Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 100]
| |
den zyn met Afgoden van deeze Gelukzaligen versiert. Deeze Afgoden zyn ter rechter en linker zyde in de Pagode geplaatst, de kleinste eerst, daar na de middelste, en vervolgens de grootste, overzulks zy naar de schikking van orgelpypen gelyken. Deeze orde wyst de onderscheiding en verdienste der zielen aan. In 't midden van deeze twee ryen Afgoden, is'er een leedige plaats, en dit ledige is de eerbaarste van de Pagode. Men ziet'er niet dan een diep en duister vak of nis, ‘dit geeft te kennen, zegt de Italiaansche Jezuit, dat de God die zy aanbidden, en van wien alle Afgoden afhankelyk zyn, die Menschen gelyk wy hebben geweest.... van een onzichtbaar wezen is....’ Men wilde eens, vervolgt onzen Reiziger, de Cochinchineezen overtuigen, dat zoo veele Afgoden onnoodig waren, nademaal 'er niet dan een eenige God is. De Cochinchineezen gaven ten antwoordt: Wy zyn mede van uw gevoelen: Maar gy moet met ons onderstellen, dat deeze aan weer zyden van den Tempel geplaatste Afgoden, geen Scheppers van Hemel en Aarde zyn: Maar menschen die door hunne Heiligheit hebben uitgemunt, die wy op de zelfde wyze eeren, gelyk gy uwe Heiligen, Apostelen, Martelaaren en Belyders eert. Men bewyst hen min of meer eer, volgens de trappen van deugdt die men in hun erkent. In 't vervolg van de zamenspraak verklaarden zy den Bezendeling noch beter, dat zy God als een onzichtbaar wezen begreepen, die onder onze zinnen niet vallen kan, en die door geene Beelden, noch door Afbeeldzels vertoont kan worden; dat de leedige plaats en duisterheit, die men tusschen de twee ryen van Afgoden zag, de onbegrypelykheit van de Goddelyke Natuur aanwees, en eindelyk, dat alle de Afgoden die dit omringden, zoo veel Voorspreekers by het Opper-Wezen waren. Zoo veele Godheden, Onder-Goden of Tusschenspreekers by de Goddelyke Majesteit, vereisschen zichtbaare merktekenen van achting en eerbiedigheit. Dus vind men het Landt van Pagoden vervult, en de Pagoden met Schatten opgehoopt. Het een gaat zelden zonder het ander. Wanneer men gunst van de Ryksgrooten verwerven wil, moet men acht geeven hen te eeren; men is oplettend met hen allerlei plichten te bewyzen; men geeft hen mede geschenken, en deeze geschenken komen gemeenlyk met de waardigheit van den Persoon overeen. De Godsdiensteling gedraagt zich eveneens in alle de Godsdiensten; de Protestant alleen maakt en uitzondering in den regel, hy vertoont zich met leedige handen, gaat rechtstreeks tot het opperwezen, zonder de minste beleefdheit aan de Heiligen te bewyzen, en met de zelfde vrymoedigheit die men in de grondstelling van zyne Staatkunde aanmerkt. Hy handelt het Hof des Hemels met de kleinachting die hy aan die deezer Waereldt betuigt. De Cochinchineezen die omtrent het gebergte woonen, hebben, zoo men verzeekert, veel meer de eenvoudigheit in hunnen Godsdienst bewaart. Zy hebben geene Afgods Tempelen: Maar zy aanbidden den Hemel, en offeren hem hunne Offerhanden; hier by voegen ze veele achting voor de Overledenen. De grondt van den Godsdienst van't VolkGa naar margenoot+ van Cambaja komt byna met het geloof der Siammers overeen. Men zegt, dat zy de Opper-Heer van Hemel en Aarde aanbidden, of liever de Ziel van 't Heelal. Eenige Zendelingen zeggen, dat zy veel achting voor onze Plechtigheden hebben, als ook voor