Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 53]
| |
XII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 54]
| |
Ga naar margenoot+ Daar zyn ook Talapoines, te weeten Geestelyke Vrouwen, die den regel van de Talapoins waarneemen, en die in geene andere Kloosters leeven, dan die der Talapoins zelf. Deeze Geestelyken zyn hoog bejaard. De ouderdom is borge voor haare kuisheit. De Hartog van MontausierGa naar voetnoot(a) zegt, dat men als dan niet meer onder de sexe behoort. De Geestelyken, die zekere redenen aan deeze oude Vrouwen willen voorhouden, zouden ons willen dits maaken dat zy zich tot boetoeffening begeeven, en dit zoude een nieuwe soort van Godvruchtige Werken zyn. Hoe het ook zy, daar worden in alle de Kloosters geene Talapoines gevonden: maar in deeze waar in eenige zyn, vind men haare Cellen byna van deeze der Talapoins onafgescheiden. Ga naar margenoot+ Ook zyn 'er Nens of Talapoins Kinderen. Deeze dienen de Talapoins: somtyds zyn 'er drie in een Cel van een deezer Geestelyken, die de zorg van de opvoeding deezer jongelingen op zich neemt. Daar zyn 'er die oude Nens worden. Onbekent is 't of men hunnen staat als een soort van proeftydt, dan als dienstbaarheit moet aanmerken. 't Zeekerste is, dat zy zich met zaaken bezig houden die de Talapoins niet doen mogen, zonder te zondigen. Dit belet echter niet dat de Nens onder een zeer strenge tucht leeven. P. Tachard zegt ons, dat zy zesmaal in ieder Maansloop vasten; dat zy niet dan tweemaal 's daags eeten; dat hen niet gedoogt word, te zingen, noch eenig gezang te mogen hooren enz. Ga naar margenoot+ Ieder Talapoins Klooster staat onder 't bestier van een Kloostervoogdt die zy Sancrat noemen. Deeze Kloostervoogdt is nochtans aanzienlyker dan een enkele Meester van 't Konvent. Men wil dat de Sancrat met den Bisschop, en de Konvent-Meester met den Priester van de Parochie overeenkomt. De Sancrat heeft alleen het vermogen Talapoins te maaken, gelyk de Bisschop de Priesters doet: maar hy voert geen gezag over de Talapoins die niet van zyn Klooster zyn, noch eenig rechtsgebied over 't Volk: Hy heeft geene byzondere waardigheit die hem Sancrat maakt: Hy word geen Sancrat verkooren, of word mede een Kloostervoogdt van 't Konvent. Een zodanig Klooster is altoos van andere, door opgerechte steenen, rondom zynen Tempel onderscheiden, of naby zyne muuren geplaatst. Deeze steenenGa naar margenoot+ zyn dubbelt. Alzoo zy eenige gelykenis met den Myter van een Bisschop hebben, op een voetstuk geplaatst, heeft men willen geloof geeven dat de Sancrats de Bisschoppen opgevolgt zyn; waar uit men mede beslooten heeft, dat men in de Ordening deezer Volkeren, eertyds Christenen geweest, de oorsprong van de Sancrats zoeken moet. Wy hebben 't reeds gezegt: deeze die reden van den oorsprong van zekere dingen geeven willen, voornamentlyk van deeze die bedektelyk gunstig aan de vereisschingen van den Godsdienst schynen, gelyk de Taalkenners die altoos gelooven hunne oorsprong woorden, zeer natuurlyk te zyn, en niet beducht zyn de woorden met deeze te vereenigen, die 'er het minst by voegen. De naam vanGa naar margenoot+ de steenen die den Sancrat een Klooster aanwyzen, zyn in 't Siamsch, SemasGa naar voetnoot(b) genoemt. Men moet deeze Semas niet vermengen met de PiramidenGa naar voetnoot+ die men rondom de