Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2

[p. 325]

Bladwyzer
Der voornaamste zaaken in het eerste en tweede Deel vervat.

De Letteren I. wyzen het eerste Deel aan, II. het tweede Deel, en A de Aanmerkingen beneden den Text te vinden.

A.

Aalmoezen der Jooden, hoe mildadig over de noodlydende.	I. 110. 111.
Aanbidding, hoe die Godt alleen toekomt I. 210. der Heiligen waarin die bestaat. 210. van 't Kruis, hoedanig aangemerkt. II. 25. toebereidzelen en plechtigheden in 't voltrekken van de zelve.	26.
Aanmerking, over de betrachting van 's Heilands lyden tot een recht gebruik gebragt. II. 27. Over 't gezegent Broodt, en van welk een gebruik. 69. Over de Zalving van 't laatste Olyzel. 86. Over 't gebruik van voor de rust der verstorvenen te bidden. 89. Hoe dit bidden een middelstaat of Vagevuur onderstelt. 89. Over 't gedrag der Aloude Volken met hunne dooden gehouden. 102. Over den verkeerden handel van de Inquisitie, en hoe.	251.
Aanmerkingen, over het Sakrament van 't Vormzel. II. 66. Over het onderwerp van de Biecht, en hoedanig. 73. Hoe, en wat by de Invoering van de Inquisitie in vrye landen te duchten is.	II. 240.
Aanroeping der Gecanoniseerden door een voorschrift van den Paus ingestelt.	I. 335
Aarons nakomelingen, eertydts Priesters geweest.	I. 34
Aart der Jooden na de Babilonische Gevankenisse verbastert.	I. 82.
Aartsbisschop, hoe plechtelyk hy ingewyt word. II. 128. hoe hy Pallium ontfangt.	128.
Aartsbisschop van Spalato, wat hem gebeurt zy. II. 222. word een Voorstander der Protestanten. 222. Laagen door 't Roomsche Hof hem gelegt, en hoe hy zich daar in verstrikken laat. 222. Zyn wedervaaren te Rome, en word door de Inquisitie gevat, waarin hy in den Kerker sterft.	222.
Aartsdiaken, welke zorg hem eertydts aanbevolen was.	II. 169
Aarts Diakenen, van welk een aanzien zy zyn.	II. 134.
Aartspriesterschap van St. Augustinus Gordel, en hoe.	I. 364.
Aartspriesters, hunne Waardigheit aangemerkt.	II. 134.
Ab, de elfde maandt der Jooden, wat dan in acht te neemen staat.	I. 136
Abdalla, een vervolger der Jooden, waar toe hy hun noodzaakte.	I. 89.
Abdis, hoedanig voorgestelt, en plechtelyk ingewyt.	II. 139
Abraxas, van welk een beteekenis, en door wie gesmeedt.	I. A. 159.
Abreviateurs, waarin hunne bediening bestaat	II. 156.
Absolutie, hoe die den verstorvenen gegeeven word.	I. 290.
Abten, waarin hun Ampt bestaat, en hoe zy gezegent en ingewyt worden. II. 137. en hoe hun de Orde van 't Kloosterbestier word opgedragen.	138
Accessus, hoedanig in 't Verkiezen van een Paus gebruikt.	I. A. 241.
Acosta, een voorbeeldt van strafoeffening der Jooden, en straffe Kerkban door hem ondergaan. I. 112 115. plechtigheit zyner ontslaging aangemerkt	I 116.
Adar, de zesde maandt der Jooden, welke Feesten en Vierdagen in de zelve voorvallen.	I 134
Advent, ten welk een einde ingestelt.	II. 55
Advokaat en Pleitbezorger van de Rota, wat hunne Bediening zy.	II. 168.
Advokaten van de Inquisitie, hoe die de Gevangenen meer nadeelig dan voordeelig zyn. II. 259, hoe zy de Dingtalen behandelen.	II. 260.
Afbeeldzels van Heilige voorwerpen, hoe volgens 't aloud gebruik verbeeldt.	I. 301.
Algemeene Schatbewaarder, wat hem aanbevolen is.	II. 169.
Aflaaten, aan de eerbewyzers van nieuwe gecanoniseerde Heiligen verleent I. 335. haaren oorsprong aangeweezen 358. A. 358. wat die hebben uitgewerkt. 358. hoe die misbruikt wierden. 359. die te verdienen, aangeweezen. 359 Koophandel daarin gedreeven. A. 360, welke onnoemelyke voordeelen die in America hebben opgebragt.	A. 360.
Aflaaten verleent, wat daarby staat aan te merken.	II. 165.
Afgodendienaars, hoe zy zich de ontzegging hunner geheimenissen over begaane misdaadt moesten onderwerpen.	II 75.
Afknevelary onder de laage Beampten te Rome.	II. 161.
Afzweering der Jooden, wanneer zy tot de Grieksche Kerke overgaan.	I. 149.
Agnus Dei, hoedanig die worden bereid. I. 325. hoe die gezegent worden. 326. hoe de uitdeeling van de zelven geschied. 327. hoe men die bewaaren moet. 327. hoe voor bewaar middelen dienen, met het gebruik der Romeinen vergeleeken.	127.
Akolyten, wat dit beteekent, en hoe zy Dienaars der Bisschoppen zyn. I. A. 250. Wat hun Ampt is II. 121. Waarin hunne Bediening bestaat.	133.
Albe, welk een Priesterlyk gewaadt het is.	I. A. 257.
Algemeene Kerkban der Jooden, waarin die bestaat.	I 113.
Allerheiligendag, hoe plechtelyk in de Roomsche Kerk geviert.	II. 53.
Allerzielendag, hoe door de Romeinen geviert.	II. 53.
Allerzielendienst, hoe die word verricht.	II. 53.
Aloude Afgodendienaars, hun gedrag om hunne Goden te huldigen en te eeren.	I. 4.
Aloude Christenen, hoe die zoo wel op Zaturdag als op Zondag vergaderingen hielden.	I 170.
Aloude Gewoonte, hoe die een achting voor overblyfzelen heeft gebaart I. 385. en wat men 'er, die te bezitten, zich van inbeeldt	I. 385.
Altaardoeken, hoedanig die bestaan.	I. 314.
Ambarvalia, zie Amburbales.
Amburbales, welke Processie-Feesten het zyn, en hoedanig beschreeven.	I. A. 348.
Amict, een Priesterlyk Hoofdtdekzel en hoedanig, aangemerkt.	I. A. 257.
Ampt van Pausselyke Kanselier, waarin het bestaat II. 155 't welk verkopelyk is.	155.
Ampt van Regent, wat het is, hoe verkopelyk, en wat het opbrengt.	II. 156.
Ampt van Eerste Geheimschryver, door den Kardinaal 's Pausen Neef waargenomen.	II. 156.
Ampt van Onder Geheimschryver van Staat, waarin het bestaat.	II 156.
Ampt van Geheimschryvers, in hunne verrichting aangemerkt.	II. 157.
Ampt van Prefect der Brevetten, waar in het bestaat II. 158. en dat der genaade Brieven. 158. dat van Tekening der Gerechtsoeffening 159. dat van de Ontwerpschriften en Meester der Brevetten 159. dat van Dataris, waarin zyne Bediening bestaat. 160. over welke zaaken hy het beschik heeft 160. Dat van Verdragmakingen, en waarin dit bestaat 161. Dat van Onderzoekers in de Datarie, welk een bediening het is. 161. Dat van de Registerschryvers. 161. Dat van Paleismeester, waarin het bestaat. 162. Dat van Major-Dome wat het is. 163 Dat van Kamermeesters en Geheime Kamerlingen, hoe voordeelig. 163. Dat van geheime Kapellanen by den

[p. 326]

