Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIX. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 31]
| |
Ga naar margenoot+ De PeguanenGa naar voetnoot(a) hebben andere Leerregels mede tegenstrydig als die van 't Manicheismus. Zodanig is ‘een achtereenvolgende eeuwigheit van Waerelden zonder Schepping, en een meenigvuldigheit van Goden om die te bestieren. Zy zeggenGa naar voetnoot(b) dat de Waereldt tot dus verre onder het bestier van vyf onderscheidene Goden is geweest, waar van vier reeds overleden zyn; dat voor omtrent twee duizend twee hondert jaaren geleden de laatste, te weeten de vierde, gestorven is; dat insgelyks de vyfde eerlang sterven zal; dat na zyne doodt de Waereld door vuur zal vergaan, en dat uit haare assche weder een andere als een nieuwen Phenix zal gebooren worden.’ Wy zullen in 't vervolg deezes Werks het overige hunner aloude Leerstukken t'eenemaal naspeuren en afhandelen. Zy merken mede als Goden aan zekere Persoonen van een uitsteekende Heiligheit, dieGa naar voetnoot(c) meenigwerf over en weer door ondervinding de Zielverhuizing doorwandelt zyn. Ga naar margenoot+ Zy hebben mede een zoo groote gedachten van de Heiligheit der Aapen en Krokodillen, dat ze den geenen als geheiligt aanmerken die door deeze laatste verslonden worden: zynde dit een merkteken hunner Zaligheit. Veele Indiaansche Volkeren gelooven dat de Aapen een slag van wilde Menschen zyn; andere meenen dat ze eertyds volmaakte Menschen zyn geweest: Maar dat God wegens hunne misdaadt deeze Menschen in Aapen herschapen heeft. Wat de Krokodillen aangaat, eenige Afrikaansche Volkeren maaken 'er mede byzondere denkbeelden van. Men zou deeze byna in den rang der Geestelyke en Godsdienstige Leerstukken konnen stellen, wegens de achting der Peguanen en die van hunne Grens-Volkeren voor de witte OlifantenGa naar voetnoot(d).Ga naar margenoot+ De Koning van Pegu stelt in zyne tytels, dat hy de Koning der Witte OlfantenGa naar voetnoot(e) is. Men dient deeze Dieren in zilver vergulde gereedschappen; men speelt op speeltuigen, wanneer men hen uitleid om te gaan drinken, draagende zes Mannen van aanzien de Zonnescherm, geduurende de voortgang, boven hun hoofdt. Uit de Revier komende, verwachtenze 's Konings Edelman, die hen uit een zilvere schotel eerbiediglyk de voeten wast. De Varellas, 't welk Tempelen der GodenGa naar margenoot+ zyn, hebben de gedaante van een Pyramide of Toren, wiens grond ongemeen breed is. Men zegt van een deezer Tempelen dat 'er hondert en twintig duizend Afgoden in gevonden worden. Wanneer men de dingen van deeze natuur leest, word men byna genoodzaakt te gelooven, dat de wonderheden uit de Penne moeten vloeien, zonder dat het den Schryver gewaar worde: maar zullen de hondert en twintig duizend Goden ook geene verborgene afbeeldzels, en zinnebeelden, zoo gemeen in 't Oosten, konnen zyn, van by- en toenaamen in alle Landen den Godsdiensteling zoo eigen, als ook van afbeeldzels der gebeurde Historien, gelyk men in onze KerkenGa naar voetnoot(f) ziet? Eenige van deeze Varellas zyn door Bedevaarten berucht, en begrypen onnoemelyke Schatten. Men zegt ons niet welk onderscheid dat 'er tusschen de Varellas met de Kiacks is; ten minsten dat deeze laatsten niet als Kerspels der Talapoins of Indiaansche Priesters zyn: Hoe het ook zyn mag, men vind in den ingang deezer plaatzen tot de openbaare Godsdienstigheit bestemt, een | |
[pagina 32]
| |