Pagoden ziet. Deeze Piramiden zyn altoos aan eenigen Afgod gewyt, en draagen den naam van deeze aan wien ze behoorende zyn. Eenige zyn 'er die men Altaaren zou konnen noemen, want die gelykzaam als een kop of kelk gemaakt zyn, om der Godsdienstelingen Offerhanden te ontfangen. Wy verbeeldenze hier van vier onderscheiden bouworden. De Koning geeft aan de voornaamsteGa naar margenoot+ Sancrats een NaamGa naar voetnoot(c), een Zonnescherm, een Draagstoel en Mannen om die te draagen. Onder deeze merktekenen van eer, is de Zonnescherm de minste niet, de Koning geeft of belooft die aan wien het hem behaagt. Deeze die veele ronden van elkander afstaande, rondom een eenige steel hebben, als of het veele Zonneschermen op een zelfde steel gehecht waren, zyn alleen voor den Koning. De Zonneschermen der Sancrats hebben niet dan een eenig rond: Maar zy hebben drie raaden, van geschildert Lywaadt, en eenige meer. De | |
[pagina t.o. 54]
| |
118
Piramides de plusieurs façons, que l'on voit à Siam autour des Pagodes. | |
[pagina 55]
| |
Talapoins draagen hunne Zonnescherm in de handt, die de gedaante van een Vuurscherm heeft. Deeze ZonneschermGa naar voetnoot(a) is een Palmbladt in 't ronde gesneeden en gevouwen, waar van de plooien met een draadt by de stam gebonden zyn, die zy met bogten als een S maaken, en de steel is. Men noemt die Talapat. Ga naar margenoot+ Boven alles 't geen wy reeds gezegt hebben, ziet men dat de Talapoins, Priesters en Geestelyken zyn. Nochtans is de onderscheiding van deezen staat en die der Waereldlyken niet bepaalt, gelyk onder ons verschil tusschen de Kerkelyken en Leeken is. Men gaat ten allen tyde en zonder moeiten van den eenen tot den anderen staat over. Hierom is 't, alhoewel zy van den dienst van zes maanden bevryt zyn, die de Siammers gehouden zyn aan den Koning zonder eenige vergelding te bewyzen, dat de Talapoins niet te min op des Volks rol gestelt zyn en blyven, nademaal zy altoos de gemeene Wet konnen onderworpen worden, en weder in 't Waereldlyke overgaan. Ga naar margenoot+ Het oogmerk van den Geest van Instelling der Talapoins, is, zich met des Volks zonden te voeden, een boetvaerdig leven voor hunne misdaaden te lyden, 't welk hen aalmoezen uitleevert, zulks zy van de zelve leeven konnen. Niets gemakkelyker is 'er voor de Waereldlyken en Waereldsgezinde Menschen, dan een zodanigen Geest, die nochtans min of meer in alle Godtsdiensten gevonden word. Om dit uit zynen oorsprong op te neemen, zoo is 't op een grondbeginzel gesticht, 't welk niet t'eenemaal valsch zy: dit is, dat de eenzaame Godvruchtigheit, een geduurige overdenking wegens zyne plichten, zodanig men die in de eenzaamheit onderstelt, en de verlochening der Waereldlyke ydelheden, niet alleen Godt aangenaam zyn: maar ook byzondere achting zynentwegen tot zodanige trekken, die deeze dingen oeffenen. Indien de Waereldlyken zich bedriegen, is 't niet t'eenemaal het gebrek huns oordeels, 't is veel eer dit der Menschen die des Volks meening verleiden. Deeze Talapoins zyn zeer liefdaadig voor de Reizigers, en hunne liefde word met de herbergzaamheit verzelt. Zy hebben aan wederzyde van hunne Celdeuren twee vertrekken om de voorbygangers te ontfangen. Ga naar margenoot+ Daar zyn, zegt La Loubere, tweederlei Talapoins in Siam, eenige leeven in de Bosschen en andere in de