Paus, en waarin het bestaat. 163 Dat van Vatikaansche Boekbewaarder, en wat hem aanbevolen is. 165. Dat van Rechter der Verdragmaking, hoe aanzienlyk het is. 167. Dat Auditeur der Wederleggingen. 168. Dat van Verbeteraar en Berisper der Wederleggingen. 168. Dat van Commissaris van de Apostolische Kamers, wat het is. 170. Dat van Kettermeester, hoe ontzachelyk en geducht geworden, en hoe wreed het geoeffent word	191.
Ampten, van 24 Geheimschryvers, die verkopelyk zyn, en waar de voordeelen hunner Bediening bestaan.	II. 157
Ampten (geestelyk) waarin die bestaan	II. 120.
Amptenaren van laage Bediening, wat die waarneemen.	II 162
Amptenaren en Bedienden van de Inquisitie te Goa, waaruit die bestaan.	II. 274.
Amptverkoping of Simonie hoe verboden; en waartoe betrekkelyk.	II. 124.
Annates, of jaarlyksche inkomsten en andere Voorrechten der Pausen aangemerkt	II A. 239.
Antienna, een Offerdeel van de Mis en hoedanig.	II. 188. A. 188.
Antiphonaal, welk een Boek het is.	I. 298.
Apostolische Kamer Bedienden, waarin die bestaan	I 169.
Apostolische Protonotarissen, wat hunne Bediening is.	I. 171.
Arban Canfod der Jooden, beschreeven. I. 28. een vierhoekig kleedt 't welk zy onder hunne kleederen voor een bewaarmiddel draagen.	I. 107.
Armspanzels der Jooden, van welk een gebruik.	I. 32
Aron, of Arke waarin de Jooden hunne Wetboeken opsluiten.	I. 30.
Artykelen van beschuldiging den gevangenen van de Inquisitie voorgeleezen, en waarin die bestaan.	II. 257.
Asch Ceremonie, hoe die op den Aschdag word verricht.	II. 14.
Ascodrogiten, welke Ketters het waren.	II. A. 14.
Aschdag, met welk een plechtigheit word verricht. II. 13. Wie de Insteller hier van is geweest, onderzocht.	II. A. 13.
Athleten, beschreeven.	II. A. 94.
Auditur van de Apostolische Kamer, hoe verre zich zyn gebiedt uistrekt.	II 169.
Auditeurs van de Rota, wat hunne Bediening zy.	II. 167.
Autaar of Lessenaar in der Jooden Synagen van welk een gebruik.	I. 31.
Autaar, hoedanig het bewierrookt word.	I. 323.
Autaren eertydts, en hoe in gebruik. I. 16. misbruik van de zelve aangeweezen. A. 16 hoedanig die met den toestel moeten bestaan. 310. alond gebruik der zelven en hoedanig. A. 310. 311. eenige van een klein beslag aangemerkt	A. 312.
Autaargebruik, wat daar voor dienstig zy.	I. 318.
Autos, een soort van Godtvruchtige Kluchtspelen, hoe zeldzaam behandelt.	I. 376. A. 376.

B.

Babilonische Talmud, der Jooden, waar hun toe dient I. 39. door Rabbi Jochanan byeen gestelt.	I. 173.
Bacchanalia, welke Feesten der Heidenen het waren.	II. A. 15
Baden der Joodsche Vrouwen, hoe omzichtig dit word verricht.	I. 59.
Bannelingen met den Kerkban geslagen, wat die ondergaan moeten I. 113. welke straffe hen opgelegt.	II. 76.
Banvloek die zeldzaam is, en zich over de dieren uitstrekt.	I. 115.
Baptisterium of Doopkapel beschreeven.	II. A 61.
Barcochebas een beruchte Verleider der Jooden.	I. 82.
Basilides, een schadelyken Ketter, wat hy leeraarde	I. A. 159.
Beddens en slaapplaatsen der Iooden, hoedanig geschikt.	I. 27.
Bedienaren van de Inquisitie, hoe zy bevoorrecht zyn zich voor begaane misdaadt te dekken II. 242. Voorbeelden hier van getoont.	II. 242.
Bediening in 't leezen der Wetboeken onder de Jooden, hoedanig uitgedeelt.	I. 126.
Bedriegelyken Handel der Jooden verboden.	I 41.
Beelden en Afbeeldzels by de Jooden ongebruikelyk.	I. 26.
Beeldendienst, hoe die moet aangemerkt worden I 211. Wanneer ingevoert. 301. Hoe by de aloude Heidenen aangemerkt.	301.
Beesteslachting der Jooden, hoe zy daar mede omgaan. I. 42. en hoe naaukeurig verricht.	I. 149.
Beguarden, wat hun gevoelen zy geweest.	I. A. 228. 229.
Begunstigers van Kettery, hoe strafwaardig in de Inquisitie verklaart.	II. 217.
Belydenis en Boetoeffening der Iooden, hoe zich daar in gedragen.	I. 74. 75.
Berg Garizim, zie Garizim.
Besnydenis der Jooden, en met welk een waarneeming. I. 62. Wanneer wederom geneezen word geacht. 63. Hoe die is ingevoert, en van welk een betekenis die onder de Jooden zy. 137. 138. hoe men de zelve plechtelyk verricht.	138.
Beth Hammikra een school waarin de lezing van de Wet geschiedde.	I. 163.
Beth Hamidras, de Plaats der Uitlegging dus genoemt.	I. 163.
Bernard, eerste Aflaatprediker, wat hy heeft uitgevoert.	I. 358.
Beroving van Geestelyke goederen, waarin die voor den Banneling onder den grooten Kerkban bestaat. II. 79 Welke die van de kleine Kerkban onderhevig is.	80.
Bévaarten, hoe van een oud gebruik, en waar toe dienstig I. 371. wanneer een begin genomen. A. 371. naar de Lieve Vrouw van Lorette gedaan, en hoe.	372.
Bévaarten door Gevolmachtigden, hoedanig uitgevoert, en met zeldzaamheden verzelt.	I. A. 373.
Bewaarmiddelen, Amuletes genoemt, beschreeven, en van welk een kracht die waren.	I. A. 386.
Bezansche Zweetdoek, mirakelen uitwerkende, en hoe.	I. 304.
Bezetenen, en hunne merktekenen waarin die bestaan.	II. 113.
Beziers ter beteugeling der Ketters bemachtigd.	II. 194.
Bezweerder, hoe hy de Duivelbannig uitvoert II. 115. en hoe hy zich tegen den hartnekkigen Duivel gedraagt.	A. 166.
Bezweering, wat van de zelve te achten zy. II. 112. Aanmerking over dit onderwerp. A. 112. hoe die onder de Heidenen aangemerkt wierd. 113. middelen in eenige bezweeringen gebruikt. 113. Waar die geschieden moet.	II. 115.
Bezweeringen om het schadelyk gedierte te verdryven II. 82. Hoe met een vreemde Rechtspleging verzelt, en hoe dit uit het Heidendom ontsproten is.	82.
Biecht, hoe die vereischt word	II. 72.
Biechtvader, hoe hy de Biechtelingen de Absolutie geeft.	II. 73.
Biechtvaders, waarin hunne Bediening bestaat	II. 83.
Bidden voor de verstorvenen, wat dit onderstelt	II. 89.
Bisschoppelyke Waardigheit, hoe boven alle Geestelyke Ordens geacht.	II. 125.
Bisschoppen, worden niet dan door den Paus verkooren II. 125. hoe plechtelyk dit geschied, wanneer ingewyt, en met welk een plechtigheit de Inwying word verricht. 126. welk een eedt en belofte zy doen. 126. 127. Hoe plechtelyk zy gezalft worden, aangemerkt.	127.
Bisschopsstaf, wat die verbeeldt.	I. A. 319.
Bloedeeten, den Jooden verboden.	I. 42.
Boeken der Jooden in hunne Synagogen gebruikelyk, en welke die zyn I. 176. Hoe die de Christenen konnen dienst doen, van de onnutte boeken onderscheiden. 178. Hoe die tot de verklaring der Gewy-

[p. 327]

de Schriften dienen konnen, en waarin die bestaan.	178
Boeken, als Kettersche te doemen, en onder welk voorwendzel. II. 200. Hoe die het Oordeel van de Inquisitie onderworpen zyn. 236. 237: welk een gebruik men hier van te Venetië en in Spanje maakt. 237. en wat tot de Overdeelkunde van de zelven word vereischt.	239
Boetdagen der Jooden, wanneer en hoe.	I. 51.
Boetelingen, hoedanig van een onderscheiden soort. I. A. 370. Hunne straf in Geldtboetens verwisselt. II. 73. Hoe plechtelyk zy zich de opgelegde boete moeten onderwerpen. 74. Hoe zy zich na de volbrenging gedragen moeten, en weder in de Gemeenschap worden aangenomen. 75 Hoe na hun overlyden van den Kerkban ontslagen.	75.
Boetoeffening der Jooden, van welk een strengen aart; en plechtigheit daar mede verzelt. I. 111. waarin die van de maandt Elul bestaat. 119. Die der aloude hoe met de Hedendaagsche verschilt. 369. Door Gemachtigden ingevoert, en hoe zich dit toedraagt.	369. A. 369.
Boetoeffening voor de Biecht, waarin die bestaat.	II. 72.
Bonifacius de VIII. Insteller van 't Jubeljaar, hoe hy daarby bevolen heeft Aflaaten te verdienen.	I. A. 356.
Bonnetten der verwezenen in de Inquisitie beschreeven.	II. 289
Bonzes, Japoneesche Geestelyken en hun bedryf.	I. A. 19.
Bossuet, hoe hy de Trentynsche besluiten om 't Roomsch Geloof te billyken, heeft voorgestelt.	I. 209.
Braminen, hoe zy den dienst hunner Goden in duisteren plaatsen verrichten.	I. 3.
Brevierdienst, hoe die word gedaan.	I. 261.
Broodt-deeg der Jooden, hoe daar iet van voor de eerstelingen verstrekt.	I. 43
Bruidegom, hoe hy naar de trouplaats word verzelt.	I. 141.
Bruidegoms van de Wet, met welk een plechtigheit die by de Jooden worden ingeleid.	I. 126.
Bruidt, hoedanig zy tot de trouw word opgesiert.	I. 141.
Bruidtsbedt, hoe by de Roomschen gezegent word.	II. 108.
Buitensporigheden tegen de Jansenisten gepleegt.	I 214. A 214.
Bullae, hoe om den hals gedraagen, en waaruit bestonden.	I. 328. A. 328.
Bygelovigheit der Jooden, hoedanig.	I. 111.

