Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
XIV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 68]
| |
schied, gaan zy de nieuw Getrouwden met Wywater besprengen, en doen gebeden in de Balische Taal, die, gelyk we reeds hebben te kennen gegeeven, by deeze Indianen eveneens als 't Latyn by de Roomschgezinde Christenen is, en het Hebreeusch by de Jooden. Wat de Bruiloft zelf aangaat, men verlustigt 'er zich, gelyk elders in gebruik is, maar de Bruidegom noch Bruidt, noch eenige der Bruiloftsgasten danssen 'er. Dit Feest word by de Ouders van de Dochter geviert, in een Vertrek ten dien einde en ten kosten van den Bruidegom gebouwt. Daarna geleid men deeze nieuw Getrouwden in een alleenstaande Gebouw: maar nochtans met Bamboes bezet, en binnen den omtrek van 't Huis der Ouderen van de nieuw gehuwde Vrouw. Deeze nieuw Getrouwden houden 'er eenige Maanden hun verblyf, 't zy zulks geschied om te beter den aart der nieuw Vereenigden te leeren kennen, of door een oorzaak van geneegenheit die genoeg natuurlyk is. Hoe 't ook zyn mag, men zegt dat voor het fluiten van 't Huwelyk, de toekomende Schoonvader, zyn aanstaande Schoonzoon zes maanden by zich onderhoud, om hem beter te leeren kennen. Ga naar margenoot+ De Siammers gedoogen de Veelwyvery: maar, voegt men 'er by, dat dit niet dan door een grondoorzaak van grootsheit, of om de geneegenheit tot de wellust te voldoen, geschied. Zy gelooven dat het veel beter gedaan is, niet dan een eenige Vrouw te hebben. Deeze die'er veel hebben, stellen een Meestreffe over de andere; en die word Groot-Gemalin genoemt; de andere, schoon Echtelyk en door Wetten gedoogt, zyn deeze Groot-Gemalin onder worpen, en worden Klein-Vrouwen geheeten. Deeze laatste zyn gekochte Vrouwen, en by gevolg Slavinnen. Haare Kinderen noemen hun Vader, Heer Vader, daar de anderen hem enkelyk Vader noemen. 't Valt niet bezwaarlyk een goed gedeelte van dit gebruik in 't leven der Aloude Aartsvaderen te vinden. Rachel had twee Dienstmaagden die men gevoegelyk als twee Vrouwen en Slavinnen van Jacob kan aanmerken, en dit zonder de deugdt van deezen Heiligen Man te benadeelen, nademaal de Heilige Schrift ons deeze byzonderheit wel heeft willen te verstaan geeven, zonder het te veroordeelen. Het Huwelyk is in de eerste graden van Bloedverwantschap den Siammers verboden: maar 't is hen nochtans gedoogt een volle Nicht te trouwen. Ten opzicht der graden van Namaagschap, kan men twee Zusters na den anderen trouwen: maar niet teffens. De Koningen van Siam zyn deeze Wet niet onderworpen, geloovende dat geene Vrouw hun waardig is, dan deeze die hen het naast bestaande zy, zonder zelfs de Zuster daarGa naar voetnoot(a) uit te zonderen. Van 't Huwelyk gaan wy over tot deGa naar margenoot+ Echtscheiding. De Huishoudens zyn byna in Siam altoos gelukkig: Maar wanneer men zoo verre gekomen is van elkander niet te konnen verdraagen, besluit men om deeze quaal te geneezen, zich onderling te doen scheiden. Te verwonderen is 't dat de Christenen zoo veel weerzin teegen deeze laatste toevlucht hebben. Is 't de Godsdienst die het gedult onzer Gehuwden bestiert? Men heeft veel moeiten om dat te geloven: De oneenigheit, wanneer die in een Huishouding regeert, is een oorsprong van zonden die geen Biechtvader ooit zou konnen afhandelen. Men word dan niet bestiert als door zeer menschelyke beweegredenen, die geen verdienste in den Godsdienst hebben, en die niemandt tot de Heiligmakinge geleiden. Volgens La Loubere is de Echtscheiding niet dan zelden in Siam gebruiklyk, als alleen onder 't gemeene Volk. De Ryken, die veele Vrouwen hebben, behouden gelykelyk deeze die zy niet beminnen en die zy beminnen, en mogelyk hebben zy 'er reden toe. Somtyds zyn 'er tyden dat de slechtste spyze, machtig word, de eetlust wederom op te wekken.
Ga naar voetnoot(b) Le changement de mets rejouit l' Homme:
Quand je dis l' Homme, entendez qu'en ceci
La Femme doit être comprise aussi.