Steden. Deeze die in de Bosschen zich onthouden, leeven genoegzaam als de andere Indiaansche Monniken. Zy moeten, zoo wel die zich in de Steden als op het Landt onthouden, naaukeurig de ongehuwde staat, geduurende den tydt dat zy Talapoins zyn, onderhouden. Deeze die dien regel overtreeden, worden zonder verschooning ten vuure gedoemt. De Koning bewyst hun geen gunst: en deeze strengheit, zegt men, is een daadt van Staatkunde, die geene vergeeving gedoogt, voor Menschen, die zoo veel voorrechten als de Siaamsche Monniken bezitten. Echter, moet men dan noch gelooven dat de Talapoins aan een gansch beproefde onthouding verschuldigt zyn, en dat zy geen uitvlucht weeten de strengheit der Wetten t'ontwyken? Maar het voldoet dat de Wetten een openbaar gezag bewaaren, en dat deeze die het ongeluk hebben in de overtreeding overrompelt te worden, die met hun leven betaalen moeten. Een andere Staatkunde van den Koning van Siam isGa naar voetnoot(b)Ga naar voetnoot(c), van tydt tot tydt hunne bequaamheit en ervaarenheit te laaten onderzoeken. Deeze die niet bequaam genoeg bevonden worden, laat men weder in den Waereldlyken staat overgaan. Hoe voordeelig zoude zodanig een hervorming in andere Landen niet zyn! De Talapoins prediken des anderen daagsGa naar margenoot+ van de Nieuwe- en Volle Maan: Ook prediken ze dagelyks tweemaal, van dat de Wateren der Rivier beginnen op te zwellen, tot dat de overstrooming begint te minderen. De Leeraar is met de Beenen kruislings in een verheven Armstoel gezeten, en de Talapoins worden volgens rang in deeze Bediening afgelost. De Predikatie van den Leeraar word door Aalmoezen der Toehoorderen besloten. Deeze Aalmoezen zyn ongemeen. Deeze die dikmaals in den tydt van de overstrooming prediken, en het Volk voor hunnen Oogst in hoop en vrees leeft, en die de zelfde gebequaamheit in 't prediken het overig van 't Jaar hebben, konnen zonder moeiten ryk worden. Gelukkige gemakkelykheit! vermits de yver der Siammers de verdienste zoo wel vergeldt. Hoe veel Christen Leeraars ziet men niet, die langen tydt en dikmaals gepredikt hebben, zonder nochtans ryker te worden, noch meer geacht? Laat ons de Beschryving van de LeerredeGa naar margenoot+ en van de Vergadering der Toehoorderen niet vergeeten. De Text van de Predika- | |
[pagina 56]
| |
tie van den Talapoin bestaat altoos in Zedelessen van Sommona-Codom: nadat het Volk vergadert is, leest 'er de Talapoin een van met een deftige zedigheit, en met neergeslagene oogen, zonder eenige beweeging of gebaar. Vervolgens ontwind hy de verborgenheden van zynen Godsdienst, waar uit hy mede eenige Zedeleer tot onderwys van zyne Toehoorderen trekt. Het Volk, die den Predikant aanhoort, is met veel ootmoedigheit gezeten, voegende de handen te zamen, de Mannen ter eene, en de Vrouwen ter andere zyde. Na den Text, roept de Vergadering uit, de handen naar Hemelwaarts strekkende, en met gebukten hoofde: het woord van God is zuivere waarheit. P. Tachard verzeekert ons, dat de Vrouwen de driftigste zyn, zich in deeze Godvruchtige oeffeningen te begeeven; en dit is niet te verwonderen. Ga naar margenoot+ De TalapoinsGa naar voetnoot(a) vieren Vastendagen, voornamentlyk terwyl de overvloeying, waar van wy gesproken hebben, duurt. Hun Vasten bestaat in niets te eeten voor dat het middag zy. Men merkt dat het Vasten