C.

Cabala, een geheime Godtgeleerdheit der Jooden I. 38. Hoe die verdeelt word, en hoe verre betrekkelyk zy.	156
Cabalisten, van een beuzelachtig gevoelen over de Paradys-slang en hoe I. 67. Waarin hunne Geleerdheit bestaat.	156.
Cabalistische Boeken der Jooden, den Christenen ondienstig, en waarom.	I. 179.
Cabalastische Schryvers, wie de voornaamste zyn. I. 179. Hoe zy met dromeryen bezet zyn.	1. 180
Cacham der Jooden, waaruit bestaan.	I. 40.
Cacham de Rau, wie die zyn.	I. 40.
Cadis, een Lofzang der Jooden.	I. 32.
Canon van de Mis, wat het is.	I. 275.
Canonisatie, met welk een toestel en pracht die gaat verzelt I. 328 Hoedanigheden daartoe vereischt 329. Oorsprong van de zelve aangeweezen. 329. Wanneer die blykbaar is ingevoert, en hoe die eenige overeenkomst met de Vergoding der Romeinen heeft. 329. 330 Hoe onder Clemens den XI. verricht. 330. toestel van de zelve in 't jaar 1712. 331. Wat aldaar plechtelyk waargenomen, en hoe met vreugdegejuich voltrokken.	331. 335.
Canonisatie Heiligen, hoe door 's Pausen verleende Voorschriften worden aangeroepen.	I. 335.
Canonisatie-Toneel in St: Pieters Kerke opgerecht en hoe.	I. 331.
Capara, een vreemde plechtigheit der Jooden voor en Verzoendag, eertyds by hun in gebruik.	I. 120.
Caraïm, Joodsche Ketters dusgenoemt.	I. 65.
Caraïten, hun gevoelen onderzocht I. 66. hunne Sekte eertyds voor Samaritanen aangezien. 66. Wanneer hun den naam van Caraïten gegeeven is, A. 65 Wat de Geleerden van hun vermoeden I. 66 67 Hunne Taalkunde aangemerkt. 67. hoe zy der Jooden Misnach verwerpen als ook den Talmud. 68. komen echter met der Jooden tuchtplichten en hunne Besnydenis overeen 69 hoe zy zich met den Taled dekken. 69. Hun lettergebruik in 't schryven van den naame Jehova, en waarom zy van Rabbinisten worden gehaat 69. Hunne gewoontens en zeden, als mede hun gevoelen elfledig beschouwt 95. en hoe zy zich met de Rabbinisten niet verdragen konnen	96.
Carcassone beschreeven, hoe verwoedelyk deeze Stadt word aangetast, en van hunne Inwooners verlaten.	II. 195.
Casleu, derde maandt der Jooden, welke zaaken in de zelve voorgevallen, men gedachtig is.	I. 132
Cazan, welk een Bediening die in de Synagoge bekleedt.	I. 31.
Catechumenen, als eerstelingen in 't Geloof, en hoe onderweezen.	I. A. 327.
Chathan Bereschith.} hoe en wanneer als Bruidegoms van de Wetververkooren	I. 53.
Chathan Tora.} hoe en wanneer als Bruidegoms van de Wetververkooren	I. 53.
Chazan, hoe hy de Wet den Volke Voorleest en vertoont	I. 117.
Celebrant, een Misdoende Priester dus genoemt.	I. 283.
Cenotaphes, leedige-of Praalgraven, hoedanig.	II. A. 102.
Ceremoni-Boek, of Pontifikaal van welk een gebruik,	I. A 287.
Ceremoni-Meesters, waarin hun Ampt bestaat I. 132. Wat het jaarlyks opbrengt II 165. Hun bestier en gewaadt aangemerkt.	II. 166.
Ceremoniën die met de Pausselyke Mis gaan verzelt.	I. 284.
Ceres, welke plechtigheden tot haaren dienst wierden vereischt.	I. 10.
Chineesche Jooden, wat zy gevoelen.	I. 98.
Chipur, der Jooden Verzoendag, hoedanig geoeffent.	I. 52 121.
Chiriat Sceman, welke lezingen het zyn	I. 32.
Christen Schoolen, wie eertyds het gezag over de zelve had.	I. 164.
Christen Vergaderingen, hoe eertyds gehouden	I 163.
Christenen, hoedanig onderscheiden die de Inquisitie onderworpen zyn.	II. 276 277.
Ciborie, hoe van gedaante moet zyn.	I. 313.
Cohen, of Priester, de eerste lezing van de Wet hem aanbevolen	I. 117.
Communie, hoe de Priester bevorrecht is de zelve in beide de gedaanten t'ontfangen I. 67. en de Leeken onder een enkele gedaante genieten, en waarom dus ingevoert. 67. A. 67. Wanneer men verplicht is die t'ontfangen, en hoe 'er zich de Prister en Autaar-bedienden, vervolgens de Leeken van bedienen. 67. toevalligheden onder de Bediening voorvallende, hoe zich daar in gedragen. 68 Hoe de Kloosterzusters medegedeelt 68. en hoe de Priester den zieken bedient, en met een Pestzieke zich omzichtig gedraagt.	71.
Compromis, waarby somtyds de Pausen verkooren worden.	I. A 241.
Concilie, hoedanig een macht het zich aanmatigt I. 235. met welk een plechtigheit de zitting gaat verzelt. 235. Aanmerkingen over hun gezag en plechtgebruik. A. 235. Schikking van den Rang in hunne Vergaderingen, en hoe de zitting een aanvang neemt	I 236. 237. A. 236.
Concilie der Jooden, zoo men voorgeeft in Hongarye gehouden, en wat daar verhandelt wierd.	I 102.
Concilie te Lyons beroepen, verklaart den Keizer Frederik in den Ban, en welke onheilen hier uit onstaan.	II. 201.
Conclave gemeenlyk in 't Vatikaan gehouden,

[p. 328]

beschreeven, en hoedanig bewaakt.	I. 243. 244.
Conclavisten, welk een voorrecht zy genieten.	I. 242.
Confutius, een Philosoof der Chinezen, wie hy is geweest, en hoe van hun geëert	I. A. 80. 81.
Congregatiën in 't Algemeen beschreeven II. 172. Die van de Heilige Bediening, wanneer en door wie ingestelt. 172. Waaruit die bestaat en wat daarin verhandelt word 172. Hoe de Kardinalen alleen in deeze Vergadering stemmen hebben, en hoe men de straf waardigen voor deeze Vierschaar handelt. 173 Die van de Voortplanting des Geloofs, wanneer en door wie ingevoert. 173 Hoe die over de besluiten van het Trentynsche Concilie van 's Pausen wegen is gelast, en wanneer vergadert 173 174. Die van de Registers der verboden Boeken, en hoe zy het opzicht over de zelve behandelt. 174. Die der voorrechten, door wie ingestelt, en uit welke Leden die bestaat 175. Die der Bisschoppen en Geordende, hoe men daarin de onderlinge geschillen beslecht. 175. Die van 't onderzoek der Bisschoppen door wie ingevoert, en hoe de Bisschoppen verplicht zyn dit onderzoek te ondergaan. 175. 176. Die der goede Zeden, door wie ingestelt, en wat de Leden te onderzoeken hebben 176. Die over de verblyfplaatsen der Bisschoppen, waaruit die bestaan, en wat men 'er verhandelt. 176. 177. Die over de gevallen en verzwakte Kloosters, aan wien toevertrouwt, en waaruit deeze Vergadering bestaat. 177. Die over de Kerk en Kloosterbezoekingen, wat die verhandelt. 177. 178. Die van de Reliquiën, wat hunne verrichting zy. 178 Die der Aflaaten, van welk een vermogen. 178. 179. Die der den Plechtigheden van welk een gezag; uit welke Leden die bestaat; wat hunne verhandeling over de Canonisatie is, en wanneer die besloten word. 179. 180. Die over den Kerkbouw, door wie ingestelt waaruit deeze Vergadering bestaat en waar over gezag voert.	180.
Consitorie, hoe de Paus daar in verschynt, en welk een rang de Leden deezer Vergadering houden.	I. 258.
Consistoriale Advokaten, wat hunne Bediening is, en hun gewaadt beschreeven.	II. 170. 171.
Cresselle, een Rateltuig van welk een gebruik	I. A. 298.
Cybele, haaren oorsprong van eerdienst aangemerkt I. A. 8. Moeder der Goden geacht.	I. 9.