Bekken vol water, alwaar men zich de voeten wascht. In den Tempel treedende, legt men de handen op 't Hooft, om de eerbied te betuigen die men voor 't voorwerp van den Godsdienst en zynen Bedienaar heeft. Ga naar margenoot+ Reeds hebben we gezegt dat deeze Afgodendienaars een plechtelyke eerdienst den Duivel bewyzen. Zyne Altaaren zyn met Bloemen versiert, en belaaden met Offerhanden die men hem om te bevredigen aanbied, en om zyne gunst te verwerven. In ziektens doen zy hem geloften, en verbinden zich om voor hem Altaaren te stichten. Eenige der Godsdienstigsten loopen van 's morgens vroeg langs straat, met een toorts in de handt, en een korf vol Ryst en andere eetbaare dingen, schreuwende dat ze den Duivel eeten brengen. Dit geschied op dat de Duivel zich gerust houde, ten minsten geduurende deezen dag. Indien ondertusschen een Hondt den Godvruchteling tegen komt, word hy, zoo zy meenen, zekerlyk door den Duivel gezonden, om deeze spyze te verslinden. Eenige anderen eeten niets in hunne Maaltydt dan dat ze voor af de eerste brokken die zy aantasten achter zich werpen: 't welk des Duivels deel is. Eindelyk gebeurt het dikmaals dat een Vader des Huisgezins den tydt van drie MaandenGa naar voetnoot(a) in 't Jaar zyn Huis verlaat, op dat hy de andere negen maanden vreedzaam en gerust woonen mag. In dien gevalle heeft men het Huis van alles wel verzien. Ga naar margenoot+ Deeze Afgodendienaars gelooven noch, dat men, in welk een Godsdienst het zy, zalig worden kan, byaldien men 'er zediglyk in leeft: overzulks bemoeien zy zich zeer weinig met de Bekeering en Nieubekeerden: Maar zoo het bericht dat men ons van hun onbeschaafdheit geeft, waar is; is deeze gedooging geenzins het uitwerkzel van hun verstandt, noch van deeze menschelykheit die men te vergeefs in 't hart der geenen zoeken zou die het gewisse met de tydelyke Wapenen bestryden. De Franciskaan Bonfreri vind deeze Peguanen zoo onbeschoft in stoffe van den Godsdienst, dat hy na een Bezending van drie Jaaren, verklaart, meer met prediken by de Zwynen zoude gevordert hebben, dan by deeze Ongelovigen. Men zegt dat de Maandag de bestemdeGa naar margenoot+ dag tot hunne Godsdienstigheden en het leeraaren der Talapoins of hunne Priesteren is. Veele plechtelyke Feesten hebben ze. Het Feest 't welk de naam van Sapan-Giache voert,Ga naar voetnoot+ is een soort van Pelgrimaadje die de Koning en Koningin met de voornaamste Hovelingen twaalf Mylen van hunne Hoofdtstadt doen. Dit Feest word met een ongemeene pracht geviert. De Koning en Koningin verschynen alsdan in een Triomfwagen, zoo glinsterende van Juweelen en Gesteentens, dat 'er het oog in 't aanschouwen als van word verblind. Een ander Feest Sapan-Catena geheeten, bestaat voor een gedeelte in 't maaken van zekere Pyramidale Afbeeldzels met zoo veel welvoegelykheit en nuttigheit als 't mogelyk is. Men verbergt die voor een ieder om de kunst niet t'ontdekken, tot dat 'er de Koning, aan wien men die aanbieden moet, de nieuwigheit van heeft gehad; want hy is 't die de bequaamheit der Bewerkers oordeelen moet. Geduurende de nacht ontsteekt men overal Waschkaarssen of Toortsen ter eere van de Afgoden, voornamentlyk van den grooten Afgodt, en men laat de Stadts Poorten open staan. Deeze twee gebruikelykheden beteekenen, dat men wil, of moet, den geenen verlichten die de Goden konnen aanbidden, en dat de toegang deezer Goden aan een ieder vry moet zyn: maar men moet voor hen met geen leege handen komen. Sapan-Daiche, is het Water-Feest;Ga naar voetnoot† De Koning en Koningin besprengen zich elkander met Rozewater. Het Hof, de Edelen, de Krygslieden, en en al het Volk zelfs volgen hen na, en onder dit voorwendzel besproeit men somtyds de voorbygangers door de vensters der huizen, zoo dat de Lieden hier van onderecht, te huis blyven, beducht zynde met iet anders als Rozewater begoten te wor- | |
[pagina *7]
| |
113
B. Picart sculp. dir. 1726. FÊTE SOLENNELLE du PEGU appellée SAPAN GIACCHE. | |
[pagina *9]
| |
114
La FÊTE des EAUX des PEGUANS.