wel veelvuldiger en min moeielyk in de Zuiderlyke Landen is. Ten minsten is 't zeker dat de groote hitte de maag verzwakt, en dat men die in kracht niet beter als door soberheit en maatigheit weder herstellen kan. Na de Inoogsting, gaan deeze Geestelyken drie weeken lang, alle nachten in 't Veldt onder met loof gedekte vierkante Hutten waaken: des daags komen ze den Tempel bezoeken, en in hunne Celle slaapen. Men heeft ons de beweegreden van deeze Plechtigheit niet verklaart. Ga naar margenoot+ In hunne Gebeden hebben ze het gebruik van de Paternoster. Deeze Paternoster heeft hondert en acht kraalen, of hondert en tachtig volgens P. Tachard. Hunne Godsdienstigheit is van een oplettenheit en yver verzelt, die P. Tachard scheen te beweegen.Ga naar voetnoot(b) Hy zag hen ter aarde gezeten, de handen te samen gevoegt, een weinig opgeheven, zingende of biddende onophoudelyk, en zonder iet dan den Afgod aan te zien, voor wien zy gemeenlyk bidden. Deeze Afgod is op een zeer hooge Tafel geplaatst. Zy zingen in Koor en zonder eenige verpoozing. P. Tachard nieusgierig zynde te mogen weeten wat deeze Monniken hunnen Afgod in deeze gebeden verzochten, deed hy 't hen over dit onderwerp afvraagen. Een van hun antwoordde: dat men zich tot God keerde en hem wegens verdienste bad. Tachard vroeg hem: waar de God was, die hy aanbad; en de Talapoin antwoordde: dat deeze God sedert omtreut twee duizend jaaren in denGa naar voetnoot(c) Nireupan was. Maar vervolgde Tachard, indien God niet dan met zyne vermaakelykheden bezig is, hoe kan hy dan uwe Gebeden verhooren? dit komt immers niet overeen. God, antwoordde de TalapoinGa naar voetnoot(d) weder, heeft order om hem te bidden gelaaten, en ik voldoe dit bevel, hem biddende. Dit antwoordt wierd door den Jesuit betwist: Hy toonde hem, dat het onnoodig was de beveelen van een God in acht te neemen, die nooit aan ons dacht, en daar op stelde hy hem deeze Gelykenis voor. ‘Terwyl dat de Meester van den Huize leeft, voeren de Dienaars zyne bevelen uit, nademaal zy hoopen hem te behaagen, of dat zy anders vreezen gestraft te worden: maar als hy gestorven is, verlaat een ieder zynen dienst, de getrouwe Dienaars hem niet meer konnende behaagen, noch de ontrouwe de straf vreezen.’ De Talapoin zoud hem zeer wel door een andere Gelykenisse hebben konnen antwoorden, en ten minsten alzoo rechtmatig: Terwyl de Meester van den Huize met zyne vermaakneeming bezig is, laat hy niet na te wenschen dat men zyne beveelen uitvoere; by voorbeeldt, dat men zyn Huis in een goeden staat onderhoude; dat men 'er geene misdaaden begaat; dat men 'er de achting die men hem schuldig is, in waarden houde; dat men hem in zyne deugden enz. navolge. De Talapoins moeten zich het hoofdt,Ga naar margenoot+ de baardt en de winkbrauwen scheeren; de Kloostervoogdt scheert zich zelf, nademaal niemandt hem het hooft mag aanraaken, zonder hem zyne achting te krenken. Door de zelfde reden zoude een jonge Talapoin geen oude durven scheeren: maar aan de ouden is 't gedoogt den jongen te mogen scheeren. Zy scheeren zich als 't Nieuwe en Volle Maan is. Alsdan brengt het Volk ook hunne Aalmoezen in de Kloosters, dan vast het en onthoud zich van te visschen. In deeze dagen van Plechtigheit, bezoekt het Volk met veel meer Godsdienstigheit dan naar gewoonte de Tempels. Een hunner Godvruchtige han- | |