D.

Dagen van Godesdienstigheit, hoe en waarom ingestelt.	I. 6.
Dalmatica, welk een Geestelyk Gewaadt het is.	I. A. 289.
Damascus, verblyfplaats der Samaritanen.	I. 69.
Daniel, een Joodsche Bedrieger, wat zyn bedryf was.	I. 89.
Danzeryen, in een Godtsdienstig gebruik over gebragt.	I. 19. 20
Dellon, hoe hy de Inquisitie beschryft en zyn wedervaaren in de zelve II 282 Wat hem op de eerste Verhooring is ontmoet, en hoe men hem in den Kerker opsluit. 282. 283. Hoe hy anderwerf ter gehoor word geleid, en waar over men hem ondervraagt. 283. weder voorgestelt, wat men met hem verhandelt. 283. 284 Hoe hy wanhoopende, zyn leven door vasten tracht te eindigen 284. Weder ter gehoor geleid, hoe men met hem reden wisselt. 285 Zyne beschuldigingen hem voorgehouden, hoe hy zich verantwoordt. 286. 287 Hoe en waarom hy in verwachting van zyne ontslaging is, en ongerustheit hier over 287. 288. Hoe hy eindelyk uit den Kerker word geleid, en wat hem wedervoer. 288 Wat hy in de Kerk onder de Handeling des Geloofs beschouwt. 291. Zyn Vonnis hem voorgeleezen, en waarin dit bestondt 292. Wat hem na de gehouden Handeling des Geloofs wedervaaren is 294. Hoe hy Schriftelyk zyne opgelegde Boetoeffening ontfangt, en waarin die bestond.	295.
Derwies der Turken, hoe zy de eenzaamheit verkiezen, om Godtsdienstiger te zyn. I. 4. en van welk een gedrag deeze Mahometaansche Geestelykheit is.	I. 84. A. 270.
Designatores der Romeinen, hoe het beschikder Lykstatiën hadden.	II. A. 99.
Diakonen, hoe die geordent worden, en waarin hunne Bediening bestaat.	II. 122. 133.
Dienst voor den nieuwe gekanoniseerden Heilig door den Paus bevolen.	I. 335.
Dingtalen in de Inquisitie, hoe behandelt.	II. 257.
Dochters onteert, hoe die onder de Jooden weder geëert worden.	I. 59.
Dochters der Jooden gebooren, hoe men zich als dan gedraagt, en wanneer Huwbaar worden.	I. 63. 64.
Dooden, hoedanige dienstplichten men die bewyst. II. A. 88. Hoe eertyds ongedoogt in de Kerken te begraaven. 91. 92. Wanneer het gebruik der Kerkbegravinge opgekomen is. 92. met welk een omstandigheit by de Roomsche Kerke verzelt. 93. Hoe de alouden getracht hebben de zelve een eeuwigduurendheit by te zetten. 100 en hoe vreemd by verscheiden Volkeren behandelt.	100. 101.
Doop der Christenen, als een afwassing aangemerkt. I. 11. Het aloud gebruik getoont. II. 61. Hoe eertyds geschiedde, en wie daar toe gewettigt was, nevens eenige toevalligheden aangemerkt. 62, Die der Catechumeenen hoedanig bestaat.	64 65.
Doopheffers en hunne plicht aangeweezen.	II. 62.
Doopeling en Doopheffers, hoe de Kerk tusschen hun een onderlinge verbintenis stelt II. 62. Hoe die voor de Doopvont ten Doop gehouden word.	64.
Doopelingen (bejaarde) hoe die den Doop ontfangen.	II. 64.
Doopvonten, hoe gewyt en gezegent worden, en wanneer ingevoert.	II. 31. 61.
Donkeremetten, met welk een plechtigheit verzelt. II. 19. Zeldzaame stommeling onder dien dienst; en hoe de Paus die bywoont.	19.
Droomen der Jooden onder vier soorten verdeelt, en hun bygeloof over de zelven.	I. 27.
Druzen, welk een Sekte die zy.	I. 84.
Duitsche Ryk, onder een hoofdelooze Regeering geraakt, hoe zich de Paus hier door bevoordeelt.	II. 201. 202.
Duivelbanner en zyn gedrag aangemerkt.	II. 114.
Duivelen, hoe men waant die in de Bezetenen te werken.	II. 13.
Duivelen van Loudun, hoe bezwooren, en met welke vreemde voorvallen verzelt.	II. A. 114.

E.

Echtscheiding der jong gehuwde vrouwen, wanneer die geschieden mag I. 59 Hoe die onder de Jooden toegelaaten word. 60 door welke ongeregeldheden die veroorzaakt word. 141. van welk een kracht eertyds, door 't bitter water getoont. 143. word onder de Christen Mogendheden niet toegelaaten. 143. byzonderheden met de uitvoering verzelt.	143.
Echts-yver der Jooden, hoe veroorzaakt.	I. 60.
Eedtzweeren der Jooden I. 40. hoe plechtelyk geschied.	149.
Eerstelingen der Jooden, waarin die bestonden.	I. 35.
Eerstgeboornen der Jooden, hoe die worden vrygekocht.	I. 63.
Eertytels aan de H: Maagdt gegeeven, en waarin die bestaan. I. 345. met hoedanige uitdrukzelen verzelt, haar ter eere uitgevonden	346.
Eeuspelen der Romeinen beschreeven.	I A. 353.
El-David, een valsche Messias der Jooden in Persië	I. A 88.
Elul, de twaalfde maandt der Jooden, wat zy dan verrichten.	I. 136.
Empedocles een Verleider, wat men van hem vertelt.	I. 88. A. 88.
Engelen aan te roepen by den Jooden verboden.	I. 74.
Engelen (groeting der) hoe die den aanvang van een Sermoen in Italië maakt.	I. 306. A. 306.
Epiphania, gemeenlyk het Feest van drie Koningen genoemt, en waarvan afkomstig.	II. 8. A. 8.

[p. 329]

Esquilinus, een beruchte Berg te Rome.	I. A. 350.
Esseên, welk een Sekte het onder de Jooden zy.	I. 98.
Euangelische Wetten, hoe die geweldenary en strafoeffening der Inquisitie tegen zyn.	II. 187.
Eulogie, waarvan afkomstig.	II. A. 69.

F.

Faldistorium, een Draagzetel, waar toe die hoort.	I. A. 266
Faquiers, een soort van omzwervende Godtsdienstelingen in Indiën, hun gedrag.	I. A. 270.
Februa, by de Romeinen, een Feest van zuivering.	II. A. 4.
Feest der Weeken, by de Jooden, wanneer invalt	I. 50.
Feest der Wet, ten welk een einde by de Jooden ingestelt.	I. 126.
Feest der Lichten, wanneer en hoe geviert.	I. 127.
Feest van Maria Boodschap, van Maria-Bezoeking, en wanneer geviert.	I. 349.
Feest van St. Stephanus, wanneer en hoe geviert	II. 7. 8.
Feest van Sta. Geneviëva Patronesse van Parys, wat 'er aan te merken staat.	II. A. 8.
Feestdag van 3 Koningen, hoe de Koning van Spanje alsdan met een byzondere plechtigheit offert.	II. 8.
Feestdagen hoe den oorsprong van 't aloud Heidendom kan afgeleid worden. II. 3. hoe zeldzaam in Italië geviert. II 6. hoe dagelyks binnen Rome geviert worden.	II 7.
Feestdagen in de Maanden:
Januari.	II. 7.
Februari.	10.
Maart.	11.
April.	34
May.	36. 37.
Juny.	46. 47.
July.	47. 48.
Augustus.	49.
September.	50. 51.
October.	51. 52.
November.	52. 54. 55.
December.	55.
Feestdagen op gezette Jaartyden geviert.	II. 59.
Feestdagen (Groote) hoe met een Octaaf gaan verzelt.	II. 5.
Feesten, van onderscheiding en hoe.	II. A. 4.
Feesten (Dubbele), waarom dus genoemt.	II. A. 4.
Flaminen van 't aloude Rome, hoe die de Feesten verkondigen.	II. A. 5.

G.

