Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
(1729)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijV. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 18]
| |
den huize als een bedt, tafel of stoel diende. Ga naar margenoot+ Volgens de zelfde Schryver, hebben de Vrouwen der Nairos een byzondere achting voor 't huwelyk; zy zien het als iets heiligs aan en zeer noodzaakelyk in dit leven, zulks dat die als Maagden sterven, worden, zoo zy meenen, van den ingang van 't Paradys buitengeslooten. De aloude Jooden bedekten de begeerte van getrouwt te zyn, door een ander voorwendzel 't welk ten minsten alzoo waarschynlyk was, zynde de voortplanting der Jooden en 't Joodendom. Een uitverkooren Volk Godts, en een Godtsdienst door het Opperwezen ingestelt, was 't niet mogelyk de kracht deezer twee denkbeelden te wederstaan, die zekerlyk niet dan de begeerte der vroome Jooden konden wettigen. Iets van dit denkbeeldt is noch by de Christenen overge bleeven: Wy moeten deeze gemeene spreekwys hen toevoegen, het vereischt dat zich het getal der Vitverkoorne vermeerdere; en men weet dat dit gemeenlyk van een vruchtbaar Huwelyk word gezegt. Ga naar margenoot+ In een Uittrekzel van eenige ReizenGa naar voetnoot(a) vind men een Huwelyks plechtigheit beschreeven, aan de kust van Banara in gebruik. De Jongeling begeeft zich met zyne Minnaresse, met een Bramine, een Koe en Os naar den oever van den Ganges, en zy treeden te zamen in deezen vloedt. Men geeft aan den Bramine een stuk wit Lywaadt, tien of twaalf ellen lang, en een korf met veelerlei goedt gevult. De Bramine spreid het Lywaadt over de Koe, en vat haar by de staart, uitspreekende eenige woorden. Deeze die trouwen willen, neemen mede deeze staert in d'eene handt, zodanig dat de Bruidegom teffens zyne handt in die van den Bramine legt, en de Bruidt in die van haaren toekomende Gemaal. Men stort vervolgens water op de staert van de Koe, en dit water loopt in hunne handen. Na deeze Plechtigheit knoopt de Bramine beide de einden of slippen van de kleederen van Bruidegom en Bruidt, gelyk wy reeds van de Mexikanen in 't voorgaande Deel aangemerkt hebben. De Verbondenen doen dan een omgang rondom de Koe en Os, en alsdan zyn zy getrouwt. De Os en Koe zyn voor den Bramine: Maar voor dat ze vertrekken, geevenze Aalmoezen aan de Armen, en gaan hun gebedt voor de Afgoden afleggen, die zy mede met eenige Offerhanden vereeren. In verscheiden plaatsen der Indiën, zynGa naar margenoot+ de Dochters, die zich in 't Huwelyk begeeven, vooraf verplicht, haaren Maagdom den Goden op te offeren. De naaste bloedvrienden van de jonge Dochter geleiden haar op 't geluidt van stemmen en speeltuigen in triomf voor den Afgod, die in dien staat is van deeze Dochter te konnen ontneemen, 't welk zy niet dan aan haaren Bruidegom behoorde te geeven. Herbert meld van een Bramine, Priester en Gardiaan eener Pagode, by wien de Dochters haaren Maagdom kwamen opofferen. De Priester was gemeenlyk de Stedehouder en Coadjuteur van den Afgod: maar federt dat de ouderdom hem niet meer toeliet deeze Offerhanden zelf te genieten, handelde hy deswegen met de voorbygangers. Deeze zoo ongemeene oeffeningen in den Godsdienst overeilen lichtelyk de brooze Sexe. Wat kan men niet van Menschen verwachten, wanneer zy voor haare borgen de leerregels hunner Priesters hebben? De Dochters haare kindsche jaaren te boven gekomen zynde, gaan zich vrywillig den Afgoden opofferen, of om duidelyker te zeggen, den