[pagina 57]
| |
delingen is, den gevangen Dieren vryheit te geeven. De Offerhanden tot den Afgod geschikt, doen zy niet onmiddelyk tot denzelven: Maar aan de Talapoins, die de zelve vervolgens den Afgod aanbieden, 't zy dat ze de Offerhanden in de handt houden, voor den Afgod, of op den Altaar leggen. Men zegt ook dat het Volk hem brandende waschkaerssen aanbied, en dat de Talapoins die daar na aan de kniën van 't Beeldt vast maaken. Ga naar margenoot+ Op den Volle MaantydtGa naar voetnoot(a) van de vyfde Maandt, wasschen de Talapoins den Afgod met welriekend water: maar door ontzag wascht men hem het Hoofdt niet. 't Is een achting aan dit gevoelen verschuldigt, dat het Hoofdt het voornaamste en edelste gedeelte des lichaams, zynde de zetel van oordeel en alle Ziels-hoedanigheden, daarom ook het meest geachtste moet zyn. Het Hoofdt of Hoofdthair van een Siammer aan te raaken, is, zoo La Loubere bericht, hem op 't allerhoogste te beleedigen, en zelf is het aanraaken van zyne bonnet, indien hy die elders laat, een groote onbeleeftheit. Een hoedt of bonnet, vervolgt hy, legt men nooit op een laage plaats. Men geeft die aan een der Huisgenooten op het eind van een stok, die de zelve op een hooger plaats dan het hoofdt is, legt, en zonder dat men 'er aanraakt. Deeze stok heeft een voet op dat die kan blyven staan. Het lust ons niet alhier de gewoone aanmerkingen der aloude en hedendaagsche Geleerden over de waardigheit des Hoofdts aan te haalen: Wy zullen ons alleen vergenoegen de buitenspoorigheit der gebruiken aan te wyzen. De aloude Grieken raakten het hoofdt, de baardt of kin der geenen aan, wien zy wilden tot medelyden beweegen; tegenwoordig zouden we ons wegens zoo een al te vryen daadt, alzoo veel belgen, als wegens het ontzag der Siammers, 't welk ons belachelyk schynt. Na dat de Talapoins den Afgod gewasschen hebben, wasschen zy mede hunne Opperhoofden, en het Volk wascht de Talapoins. In de Huisgezinnen wasschenze elkander, altoos in acht neemende dat de mindere aan den meerdere de plechtigheit van Afwassching aflegt, en dit alles zonder aanzien van Sexe. De Zoon en Dochter wasschen wederzyds hun Vader en Moeder, Grootvader en Grootmoeder. Ga naar margenoot+ De TalapoinsGa naar voetnoot(b), alhoewel zy door hunne Tucht verplicht zyn vroegtydig op te staan, nochtans doen zy 't niet dan wanneer het licht genoeg is om de aderen hunner handen te konnen onderscheiden, beducht zynde als zy zich 's morgens vroeger waschten, dat ze eenig Ongedierte dooden mogten, zonder dat zy 't hadden gemerkt. Opgestaan zynde, begeeven ze zich met hun Kloostervoogdt naar den Tempel, en zingen 'er of zeggen, twee uuren lang, de gebeden op, in een Formulierboek geschreeven. De Leeken hebben 'er geen, mogelyk volgenze na 't geen den Talapoin opzegt, of gelyk elders door een zekere gewoonte waar aan zy gewent zyn, om dus t'eenemaal op den toon van den Talapoin te komen. Hoeveel onzer Godsdienstelingen zyn 'er, die Amen zeggen, en wel te pas antwoorden, als of ze waarlyk oplettend waren op 't geen zy zeiden; en die de oogen mede naar den Hemel ernstelyk schynen op te heffen, als of zy in den zelven tydt aan God dachten? Maar laaten we onze Godsdienstelingen daar; die van Siam zyn zediglyk in de Tempels gezeten, met de beenen kruislings gelyk een Talapoin. Biddende