Garizim, een Berg, alwaar de Samaritanen hun Tempel hebben.	I. 70.
Gaza, een verblyfplaats der Samaritanen.	I. 69.
Gebeden der Jooden, hoe en wanneer door hun geoeffent. I. 33. Hoe die overeenkomstig met die der Christenen zyn. 166. Hoedanig Christus te bidden heeft voorgeschreeven 166. Hoe de Jooden aan de gebeden onderscheiden uitdrukzelen gaven. 167. Hoe door Augustinus onderscheiden. 167. met welk een oogmerk door Jooden en Christenen gedaan. 167. en hoedanig in Orde gestelt.	168.
Gebeden van 40 uuren, wanneer en door wie ingestelt.	II. A. 13.
Gebedt en den Oorsprong aangeweezen I. 2. lange en gestelde Uursgebeden ingevoert 6. met een neerslachtig gelaat, en waarom verricht. 13. met een ter aarde werping verzelt, onder veel Volkeren in gebruik. 14. en hoe zich anderen daarin gedragen. 15. Litania genoemt, wanneer en door wie ingestelt.	A. 15.
Geboden, welke de Joodsche vrouwen onderworpen zyn. I. 74. die den Jooden tot Leerregels dienen, en veelvuldig zyn, aangeweezen	158. 159
Gebroederschappen van verscheiden aart, als die van den Zweetdoek te Bezanzon. I. 304. die der Rozekrans, en in twee takken verdeelt. 362 Die van St. Franciscus Gordel, ingestelt. 363. Die van de 5 wonden van St. Franciscus, wanneer ingestelt. 364. Hoe vervolgens vermeerdert zyn. 365. waar in die van Rome bestaan. 366. en verscheiden anderen ingestelt.	367. 368.
Gebruikelykheden die de Jooden verplicht zyn in acht te neemen.	I. 147.
Gedaagden voor den Rechtbank der Inquisitie, hoe verplicht die te verschynen zyn, of in zwaarder ongenaade vervallen.	II. 219.
Gedenksedels der Jooden aan de Posten hunner Kamerdeuren en hoe.	I. 26.
Gedrag der Jooden, wanneer zy eeten.	I. 147.
Gedrag van 's Pausen Huisgenoten op zyn overlyden.	II. 151.
Geertruid (Sta) haar gedrag, en Processie haar ter eere te Nivelle gehouden.	I. 373. A. 373.
Geesselen der Boetelingen, wanneer opgekomen.	I 370.
Geestelyke Orde, welke hoedanigheden de zelve buiten sluit.	II. 81.
Geestelyken eertyds gehuwt; en waarom hun het Huwelyk ontzegt is.	II A. 118.
Geheim Consistorie, hoe gehouden, als ook het halfgeheime Consistorie genoemt.	I. 259 260.
Geheime Brevetten, waarin die bestaan.	II 158.
Gehoorverleening, hoe die voor de eerste reis in de Inquisitie geschied.	II 221.
Gehoorzaal van de Inquisitie beschreeven.	II. 282.
Geloften der Iooden, waarin die bestaan, en hoe zy die houden. I. 40 Van welk een uitwerking.	I. 111.
Geloof der Jooden, hoe in Artykelen verdeelt, en hoe eenigen hier in niet overeenkomen.	I. 154.
Geloofs Artykelen der Iooden, waarin die bestaan I. 77. en eenige aangeweezen waar in de Iooden niet eens gevoelende zyn.	I. 88. 99.
Gemara der Iooden, welk een Boek het is.	I. 38.
Genevieva (Sta.) Beschermheilige van Parys, hoe men haare Reliquiën in kommerlyke tyden tot hulpmiddel gebruikt.	I. A. 387.
Geschillen der Christenen, aan wien die stonden.	I. 165.
Getuigen, hoe tegen de Gevangenen van de Inquisitie konnen bestaan.	II. 176.
Getydienst, hoe afgehandelt, en wie die verplicht zyn waar te neemen.	I. 261. 262.
Gevangenen van de Inquisitie, hoe van alle vrienden verlaaten worden. II. 220. welk een gedrag die te houden hebben. 221. hoe zy om gehoort te worden verzoeken moeten. 221. Hoe zy afzweering moeten doen 231. Hoe zy elkander beschuldigen. 253. Hoe en om welke reden men hun van Kerker verwisselt. 253. vreemde Handeling en ongehoorde strengheit met hun gepleegt. 253. Hoe de Vrouwelyke Sexe hier van niet uitgezondert zy. 253. Hoe zy door hunne Advokaten gehandelt worden. 257. vreemde omstandigheden waarmede hunne verdeediging word voorgestelt. 258. Hoe men de Dingtalen tegen hun handelt. 260. 261. 262. hoe hunne bekentenissen met de getuigen vergeleeken worden.	265 266.
Gevangenen (verscheiden) ten voorbeeldt by gebragt, en wat hun wedervaaren is. II 271 272. Hun voedzel, en waaruit dat bestaat. 273. Hunne slaapplaats beschreeven. 274. Hoe streng hun het gerucht maaken verboden zy, en hoe daar over gestraft. 275. Hoe by de eerste Verhooring gehandelt worden. 275. 276. op vermoeden van Iooden te zyn, hoe men hun handelt. 278 hoe zy in de Gevankenissen met verscheiden ongelegenheden worstelen moeten.	279.
Gevankenis van de Inquisitie te Goa beschreeven.	II. 281.
Gewoonte der Iooden, van dagelyks te bidden, en hoe.	I 148.
Giafar-Sadek, een gezaghebber der Musulmans, en vervolger der Iooden.	I. 89. A. 89.
Gnomes, by de Cabalisten een onzichtbaar Volk geacht, en wat men 'er van droomt.	I. A. 299.
Gnostiken, hoe en waarin die met de Mystique Leer overeenkomen.	I. A. 226.
Goden, hoe eertyds in Bosschen geëert. I. 3 hoe men die hulde bewees. 17. hun te kussen een plechtgebruik. 18. en met kranssen en kroonen versierde.	20 A. 20.
Godtsdienst, hoe die door gewoonte en voordeel ge-

[p. 330]

handhaaft worden kan I. 207. hoe de redeneering veeleer een duisterheit dan opheldering in de verborgenheden veroorzaakt 207. Die der Christenen hoe door oeffening bestaat om 't waare oogwit te bereiken.	208
Godtvruchtige werken, hoe door gewoonte ingevoert, en de Geestelyken zich hier van bedienen. I. 379. 380. hoe die aan Koning Henrik den IV. na zyne ontslaging worden opgelegt.	II. 78.
Goederen der Gevangenen van de Inquisitie, hoe in beslag genomen.	II. 220.
Gordel van St: Franciscus beschreeven, en kracht van de zelve aangeweezen. II. 363. 364. de zelve insgelyks door Rousseau beschreeven.	A. 364.
Goude Roos, hoedanig door den Paus gewyt, en jaarlyks weggeschonken. II. 17. Welke beteekenis men de zelve geeft.	17.
Graaf van Beziers, hoe kloekmoedig hy zich in de Stadt Carcassone verdeedigt, en redenen van deeze verdeediging gegeeven. II. 195. Hoe men hem eindelyk verschalkt.	195. 196.
Graaf van Montfort tot Veldheer der Kruisvaart aangestelt.	II. 196
Graaf van Toulouze, zyn gedrag aangemerkt.	II. 196.
Graaf Raimond gevangen.	II. 197.
Graduaal, hoe in 't Brevierboek gebruikkelyk.	I. A. 273.
Grandiër van Tovery beschuldigt, hoedanig hier over gedoemt, en met welk een vreemde omstandigheit dit ging verzelt.	II. A. 114.
Gremiaal, wat het is.	I A. 282.
Groot-Biechtvaderschap te Rome, hoe ontzachelyk het is, en hoe verre zich in vermogen uitstrekt.	II. 83. 84.
Groot-Inquisiteur, welk een gezag hy voert, en hoe ontzachelyk zyne afhangende Rechtbanken zyn.	II. 281.
Guemara of Babilonische Talmud, hoe die den Jooden tot een regel van Rechtsoeffening dient.	I. 174.

H.

