Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXIV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 98]
| |
milddadige Onderdaanen te moeten leeven. De belangen van Staatkunde en Godsdienst hebben de harten der zynen zodanig niet van hem afgetrokken, dat ze hem zouden gebragt zien, om van aalmoezen te leven. Indien de Bua, deeze wettelyke Vorst van Tunquin, zich van alle zyne Staaten ontbloot ziet, heeft hy ten minsten zoo veel tot zyne vertroosting, om in zyn Vaderlandt gerust te mogen leven. De Wetten doemen hem niet ter dood, hy vlucht niet van Stadt tot Stadt, noch ook van Landschap tot Landschap als een strafwaardige. Dusdanig is het lot der Ryksgrooten; hunne ongelukken zyn met die van de Burgerlieden niet te vergelyken, noch met de misslaagen zoo van de een als van de andere. In 't quaadt 't welk de Grooten om hunne misslagen lyden moeten, vind men altoos redenen van Staat, die de een rechtvaerdigen en de andere doemen. Daar uit spruiten de Partyschappen. De machtigste heeft de overhand; alsdan zyn de omkeeringen van Staat onvermydelyk. De Bua is verpligt zich in zyn Paleis, als in een eerlyke gevankenis opgesloten te houden. Hy leeft'er zonder Hovelingen, zonder gevolg en onbezorgt: Maar men leid hem eens 's Jaars door alle de Straaten der Stadt met groote pracht. Het schynt zelf dat hem niet geoorloft is, zyn ingebeeld Koningryk af te staan. Nochtans bewyzen hem de Mandaryns eerbiedigheit op den eersten en veertienden dag van ieder Maan, en de regeerende Koning geeft alsdan geene Edikten uit, dan die door den Bua geteekent zyn. Ga naar margenoot+ Het gansche Hof en de Krygslieden gaan den Koning die bezitter van den Troon is, op den eersten dag van 't Jaar, den vyfden van de vyfde Maan, den dag zyner geboorte, en op deezen wanneer de Kantselary geopent word, begroeten, zonder van buiten gewoone gelegenheden te melden, als, wanneer zyne Majesteit een nieuwen Tytel verkrygt, of eenige overwinning behaalt. In alle deeze omstandigheden, en den dag van verjaaring van 's Konings overlyden, zyn de Prinsen, de Hovelingen en Vreemdelingen gewoon aan den Koning geschenken te doen. Zyne Majesteit verkiest de vyfde dag van de zevende Maan, om op zyn beurt verscheiden mildadigheden te bewyzen, en om den Gevangenen vrydom te verleenen, die geene strafwaardigen van Staat zyn. 't IsGa naar voetnoot(a) mede op deeze zevende Maan, dat men het Vuur ter eere van de Overledenen ontsteekt, om 'er hunne Zielen door te zuiveren. Deeze die de eer hebben ter gehoor van zyne Majesteit ontfangen te worden, naderen hem met de BonnetGa naar voetnoot(b) op 't hooft, doen alsdan vier groetingen gelykzaam ter aarde, en rechten zich ieder reis wederom op: Maar de Vrouwen doen dit maar eens. Men komt in zyn Paleis niet dan in 't Violet gekleed; men verzoekt om geen gunstbewys dan met geschenken in hande: Maar als zyne Majesteit de verzochte gunst weigert, neemt hy ook geene geschenken aan. In de laatste Maan verkiest de KoningGa naar margenoot+ een ongelukkigen Dag, een Dag die de Tunquineezen de Dag des doodts noemen, om zich door zyne Vrouwen, Hovelingen en Amptenaaren den eedt te laaten vernieuwen. Dit geschied in 't byzyn van eenige Ryksgrooten en in een Afgods-Tempel. De laatste dag van deeze laatste Maan, die de laatste van 't Jaar is, gaat de Koning met zyn Hof uit zyn Paleis, om zich in de Revier te wasschen. De Koning verleent het besluit des doodts en dat van genaade. De misdadige die dit moet ondergaan, is verplichtGa naar voetnoot(c) zich met een bundel gras in den mondt te vertoonen, om te doen begrypen dat hy verdient heeft gegeeten, en als een beest wegens zyn ongeregeld gedrag gehandelt te worden. In het Kroonen van den Koning zyn 'erGa naar margenoot+ eenige Plechtigheden die naar den Godsdienst zweemen; als den eedt die hy van de Ryksgrooten ontfangt, het bezoeken der Pagoden, de Offerhanden, de Giften die de nieuwe Koning den Afgoden schenkt, en het bezoek der Gasthuizen. Men verzeekert ons, dat het getal der Slachtoffers boven de hondert duizend beloopt; dat