beweegenze gestaadig hunnen Talapat. De Waayer gaat gints en herwaarts op ieder lettergreep der woorden die zy uitspreeken. In en uit den Tempel gaande, werpen ze zich driewerf voor het Afgodsbeeldt neder, en de Leeken doen insgelyks. In den Tempel zyn zy wederzyds kruislings met de beenen gezeten. In en uit hun Klooster gaande, buigen zy zich zoo neederig voor hunnen Kloostervoogdt, tot dat hun voorhoofdt de aarde raakt: en doordien de Kloostervoogdt met de beenen kruislings gezeten is, om hem dan te meer achting toe te draagen, vatten ze met beide de handen een van zyne voeten en leggen dien op hun hoofdt. Na het Morgen gebedt, gaan de TalapoinsGa naar margenoot+ geduurende een uur aan de deuren Aalmoezen verzoeken. Zy vertoonen zich zonder iet te zeggen, en gaan voort, zoo men hun niets geeft: maar zelden wyst men hen zonder iet te geeven af. Onaf hankelyk van den beedelzak, hebben ze waar vanGa naar voetnoot(c) zy leeven. De Kloosters bezitten Landeryen, Hoven en Slaven. Na de gedaane beedelary ontbyten deeze Geestelyken: hunnen Regel vereischt, dat zy aan den Afgod het eerste stuk van 't geene zy | |
[pagina 58]
| |
eeten, offeren. Na den ontbyt neemenze de dagelyksche bezigheden van 't Klooster waar, die zy leezen, bidden en overdenken moeten. Na den eeten; geeven ze aan de jonge Talapoins die onder hun opzicht gestelt zyn, lessen; zy neemen een nademiddag slaapje; zy brengen gelyk des morgens, twee uuren met zingen en bidden door; zy veegen de Tempel schoon enz. Eindelyk, om een eind van 't geen den Regel deezer Siamsche Monniken en Priesters betreft, te maaken, men bericht ons, dat niet alleen hunne Kloosters Slaaven hebben: maar dat men 'er zich mede van Leekebroers en Knechts dienen laat, die de Landeryen en Hoven bebouwen, en alles doen 't welk de Talapoins niet zonder te zondigen doen mogen. Deeze Knechts, die men Tapacous noemt, ontfangen mede het geldt 't welk de Godvruchtigen aan 't Klooster schenken; want het den Talapoin verboden is, 't zelve aan te raaken. Het is vreemd dat men door verbintenissen van Godsdienst, of, om uitdrukkelyker te zeggen, onder voorwendzel van in een bestendige nooddruftigheit te leeven, zich een zaak verbied, die men nochtans niet zou konnen missen, en die aan veel goede uitwerkzelen dienen kan, terwyl men in 't verhoolen zeker gemak neemt, waar van het gebruik ten minsten alzoo gevaarlyk is. Landeryen en Hoven te hebben,Ga naar voetnoot(a) te leeven zonder iets te doen en ten kosten des Volks, zou dit geene ergernis baaren? maar een Siammer ziet niet zonder afkeer een Talapoin geldt aanraken, doordien den Talapoin de aanraaking tot een misdaadt maakt. Deeze schroomachtigheden van die natuur zyn een volkomen spel in den Godsdienst: maar dat men zich niet bedriege, vermits wy niet dan van de Siammers spreeken. Ga naar margenoot+ 't Staat een ieder vry een Talapoin te worden, en deezen staat weder te verlaaten: maar men kan zich zonder te zondidigen tegen de aanneeming van een Talapoin niet aankanten.Ga naar voetnoot(b) Verders, alzoo het Talapoinschap voordeelig, en niet noodzaakelyk voor iemands levenstydt is, zyn de Ouders te eer vergenoegt, te zien dat hunne Kinderen dien staat omhelzen. Wanneer iemandt Talapoin worden wil, maakt hy een aanvang om met een Kloostervoogdt overeen te koomen, die hem in zyn