Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 61]
| |
een lange stok vast houdende waar langs zy nederglyen. Deeze die het langst onder 't water blyven kan, word geoordeelt een goede zaak voor te hebben. Om nu in zodanigen gevalle te konnen overhaalen, oeffent men van zyne jeugdt af, zich aan 't vuur te gewennen en lang onder 't water te blyven. Een lange oeffening verduurt tegen 't een en ander Element. Voor lang heeft men van iemandt gesprokenGa naar voetnoot(a) die vuur at. Dit geschiedde mede niet zonder konst-streek: Maar 't geen het Volk onkundig is gaat by hen voor iets wezentlyks door. Wat het Water aangaat, wat heeft men niet al geschreeven van Duikers die zich lang onder 't Water houden konnen? Ga naar margenoot+ De Siammers hebben een andere soort van proef, die met pillen geschied, door de Talapoins bereid, en met Vloekzweeringen verzelt. Wederzyds partyen moeten van deeze pillen inzwelgen. Het merkteken van goedt recht is, dat ze die lang zonder braaken in de maag houden, vermits zy 't braaken verwekken, zegtGa naar voetnoot(b) de Schryver van de Beschryving. Deeze proeven worden voor de Rechters en den Volke gedaan. Zoo beide partyen te gelyk een goede of quaade uitkomst in de zaak hebben, hervat men de zelfde proef wederom. Maar zie hier een die onvergelykelyk wreeder is. ‘De Koning van Siam levert somtyds de partyen aan de Tygers over, en deeze die door de Tygers in een zekeren tydt niet worden aangetast, word onschuldig geoordeelt: Maar zoo de Tygers hun alle beide verscheuren, worden ze ook beide schuldig geacht. Indien echter in tegendeel deeze Dieren noch de een noch den ander niet aanvallen, gaat men tot een andere proef over, of men verwacht dat de Tygers bestaan, een der partyen te verslinden, of wel beide teffens.’ Om een eeuwige VriendschapGa naar voetnoot(c) te bezweeren, drinken de Siammers te zamen Brandewyn uit de zelfde schaal: Maar wanneer zy op 't aller Plechtelykst zweeren willen, storten zy wederzyds eenig bloedt. Deeze gewoonte word mede in de Oudheit gevonden. Ga naar margenoot+ Zonder in 't verhaal hunner Starrekunde uit te wyden, die men in de Beschryving van 't Koningryk SiamGa naar voetnoot(d) naslaan kan, zeggen wy, dat zy zich gelyk de Indianen en Chineezen inbeelden, dat een Draak geduurende de Eklipzen dit verduisterde Hemelligt inzwelgt. Om het te verlossen, maaken ze op Pannen en Ketels een groot geraas, geloovende door dit middel dit Dier het inzwelgen te beletten. Veele zaaken meer zouden 'er te zeggen vallen over andere voorwerpen hunner Bygeloovigheit. Zy gelooven dat 'er een konst van te Profeteeren is, gelyk 'er een gevonden word, om de zieken gezondt te maaken. Indien zy door deeze konst van Profeteeren verstaan, deeze om in verrukking te vallen, en in zodanige vervoeringen alle de gezichten van ontroerde herssenen van een heetkoorssige uit te venten, is 'er niet te twyffelen dat deeze konst by hun geoeffent word, gelyk dikmaals in andere Landen geschied is, en zelfs in onze dagen en onder onze oogen. De Alouden verschaffen oneindige bewyzenGa naar margenoot+ van haare mogelykheit. De Roomsgezinden hebben zodanige Profeeten voortgebragt, en de Sektaarissen hebben 'er onder hen zien voortkomen: men heeft elkander over deeze stoffe geen verwyt te doen. De Profeeten van Siam zyn eigentlyk Starrewichelaars en Waarzeggers. Wanneer zy in hunne voorzeggingen missen, laat hen de Koning kastyden, meer als onachtzaamen, dan als Verleiders.Ga naar voetnoot(e) ‘De Vorst niet min als zyne Onderdaanen, onderneemen niets te doen, noch begeeven zich op Reis, als hunne Waarzeggers....den tydt voor de gelukkige onderneeming niet hebben aangeweezen. De Vorst vertrekt niet, of indien hy vertrokken is, komt hy niet weder zoo lang als zyne Waarzeggers zulks afraaden.... Vooral is de Almanak een regel voor hem, die wyst den Koning en zyne Onderdaanen de gelukkige of ongelukkige tydt voor het meerendeel der zaaken aan, die zy gewoon zyn te verrichten.’ By ons verstrekt niet alleen de Almanak tot een regel voor eenvoudige Vrouwen; zelfs zyn 'er Menschen van een redelyk goed oordeel die de voorzeggingen daar in vervat, geloof geeven, en zich zorgvuldiglyk voegen naar het onnoozel verhaal waar mede gemeenlyk dit Boekje opgeschikt word. Het geeft zelfs schynbaarlyk te kennen, dat men onze Fransen zal konnen bekeeren, eertyds | |
[pagina 62]
| |
niet al te licht-geloovig. In 't Jaar 1727.Ga naar voetnoot(a) vind men van een overstrooming in de Almanakken aangeteekent, een bewys van haare waarde by den Landaardt erkent. Ga naar margenoot+ De Siammers neemen voor quaade voortekens het schreeuwen en brullen der wilde Dieren, en het gebaarmaaken der Herten en Aapen, gelyk by ons het gehuil van een Hondt des nachts afschuwelyk is. Een Slang dwaersch over den weg gekroopen, de neergeschoten Blixem, of iet 't welk by geval neerstort, of valt, zyn dingen machtig om een goed voorneemen te verhinderen. Men verzeekert dat zy zoo dwaasch zyn, van de eerste woordenGa naar voetnoot(b) die zy by geval hooren uitspreeken, voor een besluit der zaaken te neemen, die zy te doen of te laaten hebben. Eertyds wierden 'er onder ons, menschen gevonden, zoo bygeloovig, dat ze voor Orakelen opnamen, de eerste woorden die zy in de Kerke hoorden zingen: als of de Kerk in alles belang voor hun bedryf neemen moest, of liever, als of Godt voorbedachtelyk een groot getal Geloovigen had laaten te samen komen, om van 't lot van iemandt in 't byzonder den uitslag te geeven. Men zegt, dat men zich in Italië aan een diergelyke bygeloovigheit vergaapt. Het Volk wascht zich 's daags van St. Jan de voeten in Wyn, werpt vervolgens den Wyn ten vensteren uit, en luistert toe wat de voorbygangers zeggen. Het eerste woordt dat zy hen hooren uitspreeken, is dan een onfeilbaar voorteeken van 't geen zy onderneemen willen. Ga naar margenoot+ De Siammers vergaapen zich mede aan Talismannen en Tovertekenen ‘om iemandt te doen sterven, om zich onquetsbaar te maaken, om menschen en honden te doen zwygen, wanneer ze een quaade daadt onderneemen willen, en niet daar in ontdekt te worden. Indien zy een geneesmiddel bereiden, maaken ze aan den randt van de pot eenige Papieren vast, waarop zy verborgene woorden geschreeven hebben, om te beletten, dat de Geesten, die zy gelooven zich door de lucht te vespreiden, en vermogen, zoo zy meenen, over alles hebben, de kracht der geneesmiddelen met den rook niet wegsleepen. Deeze Luchtgeesten genieten de eerste vruchtenGa naar voetnoot(c) van alle de Dochters, en veroorzaaken haar deeze zoo genaamde wondt, die zich maandelyks weer hernieuwt. Op Zee, binden ze, geduurende den storm, diergelyke Papieren aan 't Scheepswant, 't welk zy gelooven bequaam te zyn om de Winden te stillen.’ Zy houdenGa naar margenoot+ mede een Bygeloovig gedrag omtrent de Kraamvrouwen: maar mogelyk zyn eenige deezer gewoontens min bygeloovig dan noodzakelyk. De Siammers reinigen, gelyk voorheen de Jooden deeden, de Vrouwen uit haar Kraambedde gereezen. De manier van deeze reiniging schynt ons van een byzondere soort. Men plaatst geduurende een gantsche maandt de Kraamvrouwen voor een groot vuur, 't welk men zonder ophouden aanstookt. Men laat haar dan ter eene, en dan ter andere zyde keeren en wenden. Geduurende deeze reiniging, trekt de rook langzaam door een opening in 't Dak van 't Huis gemaakt, 't welk de Kraamvrouw niet weinig hinderlyk is. De Peguanen, wier gewoontens een groote overeenkomst met die der Siammers hebben, handelen noch erger. Zy leggen hunne Vrouwen op een van Bamboes gemaakte Rooster, doch genoeg verheven over een taamelyk groot vuur. De reiniging word geduurende vyf dagen hervat. Deeze soort van regel die men deeze Sexe onderwerpt, hindert echter de Peguaansche en Siamsche Vrouwen niet in 't Huwelyk te treeden. Waar geeven zichGa naar margenoot+ de Vrouwelyke Sexen niet toe over, om de plichten te voldoen die de Natuur in haar verwekt? Eenige zouden 'er zich toe door een beweegreden van Godsdienst begeeven, andere door een grondt van genegenheit voor 't menschelyk geslacht, en weder anderen om aan den last hunner Mannen te gehoorzaamen. Daar uit zoude volgen dat onze Juffers dit alles wel zouden willen uitstaan, en zich met zoo veel moeds op een Rooster laaten leggen, gelyk de Peguaansche en Siamsche Vrouwen doen. Na- | |
[pagina 63]
| |
dat dan het vuur deeze Vrouwen gereinigt heeft, geeven de Mannen aan de Bloedverwanten een Gastmaal. Men eet 'er niet dan 't geen aan 't vuur geoffert is geweest. De Offerhande bestaat in de Spys eenigen tydt naby het vuur te zetten, en dit is 't waarmede de Mannen de erkentenis aan dit Element betuigen. Geduurende de Kraamlegging eeten noch drinken de Vrouwen niets dan 't geen warm zy. Ga naar margenoot+ Laat ons mede iets van deeze gevaarlyke Liefdedranken aanhaalen, waar van de Berichten uit Indiën ons de kracht hoog opgeeven.Ga naar voetnoot(a) Daar zyn 'er die de inbeelding zodaniger wyze verzwakken, dat een Man als kinds word, en zich vervolgens naar het behaagen zyner Vrouwe laat bestieren. Het sap van 't Kruidt Dutroa genoemt, doet het gebruik der zinnen verliezen, van Mannen, wier Vrouwen hen in het Hoorendragers Gilde inlyven. Deeze onvermydelyke slaaperigheit duurt omtrent vier en twintig uuren, terwylGa naar voetnoot(b) de Vrouwen het vermaak neemen van in tegenwoordigheit van hunne Mannen hen ongetrouw te zyn. Men heeft gemeent dat deeze Dutroa deGa naar voetnoot(c) Nepenthes van Helena was, waar van Homerus ons de kracht verhaalt. Dit zou wel konnen zyn. Helena was ervaaren in de konst van dartelheit. Zy was in haare Reistogten zeer ervaaren geworden, voornamentlyk in Egipte, alwaar de Dutroa ongetwyffelt bekent was. Een zoo dertele Vrouw als deeze Vorstin was, moest op haar Gemaal de kracht van de Nepenthes zekerlyk beproeft hebben. 't Was mede in Egipte dat ze kennis van Artsenykruiden kreeg, waar van zy zich diende om zeekere dranken te bereiden in de Aloudheit bekent, waar door het spreekwoordtGa naar voetnoot(d) van Helenâs Kelk ontsprooten is. Wegens dit alles moet men byna besluiten, dat de Egiptische Vrouwen de konst bezaten, haare Mannen, niet min fyn dan de Indiaansche Wyven, te bedriegen. Ga naar margenoot+ Men zegt ook dat de SiammersGa naar voetnoot(e) ziektens onderworpen zyn, van zoo vreemde toevallen verzelt, dat zy gelooven de oorzaak daar van aan Tovery te moeten toeeigenen, of aan een hooger kracht van eenige Geesten: Hierom is 't, dat zy geen Artsen gebruiken, wanneer zy geene reden van hunne ziekte geeven konnen, en als zy de krachteloosheit hunner geneesmiddelen merken. Niet noodig is 't aan te merken, dat men in de Gewesten, alwaar de waare Geneeskunde onbekent is, veel vermoeden en vertrouwen op de Tovery en Toverkunde heeft om de ziekten te geneezen. Het schynt mede dat het Bygeloof tot