de Beelden: Maar de Ketters, altoos quaadspreekende, willen dat men deeze achting niet schuldig zy, dan aan een overeenkomst van denkbeelden die zy tusschen de HeidenenGa naar voetnoot(a) en Rooms-Catholyken aanmerken. In dit Koningryk is de Pagode van Onco, zoo zeer onder de Heidenen berucht, dat men uit vyf of zes omleggende Staaten, derwaarts in Pelgrimaadje gaat. Deeze Heidenen neemen de uitspraak van Onco met alzoo veel achting en vertrouwen aan, als een Rooms-Catholyk die van den Heiligen Stoel. Onder de Onsajen, 't welk de PriestersGa naar margenoot+ en Geestelyken der Cochinchineezen zynGa naar voetnoot(b), is 'er een Tempel-Opperhoofdigheit die eenige overeenkomst met die der Roomsche Kerke heeft: by voorbeeldt, zy gaan onderscheidentlyk volgens de onderscheiding van hunne orden, of naar de verschillende waardigheit gekleedt. Eenige doen geloften van armoede, en leeven niet dan van Aalmoezen; andere, zegt de Zendeling, geeven zich aan barmhartige werken over, en zy arbeiden ter geneezing van de Zieken, door Toverkunde, of door natuurlyke Geneesmiddelen. Maar altoos zonder eenigen loon of vergelding te eisschen. Daar zyn 'er, die zich bezig houden met bruggen te bouwen, die in Pelgrimaadje | |
[pagina 101]
| |
gaan, die beedelen, en Kerken bouwen. Andere onderwyzen in 't openbaar en in 't byzonder, weder andere draagen zorg voor de Dieren enz. Dit alles word mede in 't leven der Talapoins en Braminen gevonden, gelyk wy reeds hebben aangemerkt. Onze Zendeling heeft gemeent in de Tempel-Ordens deezes Volks, de trappen van afhaakelykheit te vinden, gelykende naar deeze die men van Abten, Bisschoppen, en Aartsbisschoppen heeft, tot zoo verre, zegt hy, dat zy vergulde en verzilverde staven draagen, zeer weinig van deeze verschillende, waar van men zich onder ons in de Kerke dient. Ga naar margenoot+ De manier van de Artzenykunde te oeffenen, is van een byzonder gedrag: de geneesmiddelen die zy aan hunne zieken geeven, zyn aangenaam en voedende, en 't is niet noodig, zegt de Bezendeling, dat men hun ander voedzel geeft; ook geeven zy 't dikmaal 's daags, gelyk wy het vleeschnat gebruiken. De Aderlating is by hun zoo veel niet in gebruik als by ons. Hy voegt 'er noch by, dat zy met een goed vertrouwen tot een zieke zeggen als zy oordeelen hem niet te konnen geneezen; ik hebbe geen geneesmiddel voor deeze quaal: Maar zoo zy gelooven de zieke te konnen geneezen, zeggen ze hem met vertrouwen: ik zal u geneezen, en ik zal u in zodanigen tydt weder herstellen. Daar op komt men met den Arts overeen wat de zieke hem voor zyne geneezing geeven zal, en somtyds maaken de zieke en den Geneesmeester onderling een schriftelyk Verdrag; indien dan by ongeluk de zieke niet word geneezen, verliest de Arts zyne gedaane moeiten en kosten der Geneesmiddelen. Het tegendeel is by ons in gebruik: Men moet somtyds sterven door de handt der geneesmeesters, en hen echter betaalen, als of de zieke geneezen was: Dit is onze meening niet dat zy het leven der Menschen verzeekeren zouden; maar dat de vermetelheit der ongeletterde lapzalvers en landlopers geweert wierde. Ga naar margenoot+ Wat de Veelwyvery der Cochinchineezen aangaat, is gelyk die van hunne Grensvolkeren. Zy gedoogen mede de Echtscheiding. Zy Huwelyken ook in geene graaden van Verwantschap door Goddelyke en Menschelyke Wetten verboden. Omtrent het