Priesters die 'er zich van bedienen. In 't Koningryk Decan zitten de Bruidegom en Bruidt nevens alle hunne Bloedverwanten by een groot vuur neder, en doen vervolgens zevenmaal een omwandeling om dit vuur, zeggende eenige woordenGa naar voetnoot(b) waarvan men ons geen verklaring geeft. TavernierGa naar voetnoot(c) beschryft ons een andereGa naar margenoot+ Huwelyks Plechtigheit der Indianen. ‘'s Daags voor de Bruiloft gaat de Bruidegom, verzeld van alle zyne Verwanten naar 't Huis van de Bruidt, met een paar groote arm of beensnoeren twee vingeren dik: Maar die van binnen hol zyn, en in twee stukken bestaande, met een Scharnier in 't midden, om die te openen. Na dat de Bruidegom ryk is, zyn deeze Arm of Beensnoeren min of meer ryk van Goudt, Zilver, Koper, of Tin, en de armsten hebben ze niet dan van loot. De Bruidegom gekomen zynde, doet hy om ieder been van zyne Bruidt een deezer snoeren, om te betuigen dat hy haar voortaan gekeetend houd, en dat ze zich niet van hem ontvreemden kan. 's Anderendaags bereid men het Feest ten huize van den Bruidegom, alwaar zich | |
[pagina 19]
| |
wederzyds Verwanten vinden laaten, en des namiddags ten drie uuren geleid men de Bruidt derwaarts. Veele Braminen laaten 'er zich mede vinden, en hun Opperpriester laat als dan de Bruidegom toe treeden, houdende zyn Hoofdt tegen dat van de Bruidt, en spreekt eenige woorden uit, hun geduurig op 't Hoofdt en over 't Lichaam water stortende. Vervolgens brengt men in Schotelen, of op groote Vygebladeren veelerlei gerechten, stukken Stof en Lywaat, en de Bramine vraagt den Bruidegom by al indien God hem iets geeven zal, of hy zyne Vrouw daar van zal mededeelen, en of hy trachten zal haar door zynen arbeidt te onderhouden; als hy hier ja op heeft gezegt, gaan ze alle aan den Dis zitten, die voor hun met gerechten verzien is, en waar van een ieder een gedeelte eet. Na dat de Bruidegom, ryk is, en onder de Grooten wel gezien, word de Bruiloft te prachtiger, en met groote kosten gehouden. Hy is dan op een Olifant gezeten, en de Bruidt op een Wagen; alle die hen verzellen een toorts in handen hebbende. Hy noodigt by deeze pracht, zoo wel de Landvoogt van de plaats als andere groote Heeren zyne vrienden, met zoo veel Olifanten en Paerden verzelt, tot staatsie dienende, en men wandelt dus een gedeelte van den nacht, werpende Vuurwerken op Markten en Straaten. Maar een der grootste kosten die gedaan worden, is, het Ganges Water, voor deeze die 'er somtyds drie of vier hondert Mylen van gelegen zyn; want alzoo dit Water by hen geheiligt is, en 't welk zy uit Godvruchtigheit drinken, moet men 't hun door de Braminen van zoo verre brengen, en in aarde Vaten van binnen verglaast, welke Vaten de Groot-Bramine van Jagarnat zelf met het zuiverste Water van die Revier gevult heeft, en waar op hy vervolgens zyn Zegel zet. Men geeft dit Water niet dan op 't einde van den Maaltydt te drinken.... Hoe veel te meer de Bruidegom 'er van drinken laat, hoe hy deftiger word geacht.... De Groot-Bramine laat zich een lot of schatting voor ieder kan betaalen....’ waar van somtyds de verteering een groote somme geldts bedraagt. De Indianen van Suratte en omgelegeneGa naar margenoot+ Gewesten doen een soort van Paerdepracht naar de Bruidegoms,Ga naar voetnoot(a) om aan een ieder den staat van eer te kennen te geeven, waar in zy getreeden zyn. Wanneer de Bruidegom is omgeleid, begeeft hy zich naar 't huis van zyne Beminde, en zet zich tegen over haar neder. Een Tafel is 't die hen scheid. Zy reiken elkander de handen over deeze Tafel toe, en voegen ze te zamen, waar na de Bramine, die 'er tegenwoordig is, het Hooft van deeze beide Perzoonen met een zekere bonnet dekt, die hy een quartier uurs hun op 't Hooft laat, te weeten, zoo lang als 'er vereischt word, om de Huwelyks Gebeden te doen. De Gebeden gezegt zynde, scheid hy de handen weder van elkander, en ontdekt hen het Hoofdt. Deeze Plechtigheit word van de gewoone vermaakelykheden en van het Huwelyks-feest gevolgt. Herbert verhaalt eenige andere byzonderhedenGa naar margenoot+ deezer Huwelyks Plechtigheden. De eerste dag van de Huwelyks verklaring, doet de ondertrouwde Jongman een Plechtelyken omweg door de Stadt, en des anderen daags de ondertrouwde Dochter. Beiden hebben ze een Kroon of Krans op 't Hoofdt. De Bruidt heeft geen Huwelyksgoedt, en 't zoude haar een beleediging zyn, indien men 't van haare Ouderen verzocht. Men geeft haar eenige geschenken van Goudt, Oorsierzels en Gesteenten, die onzen Reiziger by ἜδναιGa naar voetnoot(b) of Huwelyks giften vergelykt, waar van in Homerus gewagGa naar voetnoot(c) word gemaakt. Om deeze twee Persoonen te trouwen, legt men een vuur aan: de Bruidegom is ter eener en de Bruidt ter andere zyde zich onthoudende: maar een zyde koort bind hen aan elkander. Het vuur beteekent de Minnebrandt en zuiverheit: maar de zyde koort den bandt des Huwelyks. Men legt mede tusschen hun beiden een wit Lywaat, 't welk de zedigheit en reinigheit van 't Huwelyk te kennen geeft. Na deeze zinnebeeldelyke Plechtigheit, | |
[pagina 20]
| |
geeft de Bramine hun den Zegen, en wenscht hen de vruchtbaarheit van de Koe. Als dan word het stuk Lywaat weggenomen, en de koordt weder los gemaakt. Ga naar margenoot+ Schouten, die getrouwelyk en zeer eenvoudig beschryftGa naar voetnoot(a) 't geen hy gezien heeft, zegt, dat op zeekere plaatsen van de Indiën de Bramine de bandt of vereeniging van 't Huwelyk met twee Cocosnooten voltrekt, waar van de eene voor de Bruidegom, en de andere voor de Bruidt is. Terwyl de Bramine de Huwelyks zegen spreekt of leest, verwisselen beide Partyen de Cocosnooten, byna gelyk men in andere Landen de Trouwringen verwisselt. Ga naar margenoot+ Wat de Kinderen de Wettelyke vruchten van 't Huwelyk aangaat, TavernierGa naar voetnoot(b) bericht ons een gewoonte van Bengale, die de ten toonstelling der Alouden, en die der Caffers behelst, waar van wy in 't vervolg spreeken zullen. Wanneer een nieuw gebooren Kindt de Borst van zyne Moeder weigert,Ga naar voetnoot† brengen 't de Indianen in 't Veldt, en na het in Lywaat gewonden te hebben, leggen zy 't somtyds een ganschen dag op de takken van een Boom, ten prooi van Ondieren en Ravens. 's Avonds komen ze het Kindt wederom haalen, en leggen 't wederom aan de Borst; iniden het anderwerf niet zuigen wil, leggen zy 't weder voor 't Ongedierte bloot: maar zoo het ten derdemaal weggebragt, echter noch niet zuigen wil, werpen zy het Kindt in den Ganges, zich dits makende, dat het een Demon moet zyn. Het zoude bezwaarlyk zyn dit bericht met dat van Ovington overeen te brengen, indien de gebruikelykheden van Suratte en Bengale eeveneens waren, gelyk de Leerstukken van den Godsdienst byna de zelfde zyn. Deeze Engelsman zegt ons, ‘dat de tederheit des Moeders voor haare Kinderen haare geboorte voor gaat, en zich voorhun gevoelen laat wanneer zy noch ongebooren zyn; want zy neemen alsdan geen voedzel 't welk haar schaaden