deeze onkunde geneegen is. Van het Bygeloof tot het Bedrog, is niet dan een eenige treë tusschen beide: De Siamsche Artsen handhaven hun gezag door 't een en 't ander. Nadat een Lyk op de Houtmyt half verteert is, openen zy 't, en alzoo zy het Volk wys maaken dat ze somtyds in de Maag der Overledene eenige stukken raauw Varkensvleesch, of van eenig ander Dier vinden; om hen dus in hun lichtgeloovigheit te verzekeren, onderstellen zy vervolgens dat deeze stukken Vleesch aldaar door Tovery gebragt zyn, en dat ze mede in andere konnen dienen. Laat ons op een omstandiger verhaal der Siamsche Geneeskunde komen, 't welk La Loubere ons verschaft. ‘Wanneer iemandt in Siam ziek word,Ga naar margenoot+ is 't eerste werk het geheele Lichaam door iemandt des verstaande week en zacht te maaken, die op het lichaam van den zieken stapt, en hem met voeten treed. Men zegt mede dat zwangere Vrouwen zich dus door een Kindt laaten betreeden, om met minder smerten te baaren: want in warme Landen, schoon dat 'er de Baaring veel lichter door de natuurlyke gesteldheit der Vrouwen schynt te moeten zyn, laat het echter niet na dat die smertelyk genoeg zy, mogelyk, nademaal 'er minder uitloozingen voorgegaan zyn. Eertyds bragten de Indianen geen ander Geneesmiddel tegens den overvloed van vochten by, dan een volkomen eetregel.’ Het gebruik is 'er noch niet t'eemaal van vernietig: het is mede zoo noodig in deeze warme Gewesten, dat de Europeanen, onvergelykelyk min sober dan de Indianen, ten kosten van hun leven, leeren, dat ze het eenigste bewaarmiddel haarer gezondheit is, en dat men anders levende zich in Indiën niet dan zeer korte levens dagen, en veel ongezondheit voorstellen moet. ‘Tegenwoordig gebruikenGa naar margenoot+ de Siammers de Aderlating, byaldien zy 'er een Europeaansche Wondheelder | |
[pagina 64]
| |
hebben, en somtyds gebruiken ze in de plaats van Aderlaating het Koppen, en ook Bloedzuigers. Zy hebben Purgeermiddelen die hen bezonderlyk eigen zyn, en ook eenige waar van wy ons bedienen..... Wyders neemen ze geen tydt in 't purgeeren in acht, en zyn van de natuurwerking onkundig. Nochtans is hen de nuttigheit van 't zweeten niet onbekent, zy achten in tegendeel het gebruik van zweetverwekkende Middelen veel.... De Europeanen hebben hen het gebruik van Kina Kina geleert. In 't algemeen zyn hunne Geneesmiddelen zeer heet, zy gebruiken geene inwendige verkoelig: maar baden zich in de Koorts en in allerlei ziektens. Het schynt dat alles 't geen de natuurlyke warmte vereenigt of vermeerdert hun goed zy. Hunne zieken genieten geen voedzel dan gekookte Ryst, die zy ongemeen vloeibaar maaken.... Het Vleesch-sop is doodelyk in Siam, nademaal dit de Maag te veel verslapt; wanneer de zieke in staat is van iet 't geen krachtig is te eeten, geeven ze hemGa naar margenoot+ VerkensvleeschGa naar voetnoot(a), verkiesbaar voor iets anders. Zy beminnen de Scheikunst, en waanen 'er het geheim van te bezitten. Siam leevert veel bedrieglyke en lichtgeloovige Scheikundigen uit.... De laatste Koning verspilde twee Millioenen om den Steen der Wyzen te zoeken.’ Deeze ziekte van dien Steen te zoeken, die het Fortuin van welhebbende menschen in Europe, en voornamentlyk in Italië en Duitslandt heeft in den grondt geboort, is ons van 't Oosten en de Mooren overgekomen.... Wy hadden Middelen genoeg om ons te bederven, maar dit ontbrak ons noch. Men kan dit toepassen op 't geen Mevrouw Deshoulieres van 't Spel heeft gezegt:
On commence par être dupe,
On finit par être fripon.
dat is: 't Begin is eerst, dat men bedroogen zy,
Dan staat in 't eind' een guit te worden vry.