de nieuwe Koning de waarde van meer als een Millioen den Afgoden schenkt, bestaande in Goudt en Zilver, als ook in Stoffen van groote waarde, en in schoone geschilderde Lywaten, doende daar nevens groote milddadigheden aan de Armen der Pagoden en die der Gasthuizen. Op het weder vernieuwen van de Maan, neemt de nieuwe Koning zyn verblyf by de Bonzes; dit verblyf duurt niet dan tot het eerste quartier. Het overige van de Maan word met verlustiging in Galeitogten en Gastmaalen doorgebragt. De Adeldom verkrygt men door de WapenenGa naar margenoot+ en Geleerdheit; men moet om die te verwerven drie trappen bereiken, die met | |
[pagina 99]
| |
deeze van Candidaat in de Godgeleertheit, Licentiaat of Meester in de Rechten, en Leeraar overeenkomen. Alle deeze Leeroeffeningen duuren omtrent zeventien Jaaren, zoo Tavernier ons bericht. Het onderzoekGa naar voetnoot(a) wegens de twee eerste trappen geschied van drie tot drie Jaaren in een ruime plaats, alwaar ieder Leermeester zyne Leerlingen onder zyne Baniere vergaadert. Het onderzoek van den eersten is over de Chineesche Letters; en deeze die naar den volgenden trap haaken, worden ondervraagt over de punten van de Historie en Zedekunde. Wat aangaat die, wiens neiging tot den trap van Dokter of Leeraar strekt, men ondervraagt hen niet dan alle zes Jaaren, en om onderzocht te worden, zyn zy genoodzaakt ten Hove te verschynen. Men ondervraagt hen in 't overstaan van veele Geleerden, van den Koning, en van den Bua, over een weinig verhevener stoffen, waar onder men zodanige verkiest die men voor 't onderwerp hunner Redeneeringen noodig oordeelt, die zy verplicht zyn in den tyd van tweemaal vier en twintig uuren op te stellen en over te leeveren. Deeze Redeneeringen worden aan den Bua vertoont, en door de voornaamste Leeraaren onderzocht. Het getal der Leeraaren die men, na dit onderzoek ontfangt; hangt van 't believen des Konings af, die hun de leedig gevallene Bedieningen geeft, of hen tot zodanig een waardigheit verheft als hy noodig oordeelt. Vyf dagen na het onderzoek, laat de Koning aan de Poort van zyn Paleis de naamen van de nieuwe Dokters of Leeraars aanplakken, en zyne Majesteit geeft hen een Violet Kleedt, veertig Huisgenooten, en inkomsten geëvenmaatigd met hunnen staat. Vervolgens ontfangt de nieuwe Dokter de Plichtplegingen van zyn Gehucht. Hy vind 'er een nieuw Huis tot zyne woning. Men geleid hem derwaarts in triomf, en men geeft hem geschenken met een goed onthaal verzelt. Gelukkig zyn de geletterde Mannen, die in een Landt leeven alwaar de wysheit dus word geacht! maar wy zien de zaaken maar in een verren afstandt. Het is gedoogt te gelooven dat de kuipery en gunst daar niet min dan elders regeert, en dat 'er veele Doktoren deeze verhevene post door middel van een geleende bequaamheit bekleeden, zonder hen al te naau te ondervraagen. Tavernier bericht ons eenige andere byzonderheden deeze stoffe raakende; werwaarts wy den Lezer wyzen. Alle deeze Geleerden bezitten schooneGa naar margenoot+ voorrechten. Deeze die noch niet dan op de laagste trap van geleerdheit zyn, genieten ontslaging van de helft der Belastingen, en mede dat ze niet verplicht zyn in den Oorlog uit te trekken. Deeze die op de middelste trap zyn, zyn van de betaaling der Schattingen vry: Maar de Leeraars bezitten deeze voorrechten voor hen en hunne nakomelingschap tot in 't zevende geslachte, en geraaken tot grooter Eerampten. Dus word de Jeugdt aangemoedigt, ziende dat de Studie van eenige jaaren de vergeldingen voortbrengt, die hen met den Adeldom gelyk stellen. Naby de uiterste grenspaalen van Europe vind men een Staat die de verdienste der Studiën vergeld, en haar den weg tot de eerste Waardigheden opent; 't welk Engelandt is. Om dit Hoofdtstuk te eindigen, moeten we den Lezer noch berichten, dat de Beschryving van P. Tissanier den Jezuit, en die van Tavernier zodanig overeenkomende zyn, dat ze noodzaakelyk elkander zullen nageschreeven hebben. Waarschynlyk is 't, dat de Koopman en Reiziger den Jesuit heeft uitgeschreeven. |
|