B. Picart sculp. dir.
CEREMONIES FUNÊBRES que les PEGUANS pratiquent pour leur ROI DEFUNT. | |
[pagina 33]
| |
den. Somtyd besprengt men zich zonder eenigen zwier met Revier water. In hunne andere Feesten vind men niets 't welk eenig verhaal verdient. Dit van Sapan-Donon, is niet merkwaardig dan door het snel loopen van Vaartuigen die de prys trachten te winnen door den Koning gestelt op deeze die het vaerdigste naar een zeker oogwit roeit. Dit Feest duurt een maandt lang. De Maan stelt den rang der Feesten, en haar vernieuwing is een Plechtelyk Feest. Ga naar margenoot+ Wat de Talapoins, 't welk de Priesters en Geestelyken van Pegu zyn, aangaat, deeze worden in 't Kerkelyk Ampt en alles wat Geestelyk is niet toegelaaten, dan omtrent op 't twintigste jaar. Tot deezen Ouderdom worden ze in een Queekschool onderweezen en gevoed. Wanneer men hen aanneemen zal, ondervraagt hun Opperhoofdt hen op alle de hoedanigheden die een waare Talapoin uitmaaken, bestaande in de Waereldt te verzaaken, insgelyks de vermakelykheden der zelve, de gemeenschap der Vrouwen en de byeenkomsten des tydts. Hy hervat dit onderzoek meer dan eens. De zoo strenge voorstellingen worden dikmaals zeer lichtelyk aangenomen en weinig overdacht, zoo dat zy de dooding des vleesch die, dikmaals hun leven lang niet duurt, na zich sleepen. Wanneer de Leerbroeder in alles heeft voldaan, geleid men hem door de Stadt op een zeer kostelyk uitgedost Paerdt, en op 't geluid van Trommelen en hunner Muzykspeeltuigen. Dit is de afscheid die hy van de Waereldt neemt, verlaatende haare pracht en vermaakelykheden. Eenige dagen na dat hy het Geestelyk kleedt heeft aangenomen, geleid men hem naar 't Klooster buiten de Stadt. Dit Klooster is eigentlyk een byeenvoeging van Cellen, zeven of acht voeten van de aarde verheeven, onder geboomte ter zyde van groote wegen, en somtyds in Bosschen. Men geleid 'er hen met den toestel in een soort van Draagstoel, of liever gezegt een Palanquyn. Ga naar margenoot+ Deeze Talapoins eeten maar eenmaal 's daags, en leven van Aalmoezen die men hun vrywillig geeft; want men verzeekert dat zy nooit om iets verzoeken. In 't Feest van de Nieuwe Maan, zend het Volk ryst en anderen voorraadt als een Offerhande naar de KerkenGa naar voetnoot(a) deezer Monniken. Zy draagen een Kalabas aan den gordel. Zy hebben een dun kleedt aan, bruin van verwe, en een ander van geel Lywaadt, 't welk eenigemaalen rondom de schouderen gaat. Dit alles word met een zeer breeden gordel gehecht. Zy gaan bloots hoofdts, geschooren, als ook de baardt; de voeten en de rechter arm zyn naakt:Ga naar voetnoot(b) maar zy dienen zich van een Zonnescherm om voor de zon en 't quaad weder bevryt te zyn. Wanneer een deezer Talapoins sterft, bewaartGa naar margenoot+ men zyn Lyk eenige dagen, en men recht een Feest ter eere van den Overledene aan. Het Lyk word op een toneel ten toon gestelt, de Talapoins onthouden 'er zich rondom, bedryvende Plechtigheden die men wel Lykdiensten noemen mag. Daar na verbrand men het Lyk in 's Volks byzyn, op een Houtmyt uit ruikend hout bestaande: Maar men begraaft de gebeentens naby de Cellen waar van wy gesproken hebben. Wat de assche aangaat, men werpt die in 't water. Eenige Reizigers hebben aangeteekent, dat de Peguanen insgelyks als de Siammers, Kloosters voor Geestelyke Dochters Vrouwen hebben. Men verzeekert van hun, dat zy tegenGa naar margenoot+ de misbruiken prediken, en dat ze een zeer strengen regel lyden. Zy wasschen zich eens 's jaars; en het Volk met hunne Heiligheit ingenomen, beeld zich in, dat deeze kracht in 't water overgaat, waar in zy zich gewasschen hebben. Een iederGa naar voetnoot(c) tracht zyn deel van dit geheiligt water te bezitten. Des Maandags 's morgens gaan zy door de Straaten, slaande op blikke bekkens om de Menschen op te wekken, en hun het uur van de Predikatie gedachtig te maaken; want zy prediken gelyk wy: maar zonder de Godgeleerdheit aan te roeren, en blyven niet dan op het Zedelyke staan. Deeze Zedelessen behelzen, zich te onthouden van Moordery, DieveryGa naar voetnoot(d), Hoerery, Overspel, en aan geen ander niets te doen 't geen men niet wil dat aan hun geschiedde. Zy zaligen de Menschen door deGa naar margenoot+ Werken en door hunne zuiverheit des leevens. Laat ons van den Eedt deezer Heidenen iet gedachtig wezenGa naar voetnoot(e) Men beschryft die op een zonderlinge wyze. Antoni Correa, een Portugees, een Verbondt met den Koning van Pegu zweerende, liet de Artykelen van 't Verdrag in goude letteren schryven, beide in de Portugeesche en Peguaansche taalen, waarna het Traktaat | |
[pagina 34]
| |
opentlyk met luider stemme verkondigt wierd, en vervolgens in een vuur uit bladeren van een welriekenden boom verbrand. Een Talapoin leidde beide zyne handen op deeze assche en bezwoer in deeze gestalte alle de Artykelen van 't Verdrag. Dit wierd met veel oplettendheit en ontzag volbragt: Maar het verwekte in den Portugees een wroeging van Godsdienst, en een deezer wroegingen die lichtelyk in de Ziel van eenige Godsdienstelingen gebooren word. De Portugees duchte een daadt van Heilschending te doen: om dit te vermyden bezwoer hy het Traktaat van 't Verbondt op een Boek van Liefde-dichten. |
|