Een andere inbeelding der Siammers en ChineezenGa naar margenoot+ is 'er, om een algemeen Geneesmiddel te zoeken, en zich daar door van 't sterven te bevryden. Hoe onmogelyk dat een zodanige ontdekking zy, is 't echter zeker, dat ze verscheidenemaalen door 't menschelyk vernuft bestaan is geweest. De ongemeene krachten van den GinsengGa naar voetnoot(b) hebben den Chineezen eenige hoop gegeeven. Wy hebben bestaan het Drinkbaar Goudt uit te vinden, en de Overstorting van 't Bloedt. Men heeft veel eeuvoudiger middelen geroemt, de matigheit, kuisheit, een gerust gemoedt; men heeft zyn levens voedzel gewogen, om stiptelyk te weeten wat de maag verteeren kon, en het juiste gedrag van ieders gematigtheit: Maar wat heeft men gevordert? Op 't allerhoogste zyn leven tot op hondert jaaren te verlengen, en om zoo te zeggen een bedorven gesteltheitGa naar voetnoot(c) te flikken of te verstellen. Het geheim van altoos te leeven en dat van ryk te worden zyn beide even onuitvoeriglyk. De Overlevering zegt ons, dat zekere Personen veele eeuwen hebben geleeft, en dat andere hebben goudt gemaakt. Maar geen Overlevering is 'er die ons leert, dat de eerstenGa naar voetnoot(d) onsterflyk zyn geweest, noch dat de andere het geheim van goudt maaken hebben gehad wanneer hetGa naar voetnoot(e) hen behaagde. De Doolende Joodt is een gemeen verdichtzel, op een verkeerde uitlegging van J.C. woordenGa naar voetnoot(f) gegrondt. De vliegende Pistolet is een ander versierzel, 't welk mogelyk zyn oorsprong verschuldigt is aan 't geen de Alouden aan Pases hebben toegeëigent. Deeze Toveraar ontbrak nooit | |
[pagina 65]
| |
geldtGa naar voetnoot(a), nademaal het hem altoos na het verquist te hebben, wederom in handen quam. Ga naar margenoot+ Indien het menschelyk vernuft zich dus gelegt heeft om met veel moeiten deeze twee geheimen, waar van wy gesprooken hebben, te ontdekken, is 't echter niet vruchteloos geweest om 'er andere nuttigheden die voldoende zyn, in te vinden. De begeerte van onsterffelyk te worden, of ten minsten zyn leven eenige eeuwen te verlengen, heeft veele uitmuntende zaaken voortgebragt. Zy heeft de Artzenykunde en Ontleedkunde volkomener gemaakt. Deeze om den Steen der Wyzen te vinden, is niet min heilzaam voor 's Menschen lichaam geweest; men is haar alle de schoone geheimen van de Scheikunst verplicht; men is haar mede het Geel-Koper, het geheim van de Safiren wit te maaken, de scheiding der Metallen enz. verschuldigt. By alle deeze Bygelovigheden moeten we het denkbeeldt voegen 't welk de Siammers zich van de Olifanten wysmaaken, voornamentlykGa naar margenoot+ van de witte Olifanten. Wy hebben reeds van dit Beest in 't Hoofdtstuk van de Peguanen gewag gemaakt. Wy dienen 't nu weder, met verlof der Lezers, te hervatten. De Siammers gelooven de Olifant volmaaktelyk met verstandt begaaft te zyn. La LoubereGa naar voetnoot(b) bericht dat men statig afscheid van drie deezer Dieren nam, die de Koning van Siam aan de Prinsen, Kleinzoenen van Vrankryk zond. De Siammers luisterden hen in 't oor, wenschten hen goede reis, vermaanden hen geduurende den togt niet verdrietig te zyn, en zich in tegendeel te verheugen, overzulks zy in den dienst van drie groote Prinsen overgingen. Men beeld zich in de Indiën in, dat een zoo edel, sterk, en leerzaam Dier, niet dan met een uitmuntende ziele kan bezielt zyn, met een ziele die in 't lichaam van eenigen Vorst