Konvent ontfangen wil: maar de Sancrat alleen de macht hebbende hem het kleedt te geeven, moet hy hem zulks verzoeken, voornamentlyk als de Kloostervoogdt zelf geen Sancrat is. DeezeGa naar margenoot+ die als Talapoin zal ontfangen worden, word van zyne Ouders en Vrienden plechtiglyk in Processie verzelt. Het danssen en de Musyk word'er niet vergeeten. Men houd telkens stil om te danssen en te zingen. Naby den Tempel gekomen, houden de Zangers en Danssers halte, en insgelyks de Vrouwen van hun gevolg; als zynde aan hun niet gedoogt, deeze Heilige en gewyde plaats te betreeden. De Aanzoeker en de Bevoorrechten gaan 'er alleen in. Aldaar scheert men hem het Hoofdt, de Baardt en Winkbraauwen. De Sancrat geeft het Kleedt den nieuwen Talapoin; hy kleed 'er zich mede en ontkleed zich teffens van dat der Leeken, 't welk van onder het kleedt der Geestelyken uitvalt. Dit alles geschied met woorden van verborgenheit en aan deeze Plechtigheit toegewyt. 't Is de Sancrat die de zelve uitdrukt. Na deeze Plechtigheit, begeeft zich de nieuwe Talapoin in 't Klooster, waarin hy blyven moet; en zyne Ouders en Vrienden geleiden hem. Eenige dagen daar na, geeven deeze zelfde Vrienden een Maaltydt in 't Klooster, en dit word door eenige Schouwspelen verzelt, die de Talapoin niet zien mag. Het is hen mede verboden, eenige speeltuigen te hooren, noch het danssen te zien. De Talapoines, waar van wy reedsGa naar margenoot+ gesprooken hebben, zyn niet geheel Geestelyk geacht. Een Kloostervoogdt is alleen bevoegt haar het Geestelyk Kleedt te geeven, als ook aan de Nens, die Leerlingen der Talapoins zyn, waar van wy reeds gewag hebben gemaakt. Indien 't de Talapoines gebeurt dat ze tegen haare eere zondigen, straft men haar niet door 't vuur, gelyk den Talapoin gestraft word, die het ongeluk heeft by een Vrouw betrapt te worden. De Talapoine word dan aan haare Ouders overgelevert, die haar kastyden moeten, nademaal de Talapoins noch Talapoines niemandt mogen slaan. Men kan de Talapoins als een soort vanGa naar margenoot+ | |
[pagina 59]
| |
Siamsche Pharizeën aanmerken.Ga naar voetnoot(a) Nademaal zy gelooven alleen deugdzaam te te zyn, hebbenze voor zich zelven een ongemeene toegeevendheit, en zien de Leeken met hoogmoedigheit aan.Ga naar voetnoot(b) Zy zyn boven al geneegen hooger dan de zelve te zitten, en groeten ook niemandt, noch beweenen niemands doodt, zelfs niet die van hunne Ouderen. Zy hebben een oeffening die naar de Belydenis gelyktGa naar voetnoot(c): maar deeze Belydenis is niets minder dan een bekentenis hunner zonden, met ootmoedigheit verzelt, 't welk de Geest van de bekentenisse is. Zy doorloopen in 't byzyn van den Kloostervoogdt de Leerstukken in hunne Zedekunde ingelyft, en verklaaren vrymoediglyk, dat zy die niet hebben overtreeden: alzoo min oprecht, of meer verblind, dan andere Heidenen, die verre van op hunne oprechtigheit te roemen, 's avonds ernstelykGa naar voetnoot(d) in hun Bedde overdenken de mislagen die zy dien dag begaan hebben. Laat ons nochtans aan de Euangelische Zedekunde recht doen; zy is de eenigste die van deeze verblindheit geneezen kan, die geene welke het geluk hebben van die te kennen: maar die wel te kennen, is iet, minder in 't algemeen onder de menschen bekent, vermits zy die maar half kennende zyn, overzulksGa naar voetnoot(e) zy noch