gebergte hebben ze een diergelyk gebruik, als die der Aloude Jooden; dat is, zoo een Man gestorven is, dat dan zyn naaste Bloedverwant de Weduwe trouwt, en indien een van beide dit verbondt weigert te voltrekken, moet men zich een zeekere straf onderwerpen, waar van men zich niet lichtelyk vrykoopen kan. De Overspeelder, 't zy man of vrouw,Ga naar margenoot+ word voor de Olifanten geworpen. Het verhaal van den Zendeling voegt 'er ten opzicht van den Olifant by, die de uitvoerder van 't Doodvonnis is, dat hy dit Vonnis stiptelyk met zoo veel orde volgt, als ooit een Mensch verstandelyk zoude konnen uitvoeren: Maar bekent is 't, hoe de beesten konnen in bedryven geoeffent worden, waar toe het schynt dat zekere Menschen naaulyks zouden bequaam zyn. In hunne gewoone Lykstatiën is dit hetGa naar margenoot+ aanmerklykste. Men komt by den zieltogenden Zieke en men slaat en schermt met hevige sabel- en houwer-slagen in de lucht die hem omringt, om de quaade Demons af te weeren en te verbaazen, die t'eenemaal gereed staan de Ziel te beschaadigen op dat ogenblik als zy uit haar lichaam vertrekt. Wanneer eenig persoon van aanzien gestorven is, vergaderen de Onsajen, die, gelyk wy gezegt hebben, des Volks Priesters en somtyds ook hunne Artsen zyn, om te onderzoeken wat de oorzaak kan zyn geweest, dat de doode overleden is; en als zy gelooven de oorzaak van dit afsterven gevonden te hebben, doemen ze die staatiglyk ten vuure. Ten eersten word op deeze doeming een der Vrienden des Overledenen volkomentlyk door den Duivel bezeten. (Dit is 't welk de Zendeling ons verzeekert.) De Duivel komt in 't lichaam van deezen persoon, na eenige Plechtigheden en Toverkundige aanroepingen, vertelt de bezetene alsdan den staat der Ziele van den Overledene, alles wat zy doet, en alles wat zy lyd enz. Hunne andere Lykplechtigheden verschillen niet met deeze van hunne Gebuur-Volkeren: als deeze vierenze Feesten ter eere der verstorvenen, insgelyks aanbiddenze hen.... De Jezuït en Zendeling vind dat dit met de inwying of Kanonisatie der Heiligen overeenkomt. Eindelyk geeven ze gelyk hunne Grensvolkeren, aan de Zielen te eeten. 't Is licht door alle deeze gebruikelykhedenGa naar margenoot+ te merken, dat dit Volk van de onsterflykheit der Zielen overtuigt is. Wanneer de Zendelingen tot deeze Cochinchineezen zeiden, om hen wegens hun belachelyk gevoelen uit den dut te helpen, dat de Zielen onderhoud noodig hebben: Hoe, ziet gy niet dat uwe denkbeelden valsch zyn? De Zielen hebben geen mondt om te eeten; en behalven dat, indien zy aten, zouden dan de schotels vol blyven? De Cochinchineezen ontworstelden deeze vraag met hun te antwoorden: Twee zaaken zyn 'er in de spyze aan te merken, de eene is de wezentlykheit, en de andere zyn de toe- | |
[pagina 102]
| |
valligheden van hoeveelheit, hoedanigheit, reuk, sinaak enz. De Zielen neemen voor haar de wezentlykheit om te eeten die onstoffelyk en geestelyk is. Dit is een onderhoud en voedzel overeenkomende met haare onstoffelyke natuur: maar zy laaten in de schotels deeze toevalligheden over, die met de oogen en andere lichaamelyke zinnen worden beschouwt; en in diervoegen hebben ze geene lichaamelyke werktuigen om te eeten noodig. Indien dit antwoordt door de Christenen zelf niet opgemaakt is, moet men bekennen dat der Cochinchineezen fynigheit hen tot eere verstrekt. |
|