gewoont heeft, of ten minsten in dat van een groot Personaadje. Maar dit is noch in geen vergelyking van 't groot denkbeeldt 't welk men van de witte Olifanten heeft, of om beter te zeggen, die vleeschverwig zyn. De Ziel van een groot Monarch is altoos in 't lichaam van een zodanig Dier gehuisvest. De Koningen van Siam en Pegu noemen zich Koningen van den witten Olifant. Weinig haapert 'er mede aan, dat ze hem niet eenigenGa naar voetnoot(c) geur van Heiligheit toeeigenen, en dat ze hem niet aanmerken als de Vergooding waardig. Ten minsten doen zy hem met deugdzame Menschen gepaart gaan. 't Is om eindelyk alles te zeggen, dat men 'er lange en bloedige Oorlogen tusschen deeze twee Monarchen ter liefde van dit Beest gevoert heeft. Deeze Geestelyke achting der Siammers en Peguanen is de laatste Zielverhuizing van Sommona-Codom verschuldigt, die zich onder de gedaante van een witte Olifant geopenbaart heeft. De Slaafachtigheit der OostindianenGa naar margenoot+ maakt hen handelbaar, geveinst, en overbodig beleeft. Een minder Siammer die zyn meerder bezoekt, komt gebukt in de kamer, zich nederwerpende, en blyft op de kniën en hielen gezeten, het hooft geboogen, de handen ter hoogte van 't voorhooft te zaamen gevoegt. Deeze van minder staat spreekt nooit eerst. Men hurkt dus altoos neder, en dit heeft van de kleinste tot de grootste plaats. Wanneer een Siammer voor een ander van zyn Landaart voorbygaat, aan wien hy achting schuldig is, gaat hem gansch bukkende voorby, de handen te samen gevoegt en opgeheven. De verhevenste plaats is te meer geëert, vermits zy op de hoogste verdieping van een Huis niet komen durven, wanneer Persoonen van rang beneden zyn. Men geeft mede acht dat het onderste van de trap nooit voor een doorgang dient, overzulks niemandt onder de voeten van een ander die de zelve opklimt, doorgaat: maar, La Loubere bericht ons, dat dit geen plaats heeft dan in Huizen door vreemdelingen gebouwtGa naar voetnoot(d). ‘De Siammers bouwen niet dan een verdieping, naardien het ondervertrek hen ondienstig zy, alzoo niemandt onder hen, onder de voeten van een ander woonen noch doorgaan wil. Om deeze reden, schoon de Huizen der Siammers op stylen verheven zyn, dienen zy zich nooit van 't onderste vertrek. ... De Afgezanten van Siam hun verblyf naby Vincennes in een Herberg genomen hebbende, plaatste zich de eerste op de eerste verdieping, en de andere op de tweede; de tweede Afgezant merkende dat hy boven den Brief van den Koning zyn Meester zich bevond.... quam schielyk uit zyne kamer, zich beklagen- | |
[pagina 66]
| |
de zynen mislag en de hoofdthairen van wanhoop uitrukkende.’ De orde der Plechtigheden behelst wel andere vreemdigheden; men kan ze by den zelfden Schryver naslaan. Wy zullen ons genoegen, op zyn bericht te zeggen, dat deeze orde zoo naaukeurig word gevolgt, dat vereischt word dat alle de vertrekken op een zelfde wyze gebouwt zyn, en dat de bezoeken zomtyds schynen een behandeling te vereisschen, alzoo vaardig als die van den wapenhandel. ‘Indien 'er veel by elkander zyn en dat 'er een ander bykomt, gebeurt het dikmaals dat de gestalte van alle verandert.Ga naar voetnoot(a) Zy weeten voor wie en hoedanig zy zich moeten houden, 't zy gebogen, of rechtoverend, of gezeten; of zy hunne handen moeten te samen voegen, of niet, en de zelve om hoog of laag moeten houden; indien zy gezeten zyn, of ze een voet voort-zetten mogen, of alle beide, of zoo zy die beide moeten bedekt houden, zittende op hunne hakken. En de misgreepen in diergelyke plichten, mogen gestraft worden met stokslagen door deezen tegens wien men gezondigt heeft, of door zyne order, of aanstonds.’ Dit alles schynt ons teffens moeielyk uit te voeren en te verdraagen. Volgens ons gebruik is niets haatelyker dan een verheffing die gevoelig aan een mindere wordt. Wy weeten wel dat het noodig zy dat de staaten ongelyk zyn: maar men kan niet beletten den geenen te haaten die niet ophouden van ons door hun gedrag te berichten, dat zy boven ons zyn. Nochtans moet men den Siammers recht doen. ‘Hunne dienstplichtigheit is vreemd, zy zweemt naar de tiranny van 't Oosten: maarGa naar voetnoot(b) de onderscheiding, die de geboorte onder ons geeft, in zoo veele Personen, die somtyds zonder verdienste zyn, schynt niet min straf om te verdraagen, aan die 'er niet aan gewoon is.’ Ga naar margenoot+ Op alles 't geen wy gezegt hebben, moet men niet besluiten, dat deeze dienstpligtigheit der Siammers altoos volgens de letter word in acht genomen. De gesleepenheit van 't Hof, en redenen van Staatkunde baaren 'er eenige uitzonderingen. Een van hooger staat, die in deeze gelegenheit wil, of moet, die van laager staat zyn, spaarzaam handelen, en hen veel agting betuigen, verliest niets van zyn ontzag, mits trachtende uiterlyk in 't openbaar de ontmoeting van den mindere te myden. Daar door spaart hy zich de onderwerpingen, waar van hy anderzins niet bevryt zoude zyn.Ga naar voetnoot(c) Wy verschuiven 't overige wat verder over deeze stoffe te zeggen valt, naar een ander Hoofdtstuk, en wy zullen dit door twee of drie gebruikelykheden eindigen, die wy, als t'eenemaal de welvoegzaamheitGa naar voetnoot(d) tegenstrydig, zullen aanmerken. ‘De Siammers, zegt men ons, bedwingen zich niet in zekeren oprispingen uit de Maag; zy keeren het hooft niet om, en brengen niets voor den mondt, alzoo min als de Spanjaarden,’ (men zou 'er de Hollanders, Engelsen en Noorder Volkeren konnen byvoegen.) Alle deeze Volkeren stellen hunne gezondheit voor een te zeer pynigende welvoegzaamheit: zy bedwingen zich zoo weinig, datze schynen vermaak te neemen, getuigen van deeze ongeregelde vryheit te hebben; veel verschillende met dien Alouden Burgermeester,Ga naar voetnoot(e) die nooit den vryen teugel aan deeze onaangename Maagdampen gaf. Een zaak zou mogelyk de vryheit deezer Volkeren konnen rechtmaatigen: dit is, het weldaadig Plakkaat dat Keizer Claudius heeft willen maaken ter gelegenheitGa naar voetnoot(f) van iemandt die dacht te barsten, om dat hy zich den buik-windtGa naar voetnoot(g) niet wilde laaten ontsnappen. Uit dit alles moet men besluiten, dat 'er in de gebruikelykheden een zeldzaame vreemdigheit standgrypt: waarom is 't niet gedoogt zich van een buikwindt te ontlasten, mits zeekere gedaane voorzorge, nademaal men in 't niezen, hoesten en spugen vryheit heeft? Wat de vryheit van 't spugen aangaat, de Siammers staan het niet dan onder zekere voorwaarden toe, die zyn, van niet op den grondt te spuwen; zy hebben de voorzichtigheit een spuwpotje waar zy gaan mede te nemen. Deeze bovenmaatige zindelykheit is noch by de Hollanders in geen gebruik. Het laatste dat wy noch van der Siammeren gebruik aan te merken hebben, is van niets te weigeren van 't geen men hen aanbied. 't Is hen niet geoorloft te zeggen ik heb'er genoeg van. |
|