Dat is: De Mensch word weêr verheugt door and're Disgerechten;
Maar als ik Mensch zeg, is 't dat ik een Vrouw verstaa:
Want zy begreepen word in alles zonder gaâ.
Zy word by de Siammers dus begreepen, alhoewel dit met bepaaling zy, overzulks de betaamlykheit by de Vrouwen word vereischt. By voorbeeldt, zy geeven zich het vermaak niet van veel Mannen te heb- | |
[pagina 69]
| |
ben: maar 't is haar gedoogt te mogen scheiden, wanneer zy 'er volstrekt toe komen willen, en op den dag zelf van de Echtscheiding weder te hertrouwen. Men bekommert zich niet de twyffeling waarin men zich bevinden kan, raakende de Vader van 't eerste Kindt, 't welk kan na het tweede Huwelyk gebooren worden. Een Man, vertrouwt zich, zoo ons de Reizigers verzeekeren, op't geen hem de Vrouw betuigt. Ga naar margenoot+ Men is verplicht de Bruidschat van de Vrouw, die men verstoot, of de scheiding begeert, weder te geeven. De Kinderen worden gedeelt. De Moeder ontfangt de eerste, derde, vyfde, en dus vervolgens een onevengetal; de Vader de tweede, vierde, zesde, en zoo vervolgens. Hier door gebeurt het, indien 'er niet dan een Kindt in 't Huwelyk is verwekt, het voor de Moeder is, en zoo het getal der Kinderen oneven zy, de Moeder een Kindt meer ontfangt. Dusdanig zyn in Siam de Wetten van Echtscheiding: Men verzeekert ons, niet tegenstaande hoe licht men de scheiding toestaat, dat de Siammers het nochtans als een groot quaad aanzien, ‘enGa naar voetnoot(a) byna als een onfeilbaar bederf der Kinderen, die gemeenlyk in een tweede Huwelyk hunner Ouderen qualyk gehandelt worden.... Men wyt dan dit de oorzaak waarom het Geweft zoo weinig bevolkt word, alhoewel de Siamsche Vrouwen vruchtbaar zyn, en dikmaals Tweelingen baaren’ Men moet bekennen dat niets meer machtig is het breeken van den Huwelyksbandt te wederhouden, dan de Kinderen, die by deeze gelegenheit reeds niet dan te veel door de oneenigheit hunner Ouderen lyden moeten. ‘De Man heeft volkomen 't gezag over zyn Huisgezin, zelfs heeft hy de macht zyne Wyven en Kinderen te verkoopen, behalven zyne voornaamste Vrouw, die hy alleen verstooten mag. De Weduwen erven van haare overledene Mannen de macht, met deeze uitzondering, dat ze de Kinderen in gelykpaarigen rang niet mogen verkoopen, indien 'er zich de Ouders van den Vader tegen aankanten, want de Kinderen mogen 'er zich niet tegen stellen. Na de Echtscheiding, mogen de Vader en Moeder ieder hunne Kinderen verkoopen, die hun ten deel gevallen zyn..... Maar de Ouders hebben geene macht hunne Kinderen te dooden, noch de Man zyne Vrouwen om te brengen, naardien in 't algemeen in Siam allen doodslag verboden is.’ Niets komt dit gezag nader, of om beter te zeggen, niets overtreft meer dit gedrag, dan het gezag der Aloude Romeinen. Deeze hadden recht en macht over 't leven en de doodt hunner Kinderen, zy mogten ze verkoopen, en tot Slaaven maaken. ZyGa naar voetnoot(b) verkochten ze zelfs driewerf: maar daarna was het Kindt vry van 's Vaders wreede tiranny ontslagen. Wat de Moeder aangaat, zy had weinig deel aan dit tirannig gezag. Het Christendom heeft by ons dit gebruik, zoo strydig tegen de Natuur, t'eenemaal verbannen. Het Overspel is een zaak die onder henGa naar margenoot+ zelden voorvalt, nademaal de VrouwenGa naar voetnoot(c) geen tydt hebben, leedig te zyn. De bezigheit is somtyds de bronader van de deugdt: maar de leedigheit nooit. Men bericht ons dat de Siamsche Vrouwen de kunststreeken van weelde, ydele oppronking, 't Spel, Schouwspelen, en de omgang met de Mannen onkundig zyn; dat zy verplicht zyn haare Mannen met haaren arbeidt t'onderhouden. Indien men by dit alles het recht voegt dat de onteerde Man heeft, zyne overspelige Vrouw te mogen dooden, verkoopen, of te straffen, zoo hy 't noodig oordeelt, zal men te