Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXIX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 85]
| |
Maar eer hy daar toe quam, begeerde hy dat men Tempels bouwde, en Beelden in de zelve oprechtte: Beloovende deeze Tempels met een zeekere invloeying van kracht te vervullen, die het gebrek van zyn afweezen voldoen zoude, en over deeze Standbeelden eenigen invloedt van zyne Goddelykheit door kracht van zyn geblaas in te storten. Het geschiedde dan door deeze invloeying, dat de Standbeelden of Afgoden deel ontfingen van de Godheit van Xaca, en 't is ook 't welk Xaca als een onfeilbaare zaak na zyne vernietiging belooft had. Dus word by hen den dienst der Afgoden gezag gegeeven, en insgelyks aan de voorwerpen waarin men gelooft een Goddelyke Geest te woonen. Het denkbeeldt is zoo buitenspoorig niet, dat 'er niet iets van uit meer dan eenen Godsdienst ingeslopen zy. Na dat de tydt van Xacâs bestier geëindigt zal zyn, moet 'er, zeggen de Laos, een andere God gebooren worden, die de Tempels verwoesten zal, alle de Afgoden verbreizelen, en de Boeken verbranden waarin de Leerstukken van Xaca begreepen zyn; en na dat hy de Sektarissen van deezen Godsdienst zal vervolgt hebben, en allerlei Dienst verboden, zal hy nieuwe Wetten uitgeeven, en zich andere Bedienaars verkiezen. Zy zeggen noch, dat Xaca en de Godt der Christenen zich onderling verdraagen hebben; dat de eerste zich in 't Oosten heeft gevest en het Westen voor der Christenen Godt gelaaten, die 'er zich zeer armelyk uitgerust en met een zeer klein gevolg na toe begaf: Maar allenks ongemeene daaden deed, een talryk gevolg kreeg, en veele Rykdommen machtig wierd. By dit alles voegenze noch belagchelyker verdichtzelen, dan al het geene wy aangehaalt hebben. Ga naar margenoot+ Op zeekere tyden van 't Jaar stelt men Xaca in een ruime en op een verhevene plaats ten toon, dienende ter Godtsdienstigheit van 't Volk. Een ieder brengt 'er zyne offerhande, en de Talapoins maaken 'er hunnen oogft van. De Langinen, zegt onzen Schryver, die een deezer vroome Zendelingen schynt te zyn, en men nooit van Kettery verdenken moet, zyn van een verwonderlyke Godsdienstigheit en zeer Godtvruchtig. 't Zy verre van daar dat ze deezen Afgod van zyne Schatten berooven zouden; want zy putten zich ter zyner geneegentheit uit. 't Is jammer dat een zoo Godtvruchtig en Godtsdienstig Volk, dus in de duisternis van dwaling steekt. Dit is 't, 't geen men het naaukeurigste over den Godsdienst der Laos aanhaalen kan, die eenige overeenkomst met deeze van de Siammers heeft. Men bespeurt in 't verward en duister verhaal van P. Marini, dat deeze LaosGa naar voetnoot(a) eenig denkbeeldt van den val der eerste Engelen hebben, en van een gemeenzaame omgang van de zelven en de Duivelen met de Vrouwen. Uit het Huwelyk der Duivelen wierden de Zwarten gebooren. Xaca, waar van wy in 't vervolg spreeken zullen, is mogelyk de zelfdeGa naar voetnoot(b) als Sommona-Codom. De Geestelyken en Priesters der Laos worden,Ga naar margenoot+ gelyk in Siam en Pegn, Talapoins genoemt. P. Marini zegt'er al wat bedenkelyk zy, quaadt van; maar best is 't dat we dit niet uitpluizen. Zy blyven Leer-broeders tot den ouderdom van drie en twintig Jaar: Alsdan onderzoekt men hen in de gronden, en als de bequaamheit van de Leerling de verwachting der Leermeesters beantwoordt, treedt men tot de bevestiging van de Gelofte. Word dit roemwaardig verricht; komt de Leer-Broeder, op zyn kostelykst gekleed, uit het Klooster: Men geleid hem in Processie op een Olifant gezeeten. De voortgang van de Processie eindigt in den Tempel, alwaar deeze Leer-Broeder zyne Gelofte doen moet. Deeze Plechtigheit word door een Brasfeest gevolgt, 't welk drie dagen duurt. Niet tegenstaande dit Geestelyk Beroep, konnen ze, wanneer zy willen, den waereldlyken staat wederom aanneemen, gelyk de Siamsche Talapoins doen. Het overige van 't verhaal, 't welk de Italiaansche Monnik doet, komt genoegzaam overeen met het geen andere Schryvers van deeze laatste gezegt hebben. In hunne zeden vind men een vermengzel van schynheiligheit, loosheit, lafhartigheit en trotsheit. De Reizende Monnik voegt 'er de wellustigheit, en een geest van ontucht en ongeregeldheit by. De Koning alleen is Rechter deezer Talapoins. Hy doemt den geenen die aan eenigen grooten misdaadt schuldig zyn, al 't overige huns levens de Olifanten te dienen. De Koning, zegt den Italiaan verder, is de Beschermer, of om eigentlyker te zeggen, de Overste deezer Monniken: Hy is hen toegeevende om zyn eigen belang en uit Staatkunde; want indien hy hen te streng handelde, zouden zy het | |
[pagina 86]
| |
Volk oproerig konnen maaken, en den Staat omkeeren. Hoe veel Vorsten zyn 'er niet, die zulks doen? Ga naar margenoot+ De Talapoins biechten den veertienden dag van ieder Maan; de oudsten eerst, en vervolgens die jonger zyn. Zy hebben een gebruik van Wywater, 't welk zy, zoo den Italiaan zegt, aan de Zieken zenden, overzulks zy waanen dit voordeelig voor hunne gezondheit te zyn. Ga naar margenoot+ De Dienst die zy hunne Afgoden bewyzen, bestaat in hen bloemen aan te bieden, insgelyks reukwerk en ryst; hier by voegen ze noch Waschkaerssen, om deeze Afgoden te verlichten, en men bid met den Paternoster. Die van de Laos bestaat in een snoer van hondert te samen gereegen kraalen. De Italiaansche Monnik onderscheid de Talapoins van Laos in Talapoins der Steden en die der Bosschen. Hy zegt ook dat de Bonzes van Japan zich roemen Leerlingen der Laos te zyn, gelyk ook de Siammers doen, die hunne Jongelingen by de Laos om te studeeren zenden, gelyk men die in Europe naar Leuven en Salamanca zend. De Koning regelt hunne Vasten, FeestenGa naar margenoot+ en andere Plechtigheden. Hy beslegt mede de twyffelzaaken en andere bezwaarnissen in den Godsdienst. Zoo het verhaal van den Italiaanschen Monnik waar is, moet men de Koning der Laos als een Hoofdt der Kerke aanzien, die, gelyk eertyds Henrik de VIII. in Engelandt, het Priesterschap met den Scepter wilde vereenigen. De Zedekunde deezer Geestelyken bestaatGa naar margenoot+ in vyf afkeurende Grondregels, die eveneens als die der Siammers zyn: in niet te dooden, noch te bedriegen; geen overspel te begaan, noch te steelen; en geenen Wyn te drinken. Maar ter verligting en vertroosting der Zondaren, verleenen de Talapoins vergiffenissen. Deeze ontslagingen zyn van een hoogen prys, en worden niet dan voor een tydt ingewilligt. |
|