kan, en gedraagen zich altoos blymoedig en in een verheugt humeur, op dat 'er deeze Kinderen een indruk van gevoelen, vervolgens van een zuivere en onbenevelde geest worden, tot de vermaakelykheit en blymoedigheit geneegen, en niets van deeze naare droefgeestigheit gevoelen, die de ongenoegtens, en de smert van een zwangere Moeder in de ziel van haar Kindt indrukt; deeze voorzorg is ongetwyffelt hoog te achten: maar daar na veranderen de lucht en 't voedzel dikmaals hunne gesteldheit. Indien 't waar isGa naar voetnoot(c) dat de Indianen geeneGa naar margenoot+ zwaarigheit maaken hunne Kinderen te verkoopen die hen tot een last zyn; kan men zeggen, dat zy zich weinig bekommeren over hun bloedt: Maar mogelyk zoo men tot den oorsprong ging, zou men bevinden, dat een zodanige daadt het uitwerkzel van de tederheit is. Dat men niet zegge dat dit een onbeweerbaare wonderreden voortge bragt zy. Met een weinig aangeboorenheit, is 't immers wel hard de kinderen te zien lyden die men ter Waereldt heeft gebragt. Hen stellende onder 't juk van een Meester, bezorgt men hen broodt, en op deeze wyze is hunnen Staat niet beneden die der Dieren, die men qualyk handelt: maar echter voedt. Men zegt dat het in Finlandt en Lyflandt by de arme Menschen zeer gemeen is, en vooral by de Boeren, hunne Kinderen aan de Edellieden te verkoopen. Zodanig isGa naar margenoot+ het uitwerkzel van dwingelandy en de elende. Tien dagen na de geboorte van 't Kindt, geeven 't de BenjanenGa naar voetnoot(d) Plechtiglyk een naam. Men vergaadert ten dien einde een dozyn Kinderen, men plaats hen in 't ronde, rondom een groot Tafelkleedt, ter aarde uitgespreid. De Bramine, die 'er tegenwoordig is, zet in 't midden van dit Tafellaken een zeker gedeelte ryst, en op deeze ryst het Kindt 't welk men een naam geeven zal. Deeze die de slippen van 't laken houden, lichten 't op, schudden en beweegen 't van de eene ter andere zyde, geduurende een vierde van een uur. Na dat men dus dit kleine Wicht en de ryst geschud heeft, geeft de Zuster van 't Kindt, die 'er omtrent is, zodanig een naam aan 't zelve als zy begeert.Ga naar voetnoot+ Twee Maanden daar na word het in den Godsdienst aangenomen, te weeten, men brengt het in een | |
[pagina t.o. 20]
| |
CEREMONIE qui s'observe à la NAISSANCE des ENFANS chez les BANIANS. A la MERE presente le sein à L'ENFANT. B. L'ENFANT qui a refusé le sein est exposé. C. L'ENFANT continuant pendant 3. jours de refuser le sein, est jetté dans la GANGE.
B. Picart del. 1728.
CEREMONIE de donner le NOM â un ENFANT chez les BANIANS. | |
[pagina 21]
| |
Pagode, alwaar de inleidende Bramine op het Hoofdt van 't kleine Kindt eenige spaanders van Sandelhout, ook eenige Camfer, Kruidnagelen en andere welriekende dingen legt. Als dan word het voor een Benjaan, en een lidt van den Godsdienst erkent. Een Kraamvrouw heeft geen omgang dan met haare Baker, en word niet geduurende de tien eerste dagen van haare Kraamlegging, dan door haar bedient. Zy bereid geene spyze, dan veertig dagen daarna. Laat ons dit Hoofdtstuk niet eindigen zonder een gebruik van Godsdienst te berichten, waardig om aan te merken. De Groot-Bramine heeft het voorrechtGa naar voetnoot(a) vanGa naar margenoot+ ontslaging des Huwelyks te verleenen. Hy is 't mede die de Echtscheiding volvoert. Een Vrouw van haaren Man gescheiden, heeft verlof een ander te mogen trouwen, en het zegel van deeze ontslaging word haar op den rechter schouder met een heet yzer ingedrukt. |
|