min verwondert staan, weinig Siamsche Vrouwen te vinden, die haaren plicht te buiten gaan. Men moetnochtans bekennen, dat 'er ongetrouwe Vrouwen, zelfs in 's Konings Paleis zyn. De straf die men deeze laatste doet lyden, is, dat men haar aan een Paardt, ten dien einde afgericht, overgeeft, en vervolgens doet sterven. Te PatanaGa naar voetnoot(d) word de overspelige Vrouw aan haare Ouders overgeleevert, die haar toe staan, te verkiezen welk een doodt zy sterven wil; en zy verkiest gemeenlyk geworgt te worden: maar de overspelige Man, mede aan zyne Ouders overgeleevert, word met een pook doorstoken. De jalousie der Mannen is minder in SiamGa naar margenoot+ gemeen, of veel verdraaglyker dan in 't overige van Oostindiën. Verre van zich | |
[pagina 70]
| |
van een gedwongenheit te beklaagen, die, hoe gematigd die is, de begeerte der Fransche Vrouwen zoude konnen tergen, of ten minsten haar beleedigen; die van Siam vinden 'er hunne glori in, en men wil zelfsGa naar voetnoot(a), dat ze zich belgen als men haar al te groote vryheit toestaat. Mogelyk dat de Siamsche Vrouwen de goede gesteltheit van gedachten, zoo verschillende met ons, verschuldig zyn aan haar levensgedrag; want altoos zyn ze in huis bezig, en staan nooit voor de verzoekingen der Mannen bloot. Alhoewel het waarachtig zy, dat de deugdt de proef vereischt, zoo is't een groot voordeel voor de VrouwenGa naar voetnoot(b) van zich niet bloot te geeven. De Siamsche Vrouwen van staat, gaan zelden uit; maar wanneer dit geschied, hebben ze haar aangezicht ontdekt, weinig verschillende van de Vrouwen Slavinnen die haar verzellen. Een gevolg van het grondbeginzel 't welk men de Siamsche Vrouwen toeëigent, en zelfs in 't algemeen de Asiaansche; om de jalousie als een merkteken van eer en achting wegens de Mannen aan te zien, is dat ze liever door haarer Mans handen zouden willen sterven, dan in de macht van den vyandt te vallen. Dit is waar van de Aloude en hedendaagsche Historien van 't Oosten ons veele voorbeelden verschaffen. Men moet ook bekennen dat de Oosterlingen, voegende de Slaverny by de Schaaking van eer, de slaafachtigheit niet dan onverdraaglyker voor de Vrouwen word.Ga naar voetnoot(c) By de Aloude Grieken, afkomstig van de Oosterlingen, was 't gebruik, de Gevangenen tot hunne Slavinnen en Bywyven te houden. Ga naar margenoot+ De SiammersGa naar voetnoot(d) zyn niet min wegens hunne Dochters, als over hunne Vrouwen jaloers. Zy verkoopen ze als zy haar op oneer bevinden, aan iemand die het recht heeft van haar voor geldt tot ontucht te laaten gebruiken, mits dat hy aan den Koning een Schatting betaale. Men zou wel konnen zeggen, dat de hevigheit van de straf het quaad als ongeneesbaar maakt. Ga naar margenoot+ ‘De nalaatenschap in de Huisgezinnen van gemeene lieden behoort t'eenemaal aan de Groot-Vrouw, en vervolgens aan haare Kinderen, die van hunne Ouderen met gelyke deeling erven. De Klein-Vrouwen en haare Kinderen mogen door den erfgenaam verkocht worden, en zy hebben niets dan 't geen de erfgenaam hen geeft, of de Vader voor zyn sterven by handtasting heeft toegestaan; want de Siammers weeten van geen Testamenten. De Dochters van de Klein-Vrouwen gebooren, worden verkocht om zelfs wederom Klein-Vrouwen te zyn....’ Laat ons iet van den eigendom der Goederen gewag maaken. De Siammers doen die zoo veel zy konnen in roerende Goederende bestaan. Schoon door des Landts Wetten de Landeryen erflyk in de Huisgezinnen zyn, en onder de Onderdaanen verkoopelyk, echter trachten ze niet naar den aankoop der zelven, nademaal de Oppermacht deeze Wet niet dan naar het hem behaagt, in acht neemt, en niet gedoogt dat men aan deeze zoo tirannige eigendom afbreuk doet, zoo algemeen in 't Oosten, en zoo afschrikkelyk in de Beschryvingen onzer Reizigers. Deeze Volkeren myden dan den aankoop van onroerende Goederen, en trachten niet dan naar dingen die zy verbergen konnen, of zonder veel moeiten vervoeren; als by voorbeeldt, Gesteenten en andere kostelykheden. In andere Gewesten, alwaar de macht van den Opperheer en van zyne Gunstelingen aan de onroerende Goederen noch niet heeft durven raaken, en zich wezentlyk toeëigenen, myd men het gereede Geldt en zodanige Goederen, als een vervaarlyke Pest, en men tracht zich te verzeekeren, 't zy van Landeryen of van Huizen om met zyn Huisgezin te leeven. De ryke Indianen geeven, wanneer zy de doodt voor oogen zien, een gedeelte hunner Goederen aan den Opperheer, om 't overige aan hun Huisgezin te konnen verzekeren. De Ouders weeten zich van hunne KinderenGa naar margenoot+ wel te doen beminnen en gevreest te zyn: het laatste is aan de Vaders als verzekert wegens hunne Oppervoogdyschap. Te verwonderen is 't dat het eerste zich zoo ver uit strekke als men ons verzeekert. ‘Deeze Ouders, zegt de reedsdikmaals aangehaalde Schryver,Ga naar voetnoot(e) verantwoorden aan den Vorst de misslagen hunner Kinderen. Zy neemen deel aan hunne kastydingen, en zy zyn vooral verplicht, wanneer ze misdaan hebben, hen over te leeveren: Maar, schoon | |
[pagina 71]
| |
de Zoon reeds gevlucht was, word hy altoos genoodzaakt zich zelf over te leeveren, wanneer de Vorst het op zyn Vader of Moeder, of zelf zyne andere Erfbloedverwanten verhaalt, doch die veel ouder zyn dan hy, en voor wien hy ontzag hebben moet.’ Wy worden veel beter gehandelt dan de Oostindiaansche Volkeren; wy zyn noch Meesters noch Slaven als zy, en nochtans worden 'er by ons zoo algemeen geene voorbeelden van zodanig een Kinderlyke tederheit gevonden. Is 't de opvoeding of de koelte van 't Gewest die ons dus verslapt? Nochtans ontbreekt ons de gevoelbaarheit niet: De minste roeslag van den Vorst doet ons daar tegens kryten. Indien de Zon ons een weinig meer warmte dan naar gewoonte geeft en laat gevoelen, klaagen wy dat ze ons brandt, daar deeze warmte als een Geneesmiddel verstrekt 't welk de overtollige vochten verteert, en de slagen van den Opperheer als merktekenen van zyne Vaderlyke geneegenheit zyn. 't Is door een gevolg van de achting der Kinderen voor hunne Ouders, dat die eenigheit in de Huisgezinnen regeert. Een ZoonGa naar voetnoot(a) die in Siam tegen zyn Vader of Moeder pleiten wilde, zou'er voor een gedrocht worden aangezien. ‘Ook, voegt'er La Loubere by, is niemandt voor 't Huwelyk, noch het getal van Kinderen beducht. De belangen maaken geen verdeeldheit in de Huisgezinnen: De armoede maakt 'er geen Huwelyk hatelyk.’ Met een allerzuiverste Zedekunde en uitmuntende grondbeginzelen, worden nochtans by ons alle deeze gebreken gevonden: Maar wy zyn die aan eindelooze benoodigdheden verschuldigt, die door den overdaadt, de Staatzucht, den Koophandel en verscheide gebruikelykheden worden onderhouden. Een andere aanmerkelyke zaak is 't, dat men de behoeftigheit voor schandelyk houd, en dat een Siammer niet gedoogt dat 'er Bedelaars onder hun gevonden worden. Wy staan wel mede op deeze ingebeelde eer: Maar het onderscheid in 't gebruik en de duurte der benoodigdheden maaken by ons veel moeielyker uitvoering. De luiheit en overdaadt zouden veele Huisgezinnen in den grondt helpen. De Diefstal is in Siam noch schandelyker dan het Beedelen; het gansche Huisgezin en Geslacht ontziet zich ongemeen, deel aan deeze oneer te hebben, ‘de naast bestaande durven in geen belang treeden voor iemandt van Diefstal overtuigt.’ Nochtans zyn de SiammersGa naar voetnoot(b) de schroomelooste Roovers die men hebben kan. Wanneer de Kinderen reeds den ouderdom van agt, negen of tien jaaren bereiken, zend men hen naar de Talapoins; waar van wy reeds gehandelt hebben. |
|