Habdala, een Joodsche Plechtigheit I. 47. de zelve in haare omstandigheit aangemerkt.	117.
Hacam, welk een plaats die in 't Sanhedrim bekleedde.	I. 160.
Hacamin, Leerstukken der wyzen by de Jooden erkent.	I. 160.
Hagiar Alasuad, een zwarte steen, hoe by de Mahometanen geëert.	I. 18. A. 18.
Hakem, een Verleider der Jooden, en zyn gedrag beschreeven.	I. 88. A. 88.
Halleluja, waar van afkomstig, en hoe gebruikt.	I. A. 273.
Halenu le Sabeach, een dankzegging Godts der Jooden.	I. 32
Handel met de Ketters te dryven verboden.	II. 218.
Handeling des Geloofs met haaren toestel beschreeven.	II. 290.
Handdoeken ten dienst van 't Autaar en hoe.	I. 314.
Handoplegging een teken van ootmoedige eerbiedt voor Godt.	I. 13.
Hannasci, een Voorzitter van 't Sanhedrim.	I. 160.
Hanuca of Feest der Lichten, wanneer geviert.	I 55
Hebreeusche en Chaldeeusche Boeken eertyds zonder Vokaalstippen beschreeven.	I. 177.
Hebreeusche Taal, haare uitspraak aangemerkt, en hoe schaarsch die van woorden in de Gewyde boeken is.	I. 38.
Hebreeusche Taal, hoe den Godtgeleerden noodig, om de zelve texten wel te verklaaren. I. 183. Hoe de oeffening van de zelve dienstig is. 184. Hoe men deeze Taal in een korten tydt gemakkelyk leeren kan. 185. Hoe noodig het is haare Vokalen of klinkletteren in acht te neemen. 185. 186. en hoe men haare naam- en werkwoorden kundig zy.	186.
Hebreeusche Boeken, hoe men zich daar in om die Taal te leeren, te oeffenen heeft.	I. 186.
Hechal, de bewaarkas der Joodsche Wetboeken.	I. 126.
Heiligen, van veelerlei soort en hoedanig. I. 339. Hoe hunne eerdienst den Geleerden wraakbaar voorkomt. 339. Dienstplichten aan de zelven beweezen.	345.
Heilige Maagdt, hoe zich by haar behaagelyk te maaken. I. 347. Aanmerking hier over	A. 347.
Heilige Oly, hoe omstandig die word gewyt.	II. 24.
Heilige Poort, hoe plechtelyk op 't Jubeljaar geopent. I. 355. Wat dit beteekent.	A. 355.
Heilige Trappen te Rome, hoe Godtsdienstig bezocht, en oorsprong daar van aangeweezen.	I. 357.
Hemelvaartsdag, hoedanig geviert.	II. 38.
Hofmeesters en Huisbestierders van den Paus, wat hun doen is.	II. 164.
Hoofdtkerken, waarvan afkomstig.	I. 164.
Hoofdtspanzels der Jooden, van welk een gebruik.	I 32.
Hoornblazen op den nieuwen Jaarsdag in de Synagoge der Jooden in gebruik.	I. 51.
Hoorngeblaas op den dag van de maandt Elul, wat dit by den Jooden beteekent I. 119. en hoe dit op den nieuwen Jaarsdag geschied.	120.
Hostie, wat by 't gebruik van de zelve moet worden waargenomen.	I. 283.
Huisspooken, hoe men die meent te verdryven.	II. 116.
Huwelyk, wat voor de voltrekking dient in acht genomen.	II. 105.
Huwelyksbeletzelen, waarin die bestaan.	II. 105.
Huwelyks-en Bruilofts Ceremonien van verscheiden Landaart aangemerkt.	II. 110.
Huwelyks-Giften en gebruik met de aloude Grieken vergeleeken.	II. 109.
Huwelyks-Onvermogen onder wederzyds gehuuwden, waar toe betrekkelyk II. 106. en wat by de Onvermogende moet worden waargenomen.	108.
Huwelyksplichten, wanneer verboden.	II. 107.
Huwelyksspeelgenoten, met welk een plechtigheit verzelt	II. 109.
Huwelyks-Voltrekking, met welke plechtigheden verzelt.	II. 107.

I.

Jaarrekening der Jooden, hoe by hun in gebruik.	I. 130.
Jan de Dieu, een zeldzaame Heilig, hoe hy zich gedroeg.	I. A. 367.
Jan Hus, hoedanig ontwyt en ter straffe uitgeleidt.	II. 79.
Jansenisten, hunnen oorsprong aangemerkt. I. 221. waarin hunne 5 hun toegeëigende byzondere Voorstelling hebben bestaan.	223.
Jansenius, zyn leven en wedervaaren beschreeven. I. A. 221. van vyf onderscheiden dwalingen beschuldigt. 221. Hoe men hem bestreedt en zyn gevoelen betwiste. 222. Hoe men hem met zyne hem toegeëigende voorstellingen doemt en 't gevolg van dien.	224.
Janus, en de Oorsprong van dien aangemerkt. I. A. 7. hoe door de Romeinen in hunnen eerdienst der Goden begreepen.	7.
Iconoklasten, of Beeldenstormers, beschreeven.	I. A. 301.
Iconomachen, hoe zy de Beeldendienst bestreeden.	I. A. 301.
Jeruzalemsche Talmud der Jooden.	I. 39.
Jiar, de agtste maandt der Iooden, wat alsdan hunne verrichting is.	I. 136.
Inquisiteurs, wie eertyds dit Ampt bekleedden en wie nu. II. 191. Hoe hun Ampt ontzachlyk en geducht is geworden. 191. Hunne naams oorsprong aangeweezen. 199. Hoe zy den geenen van Kettery verdacht, voor hunnen Rechtbank daagen. 219. Hoe zy met de gevangenen in 't verhooren handelen. 223. over welke zaaken zy streng onderzoek doen. 223. listen door hun in 't werk gestelt om de aangeklaagden te verstrikken. 223. Hoe en wanneer zy de Gevangenen bezoeken. 275. hunne onrechtvaerdige Handeling aangeweezen. 277. Welke belangen zy in de oeffening hunner Ampten vinden.	281.
Inquisitie, haaren bovenmatigen wreeden aart getoont. II. 190. Haare eerste invoerders, wie en van

[p. 331]