voor Godt noch Duivel zyn. Laat ons by 't geen van den aart der Talapoins gezegt is, noch iet byvoegen, 't welk de bedriegery en valschheit van deeze Siamsche Geestelyken te kennen geeft. Om de Leer van de Zielverhuizing te verdeedigen, zyn 'er, zegt La Loubere, die met styven kaaken verzeekeren dat zy zich van hunne verledene verhuizing errinneren konnen; waar by onzen Reiziger voegt, ‘dat deeze getuigenissen ongetwyffelt voldoen, om den Volke in de meening en hun gevoelen van de Zielverhuizing te verzeekeren.’ Dit nu is waar, en derhalven onnodig om'er voorbeelden ter bevesting van by te brengen. Met zodaanige Phariseensche stelregels, kennen nochtans de Siamsche Geestelyken de ingetogenheit wel: maar waar toe dient dit, wanneer het Hart met den Geest niet overeenkomt, en dat deeze Geestelyke zedigheit, die wel andere menschen dan de Siammers bedriegt, een verborgentheit van 't lichaam is,Ga naar voetnoot(f) waar van het oogmerk zy, de gebreeken van 't hart te verbergen? ‘Een Talapoin zondigt, indien hy langsGa naar margenoot+ straat gaande zyne zinnen niet by een vergaadert heeft. Hy zondigt ook, indien hy zich met zaaken van Staat bemoeit.’ Wegens deeze grondstelling zou het bezwaarlyk vallen, dit zonder een berisping te laaten doorgaan. Onze Kerkelyken zyn Christenen, en als of zy van veel minder waarde dan de Siamsche waren, gedoogt men dat ze zich met zaaken van Staat bemoeien, en dat ze zelfs de geheimenissen van staatkunde behandelen. Een Talapoin meent, dat diergelyks hem niet past: maar dat hy niet dan aan zyn Klooster te denken heeft, en een ieder door zyne zedigheit te stichten. Het is bewysbaar dat de Talapoin zich bedriegt. Zy erkennen mede de Geestelyke gehoorzaamheit: Maar La Loubere voegt 'er een verzachting by die niet quaad is. De gehoorzaamheit, zegt hy, is in Siam de algemeene deugdt; men moet zich dan niet verwonderen dat ze in de Kloosters gevonden word. Wy hebben gezegt dat een Talapoin de kuisheit oeffenen moet. Zie hier eenige waarlyk Euangelische staaltjesGa naar voetnoot(g): Een Talapoin zondigt indien hy kucht om het aanzien der Vrouwen tot zich te trekken, zoo hy zelf een Vrouw met een geneegen oog aanziet, of indien hy eene van haar begeert. Eindelyk is 't hem verboden zich van reukwerk te bedienen, zyne ooren met bloemen te versieren, zich zorgvuldig op te tooien, meer dan een kleedt te hebben, noch geen dat kostelyk is, en niets van 't eeten voor den volgenden dag te bewaaren. Wy heb- | |
[pagina 60]
| |
ben nu genoeg getoont hoe zeer deeze schoone gebruikelykheden in de oeffening bedorven zyn. Het kleedt en 't Klooster der Talapoins zyn onschendbaar: In de omkeeringen van den Staat hebben de Koningen en Prinsen zich onder 't kleedt deezer Geestelyken verschuilt. La Loubere, Schryver van de Beschryving van 't Koningryk Siam, heeft ons een verzameling der voornaamste gebruikelyke stelregels van deeze Talapoins opgedist. Men moet bekennen dat hy 'er veele aanhaalt die het Christendom waardig zyn, zodanig, by voorbeeldt, is, deeze die verbied iemandt te oordeelen, en te zeggen die is goedt, of die is quaadt: zodanig is ook deeze die hun de eenvoudigheit in hun gedrag en de armoede in hunnen staat belast. Wy hebben gezien, dat zy, zelf op het bericht van deezen Reiziger, die dingen niet altoos in de oeffening overbrengen. |
|