigingen, waar na zy een roodestreep in een der kringen teekenen, waar van het Afbeeldzel t'eenemaal is bedekt. Van tydt tot tydt verzoeken ze de Bonzes in hunne Huizen te komen om 'er gebeden te doen, en om het getal der kringen vervult zynde, dezelve te verzegelen en bekrachtigen. Men draagt die in Lykstatiën in een klein kisje door de Bonzes verzegelt: Dit is 't geen zy Lou-in noemen, 't welk een Paspoort of Geleibrief voor de reize van dit naar 't ander leven beteekent. Deeze Geleibrief word niet toegestaan voor dat men eenige Taëls heeft betaalt: Maar ... men is ook van een gelukkige reize verzeekert.... ‘De Godsdienstelingen van de SekteGa naar margenoot+ van Fo, hebben altoos aan den hals of om de armen een soort van Paternoster hangen.... bestaande uitGa naar voetnoot(c) hondert middelmaatige en agt grooter kraalen: aan 't hoofdt en ter plaatse alwaar anders by de Rooms-gezinden het kruis word geplaatst, word een groote kraal gevonden, van gedaante der kleine Snuiftabak doosjes naar Kalabassen gelykende. In 't omdraaien deezer kraalen is 't, dat zy hun gebedt Na-mo-o-mi-to-Fo uitspreeken. Het gebruik van deeze Paternosters is veele eeuwen onder dan dat van de Roozekrans onder de Christenen. In 't gevolg van deeze bygelovighedenGa naar margenoot+ zullen wy de Geneeskunde stellen. Die bestaat, zoo eenige Reizigers zeggen, in zeer weinig zaaken.Ga naar voetnoot(d) Hunne geneezingen zoo beroemt door middel der Geneeskruiden, hebben niets meer ongemeens dan die der Woeste Amerikanen: Zy maaken eenig gebruik van Zweetmidden, en zeer weinig van buikzuivering, zich dits maakende dat het meerendeel der ziektens veroorzaakt worden door de winden die door 't vleesch dringen, en arbeiden om dit te verdryven door 't gebruik van gloeiende naalden, of vuurballen op 't vleesch. Zy zyn het polstasten mede kundig: Maar, voegt men 'er by, dit is het wezentlykste deel hunner Geneeskunde niet, alhoewel de Chineezen krachtig ingenomen zyn met hunne wysheit, merkende de kennis van de pols als den grondt deezer wetenschap aan. ‘Ga naar voetnoot(e) Zy voelen de pols op een belachelykeGa naar margenoot+ wyze voor die dit niet gewoon zyn. Na dat ze de vier vingers langs de polsader gezet hebben, en krachtig en eenpaarig het handgewricht van den zieke gedrukt, lichten zy die allenks wederop, tot dat het opgehoudene bloedt door deeze drukking veroorzaakt, weder zyn gewoone loop genomen heeft. Zy beginnen eerlang daar na den arm weder te drukken gelyk te vooren, 't welk zy dus eenigen tydt met verscheiden hervattin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen achtervolgen. Daar na, lichten zy de vingers op en neer de een na den ander, gelyk of men op de klavesinbaal speelde, rustende zachtiglyk of met kracht, somtyds vaardiger en dan weder langzaamer op den polsader, tot dat de zelve de beweegende tasting van den Arts opvolgt, en dat de kracht, de zwakte, de ongeregeldheid en alle de andere toevallen van de pols zich openbaaren. Zy waanen dat 'er nooit geen ongemeen toeval in de gesteltheit gebeurt, of het bloedt word ontroert, en daar door word by gevolg een verscheiden indruk in de Vaten verwekt...’ Na dit onderzoek van de pols, 't welk enkelyk niet dan op een lange ervaarenheit is gegrond, drukken zy de oorzaak die zyne ongeregeldheit werkt, uit. ‘De Chineesche Artsen meenen doorgaans door de verschillendheden van de pols, de uitwerkzelen, en de ziektens te kennen die 'er aan verbonden zyn; daarom houden zy de rechter en somtyds de linker handt van hunnen zieke, en dikmaals beide teffens, daarna zich gedraagende als of zy een ingeeving hadden, speelen zy vrymoediglyk den Profeet. Gy hebt geen pyn in 't Hoofdt gehad, zeggenze, maar eene zwaarmoedigheit, die u sluimerig maakt; .... Gy hebt de etenslust verlooren, en gy zult die binnen twee dagen weder bekomen; deezen avondt.... zal u het hoofdt veel luchtiger worden .... Wanneer zy ervaaren zyn, voorzeggenzeGa naar voetnoot(a) alles naaukeurig: De onkundigen zyn gemeenlyk valsche Profeten,’ of zwetzers als elders. P. Le Comte bekent, dat men zich byna t'eenemaal van hun wantrouwen moet, nademaal zy zich van allerlei middelen dienen om behendiglyk den staat van den zieke