welk een aart die waren. 198. Hoe tot de Invoering orde word gestelt. 204. tegenstribbeling hier over veroorzaakt, en waar op gegrondt. 204. in welke Landen zy het allereerst stand greep. 205. Hoe zich Venetië hier van afzondert. 205. en waarin Napels geenzins bewilligen wil	205.
Inquisitie te Milaan ingevoert II. 206. Hoe zy een Zwitzers Afgezant in haar geweld zocht te trekken, en wat daarop is gevolgt. 206. 207 Wanneer en hoe in Sicilië ingevoert. 207. hoe zich Duitslandt tegen de invoering aankant. 207. Hoe mede in Vrankryk geweert. 207. wat haar in Arragon wedervoer.	208.
Inquisitie in Spanje ingevoert, wie de eerste aandryver is geweest. II. 208. in Engelandt de invoering nooit bestaan, en waarom. 209. om de de zelve in Nederlandt in te voeren, overwogen en zwaarigheden deswegen ontstaan 210. Hoe zy aldaar een opstant veroorzaakt en een langduurigen Oorlog. 212. Hoe de Venetianen haar onder voorwaarde aanneemen. 212. Hoe die van Spanje en Portugal van een Opperraadt afhankelyk zyn 215 Waaruit deeze Inquisitie Raadt bestaat. 215. Hoe de zelve haar gezag over Vorsten en Prinsen uitbreidt, door voorbeelden getoont. 215. Hoedanig zy de beschuldigden een Advokaat verleent. 223. Waar om zy voor den Gevangene zyne Beschuldigers en Getuigen verbergt. 214. Hoe zy driederlei soort van pyniging voor de ontkennende Beschuldigden gebruikt, in de koord, het water en 't vuur bestaande. 225. welk een ontzag zy over voornaame Personaadjes heerscht. 233. Hoe zy vermetel bestaan dorst, na Koning Karels overlyden, tegen hem en zyne Gunstelingen te woeden. 234. Hoe zy onder de Regeering van Philips den II. haare geweldpleeging te meer gestevigt vond 234. Hoe Karel Erfprins van Spanje in haare ongenaade verviel. 234. Hoe zy voornaame mannen ten vuure heeft gedoemt 235. en hoe eindelyk Prins Karel onder haare geweldenary zyn leven verloor. 235. Vryborstigheit van een Spaans Schryver, haare wreedheit verwytende. 235 Haar woedend gedrag over Geestelyke Personaadjes. 235. Hoe de Koning zelf door een vreemd voorval hunne strafoeffening heeft moeten ondergaan. 236. Hoe zy door haare ontzachelykheit door d'allervermogenste gevreest wierd.	236
Inquisitie van Portugal, door wie en wanneer ingevoert. II. 244 245. Hoe de Inquisiteurs hier door belemmert worden en hun gedrag des wegen aangemerkt. 245. Hoe zich de Koning hier in gedraagt. 245. Haar strenge oeffening onder de Regeering van Koning Alfonsus. 246. Vereemd gedrag beschouwt. 246. Haar tegenbesluit om Koning Alfonsus te dwarsboomen. 247. Middelen in 't werk gestelt, om haar gezag te stevigen. 247. Laagen door de Inquisiteurs gelegt, om hun oogmerk tegen den Koning te bereiken. 248. Hun vreemdt gedrag aangemerkt. 249. Hoe zy de Gevangenen handelt en hunne goederen in beslag neemt, waar door de Kinderen deezer Rampzaligen in de uittersten elende vervallen. 249. Welke laagen zy den Beschuldigde legt, en hoe zy de Gevangenen van alles berooft. 249. 250. Hoe zy de Geestelyke oeffening den Gevangenen belet. 250 en hoe dit gebrek door onderlingen dienst der gevangenen vergoed word. 250. 251. Haar byzondere Handeling en gedrag aangemerkt. 254 255 Hoe zy de Gevangenen by de verhooring handelt 255 256. Hoe de Gevangenen ondervraagt zynde, wanneer zy by hunne onschuld volharden, ombarmhartig gehandelt worden. 256. Hoe wreed zy de Vrouwelyke Sexe mishandelt. 262 en haar onrechtvaerdigheit in alle haare Rechtsplegingen getoont	279. 280.
Inquisitiën, hoe zy alle behalven de Venetiaansche van den Paus en zyne Congregatie afhankelyk zyn. 214. Waarin haar Oppergezach bestaat. 214. en wie 'er de Rechters van zyn. 215. Welke het Oppergezag onderworpen zyn aangeweezen. 216. Waaruit haare Bedienaren bestaan, en hoedanigheden in de zelven vereischt.	218
Inquisitie Bedienden, hoe die te wederstaan, ongemeen streng word gestraft.	II. 218.
Inquisitie Luis te Goa beschreeven II. 273. en de gestelth it der Kerkers aangemerkt	273.
Inquisitie Gallei, beschreeven. II 296. Hoe de verweezenen aldaar moeten arbeiden, en wat 'er hun wedervaart.	296
Iniroite, waar uit de aanvang van de Mis bestaat.	I A 272.
Inwying der Kruissen hoe geschied. I. 294 Die der nieuw gebouwde Kerken, en met welk een plechtigheit dit gaat verzelt. 316. Hoe die der nieuwe Heiligen voor af word onderzocht en hoe plechtelyk dit geschied. 338. Hoe die der Bisschoppen behandelt word	II. 126 127 128.
Jochanan, zyn zeldzaam gedrag aangemerkt.	I. 93.
Jongelingen der Jooden, wanneer manbaar geacht, en trouwen mogen.	I. 64. 1[...]0.
Jooden, hunne gewoonte in 't bouwen der Huizen iet onvolbouwt te laaten I. 26. Hunne keuken gereedschappen waarin die bestaan, en hoe gezuivert worden. 27. Hunne gewoonte in hun gevoeg te doen. 28. Hoe zy zich des morgens wasschen. 29. Moeten zich voor alle onreinigheit wachten. 29. Hoe zy dagelyks in hunne Synagoge bidden. 31. Hunne mildadigheit omtrent de armen. 34. Hunne onkunde by veele in de Hebreeusche Taal. 37. Hunne oeffening in de H. Schrift. 38 Waarom zy tot woekeren geneegen zyn. 41. 158. Hunne gemaniertheit onder de maaltydt. 43. 44. Hun gedrag naar de Synagoge gaande. 46. Hunne verrichting op den Sabbat in de Synagoge. 47. Hunne Jaarreekening en hoe. 48 Hoe zy hunne Kinderen onderwyzen laaten. 63. Hun nieuw Jaar, wanneer ingaat. 51. Hoe zy met een onverzoenelyke haat tegen de Carraïm of hunne zoo genaamde Ketters ingenomen zyn, en waarom. 66 Hoe zy de kranken bezoeken. 75. Hoe zy zich aan beuzelachtige Overleveringen hebben overgegeeven. 82 Hoe hun door hun ongeregeld gedrag veele onheilen zyn overgekomen. 82. Hun elende onder 't Juk der Romeinen over den hals gehaalt 82. Wat hen onder de Christenen bejegent is 83. Hoe zy onder de Regeering van Ferdinand in Spanje vervolgt zyn. 84 en onder de Genueezen hen wedervaaren 84. Hoe door de uitzinnige Veehoeders in Vrankryk gehandelt 85. en onder de Geesselaars in Duitslandt. 85. Geweldadig door de Pausen vervolgt. 85. Uit Vrankryk gebannen. 85. Hoe in Engelandt gehandelt. 85. Onder de Reformatie beter onthaalt. 86. In Engelandt van Tovery beschuldigt. 87. 88 Wateren vergiftigt, en Hostiën te hebben ontheiligt beschuldigt 87. Met verradery bekladt. 87. Onder de Regeering van den Keizer Hadriaan de ooren afgegesneden 90 Onder Ptolomeus Philopater voor 't voorhoofdt gebrandmerkt. 90. Versmaadheden hun te Sichem en Beziers aangedaan 90. A 90. Hoe zy den nieuw verkoren Paus verplicht zyn hun Wetboek aan te bieden. 91. Welke merkteekenen zy wel eer op hunne kleederen draagen moesten. 91. Verscheiden verontwaardigingen hun aangedaan, en zwaare schattingen opgelegt. 91. Hoe zy zich in de Synagoge gedragen moeten. 109 en aldaar hunne gebeden doen. 110. Hoe zy zich te kleeden verplicht zyn. 148. Hun gebruik van keuken en tafel Gereedschappen. 148. Wat zy over hun Broodt en den Drank waar te neemen hebben. 148. Hoe zy zich tot de Arabische Kunsten en Weetenschappen begeeven hebben. 155 Hun gevoelen aangaande de Engelen, en hoe zy den Volke in hunne eenvoudigheit hebben omgeleid 155. 156. Hunne gedachten over den toekomenden staat des levens. 156. Hoe zy zich een Voorrecht boven alle andere Volkeren aanmatigen. 158. Hoe zy op de Leer oeffening van hunne Wetboeken gezet zyn 177. en hunne Kinderen daar in onderwyzen. 177. Maaken gansch geen werk van andere Geleerdheit en Weetenschappen. 177. Hoe zy de Arabische en Grieksche Taalen onder hen zyn kundig geworden. 181. Hoe zy in de Welspreekenkunde en Dichtkunst onervaaren zyn. 181. en

[p. 332]

hoe onbedreeven in de Historiën. 181. Hunne onkunde in Taalweetenschap. 182 en hoe hun Rabbynsch Hebreeusch alleen op de gewoonte is gegrondt	182.
Jooden en Mahometanen, hoe zy strafbaar onder de Inquisitie zyn.	II 218
Joodsche Cabbala, hoe die in een onverklaarbaare Godtgeleertheit bestaat.	I. A. 158.
Joodsche Schryvers, die over verscheiden Weetenschappen geschreeven hebben. I. 180. en hoe zy hunne Tydrekenkunde wiskundig hebben ingestelt.	180.
Joodsche Tartaren, waar zich onthouden.	I. 80.
Joodsche Wet, onvolmaakt, maar door den Messias tot volmaaktheit gebragt.	I. 172.
Iozer, een Lofzegging der Jooden.	I 32.
Isis, in haar oorsprong aangemerkt.	I. A. 8.
Jube, of Zanggallerei, alwaar onder de Mis gezongen wierd.	273 A. 273.
Jubelfeest, en zyn oorsprong aangeweezen. 352. wie de eerste Insteller van 't Roomsch Iubelfeest is geweest. 353. Hoe by de Eeuspelen der Romeinen vergeleeken.	I. 353.
Jubeljaar, hoedanig in 't vier verdeelingen verandert en hoe de Pausenhet gewoon te verkondigen zyn.	I. 354

K.