te onderzoeken, voor dat ze hem komen bezoeken. ‘Om dit met gezag te doen, verdichten ze somtyds een soort van ziekte die zy vervolgens veroorzaaken,’ en P. Le Comte brengt 'er voorbeelden van by. Kortom, men is genoodzaakt te bekennen dat zy lichtelyker het quaad weeten te voorzeggen dan het te geneezen, en dat men gelyk elders onder hunne handen sterft. Voor 't overige heeft men by de ChineezenGa naar margenoot+ geene openbaare Schoolen van de Geneeskunde:Ga naar voetnoot(b) noch gezag, noch achting gaat met deeze weetenschap verzelt. Men moet zich dan niet verwonderen indien die voor de bedriegeryen der zwetzers bloot gestelt word, die zich gemeenlyk in een geheel ander geval verdachtGa naar voetnoot(c) ziende, een zekere toevlucht in des gemeenen Volks lichtgelovigheit vinden. Zy weeten dat om by den Volke ingang te hebben genoeg zy, dat de behandeling van de kunst voor een ieder vrystaat. Niet tegenstaande onze openbaare Schoolen en deftige vertoogen der gewettigde Navolgers van Hippocraat, vind zich deeze gelukkige toegeevendheit niet min by ons, en by ongeluk is 't voor de zieken dat die aan de verwaandheit onzer Geleerden is verschuldigt, die niet lyden konnen dat de Geneeskunde buiten de regels gaat die zy zich voorgeschreeven hebben, en beslooten te volgen. Deeze Geleerden vergeetenGa naar voetnoot(d) de groote Grondregel van hun Meester, en loopen vrymoediglyk in 't gevaar de Menschen met behulp van eenige ervaarenheit die onzeeker zy, te dooden, als zy die aan allen ouderdom, gesteldheden en quaalen toepassen, en zy geeven dus de onkunde en 't quaad vertrouwen der Quakzalvers gezag. Dat men zich dan minder tegen de lichtgelovigheit der Chineezen aankante; want men zoude teffens de onze doemen.Ga naar voetnoot(e) ‘In China studeert een rampzalige, die niet weet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoe hy aan de kost zal koomen, twee of drie maanden in een Boek der Geneeskunde, en verwerft zich het gezag van een volkomen Dokter ten kosten der zieken die hy liever om hals brengt, dan zelf genoodzaakt te zyn.... van honger te sterven.’ Noch vermengt zich in dit gedrag een valsche eer en een soort van medelyden. ‘De Chineezen, vervolgt P. Le Comte, verwyten zich hunne gierigheit wanneer zy ongezondt zyn, indien zy niet sterven, of zoo zy hunne Vrienden door een ander middel dan door dat van de Natuur doen sterven.’ Eveneens volgt men by ons blindelings een onbekende, die met een Artsenybriefje of voorschrift te voorschyn komt, waar van hy de kracht waant gelegen te zyn in een oud en berookt geschreeven scheurpapier, waar onder men gebeedelde handtteekeningen ziet, en dus vervolgens eenige maanden aangeplakt is geweest. Waar is 't dat hy na eenigen tydt zich van des Volks dwaling bevoordeelt hebbende, t'eenemaal buiten geloof en gezag verdwynt: Maar hy word weder door andere opgevolgt enGa naar voetnoot(a) de Waereldt die hy bedroogen heeft, is nochtans gereed door deezen bedroogen te worden die na hem komen. De Geneeskunde zoude ons een veel langerGa naar margenoot+ buiten-reden verschaffen: maar laat ons die alleen noch met een weinig regels vervolgen. De Chineesche Apotekers en Wondheelders zyn mede Artsen. In de eerste tyden der Oudheit maakte men in deeze driederlei bedieningen geen onderscheid. Had men 'er toen minder Quakzalvers? Dit is ons onbekent. Maar dit is zeker, dat zoo de Geneeskunde van deeze Konstenaars ontbloot was, de zelve des te beter zoude voortgang hebben. Gelukkig waren de Menschen die deeze Dienaars der Geneeskunde weder tot de KeukenGa naar voetnoot(b) en het Lancet zaggen gebragt, 't welk hunne wettelyke Bediening behoorde te zyn. Een aanmerkelyke redenGa naar voetnoot(c) der Chineezen tegen de Apotekers is, ‘dat men het voornaamste deel van de geneezing der Zieken aan geen Menschen vertrouwen moest, die geen belang in de geneezing vinden, en die zich weinig met de hoedanigheit en de deugd der Kruideryen bemoeien, mits zy 'er zich van tot hun voordeel ontdoen.’ Dit is nochtans niet 't welk by de Europische Kruidbereiders moet gevreest worden. Men heeft veel meer hunne vermetelheit te vreezen, die hen zoo kloekmoedig maakt, zich voor Artsen uit te geeven. |
|