Kaas-eeten, hoe keurig de Iooden daarin zyn.	I. 43.
Abet, wat dit by de Mahometanen is, en hoe geeert.	I. A 17.
Kahal, een Vergadering der Iooden.	I. 162.
Kairo, verblyfplaats der Samaritanen.	I. 69.
Kanoniale Kerkgebeden, van welk gebruik.	I 260
Kanoniken en hunnen oorsprong onderzocht. II. 133. Wat tot hunne waardigheit word vereischt.	134.
Kantzels of Predikstoelen van welk een Oudheit.	I. A. 306.
Kapel van 't Scrutin en den toestel beschreeven.	I. 243.
Kapel van Nuestra Sennora del Pilar, te Sarragossa gebouwt. I. 351. Van de Lieve Vrouw van Atocha, hoe te Madrid berucht. 351. Van de Lieve Vrouw te Liësse in Picardie, door Mirakelen gesticht.	351.
Kapellen, voor de Lieve Vrouw gebouwt.	I. 351.
Karel Erfprins van Spanje, in ongenaade van de Inquisitie vervallen.	II. 234.
Kardinalen en hun gezag, wanneer opgekomen I 238. Hunne naamsoorsprong aangemerkt A. 238. Wanneer zy by 't overlyden van een Paus in 't Conclave moeten gaan. 241. Hun gedrag in 't Conclave. 242. Hoe zy daar in gedient worden. 242. Wanneer zy naar de Kapel van 't Scrutin gaan. 243. Hoe hunne spyze in 't Conclave word gebragt. 245. en met welk een plechtigheit alles word onderzocht. 245. Hunne waardigheit en achting aangemerkt II. 141 Hoe tot een zeker getal bepaalt en door wie. A. 141. 142. Hoe de Paus hunne bevordering in 't werk stelt. 142 Hoe zy by hunne verheffing alle Ampten verliezen, doch weder met andere van den Paus begunstigt zyn. 143. Welke Voorrechten zy zich aanmaatigen. 143. Hoe eenige Vorsten deel in hunne Verheffing hebben. 143. Hoe zy door den Paus voorgestelt worden en zich in deeze waardigheit gedragen. 144. Hoe zy tot het gebruik van hun gewaadt zyn overgegaan. A. 144. Hoe zy zich door een eedt aan de Kerke verplichten moeten, en in 't Consistorie ontfangen worden. 145. Hoe zy den rooden hoedt ontfangen. 145. 146. Hoe plechtelyk de Paus hun den mondt sluit en weder opent. 146. Hoe hun by hun afwezen den hoedt gezonden word, en dit met staatiepracht geschied.	146. 147.
Kardinaal Geheimschryver, waarin zyne Bediening bestaat.	II 166
Kardinaal Kamerling, hoe hy het Ampt van Schatbewaarder waarneemt.	II 166.
Kardinaalschap, hoe uit drie Ordens bestaat, en hoedanig.	II 141 142.
Kardinaal Bellarmyn, zyn gedrag voor den Paus aangemerkt	II. 200.
Kardinaal Baronius een krachtig Voorstander van 't Roomsche Hof over 't onderwerp van de veroordeeling der Boeken. II. 237. Tegenredenen over zyn bestaan, in overweeging gebragt.	238.
Kasuifel, een Kerkelyk Priestergewaadt.	I. A. 257.
Keizer Fredrik met de Pausen in verschil en waar over. I. 199. Word in den Ban verklaart.	200.
Kelk tot den offerdienst, beschreeven.	I. 313.
Kelkdekzels, waar uit die moeten bestaan.	314.
Kerk, alwaar de Handeling des Geloofs gehouden word met al den toestel beschreeven. II. 290. Hoe men aldaar de misdadigen van de Inquisitie plaatst, en ieder zyn vonnis voorlas.	291. 292.
Kerkban der Jooden hoe die geschied I. 40. Wanneer en onder wien in gebruik gebragt. 113. Groote en Kleine Kerkban, hoedanig. 113. Van welk een zwaar gevolg de Groote Kerkban is. 113. Hoe en met welk een gevolg van bewoording uitgesprooken.	114 115.
Kerkban, hoe plechtelyk de Paus die door den Vatikaansche blixem uitbuldert	II. 76.
Kerkbezoekingen, om 't Jubeljaar te verdienen en hoe. I. 356. 357. Hoe dagelyks te Rome worden gedaan II. 7. Hoe in de Vasten. 13. Geduurende de eerste week in de Vasten tot aan Palmzondag en waar gedaan. 16. 17. Hoe op den H. Donderdag en goeden Vrydag, en wat alsdan dient waargenomen. 24. 25. Hoe in de Paaschweek. 33. en op Pinxterdag en in de Pinxterweek.	38.
Kerkelyk gezag, door een zichtbaar Hoofdt gestevigt, en hoe.	I. 232.
Kerkelyke waardigheden, waaruit die bestaan en haare Inkomsten hebben.	II. 123.
Kerkdienst, hoe onderling verschilt.	I. 196.
Kerken, wanneer allereerst gebouwt. I. 164. Hoedanig men die toewyt.	317.
Kerken en Autaren hoedanig op den goeden Vrydag van alle sieraden ontbloot.	II. 21.
Kerkers van de Inquisitie beschreeven. II. 221. als mede die van Portugal en hoe men 'er met de gevangenen handelt.	II. 251 252.
Kerkgebruik, wat daar toe dienstig is.	I. 318.
Kerkhoven, hoe plechtelyk gezegent en wie deeze plechtigheit verricht.	II. 91.
Kerkplichten der Jooden, waar aan zy en wanneer verbonden zyn.	I. 129.
Kerkvaan, beschreeven.	I. 315.
Kerkvaanen, hoe prachtig in de Processiën van een Canonisatie. I. 332. By 't Labarum der Romeinen vergeleeken.	I. A. 332.
Kerk- en Tempelzeden der Hoogduitsche en Portugeesche Jooden hoe die verschillen.	I. 98.
Kerspelpriesters, hoe by de begravig der dooden bevoordeelt, en daar in met de Heidenen overeenkomstig.	II. 98.
Ketters onder de Iooden, wie daar voor gehouden	I. 65.
Ketters, hoedanig weder in de Gemeenschap aangenomen. II. 77. Wie en wat onder dien naam begreepen word. 216. Dezelve te beteugelen, wanneer daar toe besluit genomen. 194. Hun te veroordeelen waarin het vermogen der aloude Kerke heeft bestaan 189 Hoe dit eertyds aan Vorsten en Mogendheden stond 189 Hoe zich eertyds de Pausen daarin gedragen hebben.	190.
Kettermeesters, waarin hun vermogen eertyds bestond, en hunnen naam waaruit gesproten. II. 198. Zie verder Inquisiteurs.
Ketterstraffe, om vier onderscheiden redenen gedoogt.	II. 188.
Kettery, hoe door Staat- en Kerk krakeelingen gevoedt. II. 193. Hoe eertyds onder de Venetiaanen onbekent geweest. 211. Wanneer onder hen ingesloopen. 211. en hoe men 'er tegen heeft gewaakt. 211. Hoe verre zich het vermoeden van de zelve uitstrekt. 217. Wat de oorzaak tot haaren wasdom gegeeven heeft.	194.
Kinderen der Jooden, wanneer tot onderwys en de Leeroeffening der Wet worden overgebragt.	I. 140.
Kinderplichten onder de Jooden, hoe waargenomen.	I. 64.
Kleederen en van welke stoffe den Jooden verboden. I. 28. In den rou gescheurt en hoe.	145.
Kleederen, den verweezenen van de Inquisitie gegee-

[p. 333]

ven, en van welk een aart die zyn.	II. 289.
Klerken, welk een Dienst die in 't houden der Kapellen waar te neemen hebben.	I. 269.
Klerkschap, in 't Ampt van Deurwaarder aangestelt, en dat van Lezer en ook Bezweerder opgedraagen.	II. 120 121.
Klokken, welk een kracht men die toeschryft. I. 297. Haar eerste gebruik aan wien toegeschreeven. 297. A 297. Oorsprong van de zelve aangeweezen. A. 297, hoe plechtelyk die worden gedoopt. 298, en ook bewierrookt. 300. Haare verborgenheden aangemerkt.	A. 300. 301.
Kloosterleven hoe opgekomen, en ingevoert.	II. 136.
Kloosterlingen hun gedrag beschouwt.	A. 136.
Kloosterzusters, Oorsprong van haar Kloosterleven, hoe zy aanneemelyk, en wat zy onderworpen zyn. II. 138. 139, hoe plechtelyk haare Klooster inlyving geschied.	139. 146.
Koning Joan van Portugal, hoe hy zich tegen de invoering van de Inquisitie kant.	II. 245
Konstenary in 't werk gestelt, om de Gevangenen tot bekentenis te brengen.	II. 226.
Kraamlegging der Joodinnen, wat daar by aan te merken.	I. 59
Krooning der Pausen, wanneer ingevoert.	I. A. 248
Kruinscheering der Geestelyken, met welk een plechtigheit die geschied, en hoe betrekkelyk tot een zinspeling dit is,	I. 119 A. 119.
Kruis en Kruistekenen hoe ouwlings geacht. I. 292. krachten van dien aangeweezen.	A. 292.
Kruisheeldt van Lorette door Mirakelen berucht. I. 296. insgelyks te Trente 296. Dat van Gent wat daar van wedervaaren is. 296. in Beyeren hoe ontdekt, en met welke zeldzaamheden verzelt. 296 Dat van te Keulen geparuikt, en welke zeldzaamheit daarvan vertelt.	297.
Kruisbeelden opgerecht, en welke mirakelen men daarvan verhaalt. I. 296. die van Napels wat men van de zelve vertelt. 296. en anderen van wonderdadige uitwerking.	297.
Kruisdragt in Spanje, en hoe.	II. 220.
Kruisdragen, hoe plechtelyk in Processiën geschied.	I. A. 264.
Kruishout, opschrift en nagelen van 't Kruis, waar men die meent te bezitten.	I. 292.
Kruisschrift, hoe de Bisschop dit in de gestrooide assche op de vloer van de Kerk schryft, en wat dit beteekent.	I 320. A. 320.
Kruissen, wanneer het gebruik is ingevoert I. 295. en hoe plechtelyk gezalft.	323.
Kruistekenen, wat daarby dient waargenomen.	I. 294.
Kruisvaarders hun leger geslagen	II. 197.
Kruisvaart om de Ketters te beteugelen verkondigt. en van welk een uitslag. II. 194. Tegen den Keizer Frederik en hoe dit afliep.	200 201.
Kruisverheffing wanneer geviert en waarom ingestelt.	I. 294.
Kruisvinding; Helena. Konstantyns Moeder toegeschreeven. I. 292. Hoe met een wonderdaadt verzelt.	293.
Krygsman, hoe gezegent en met welk een plechtigheit de wapenen ontfangt.	I 305.
Krygsvaandels ingewyt, en hoe.	I. 306.
Kussen, een aloude gewoonte, en waarom Kus des Vredes genoemt.	I. A. 277. 284.
Kyrie Elyson, een Grieksch gebedt.	I. 272. A 272.

L.

Lamas der Tartaren, beschreeven.	I. A. 19.
Landschaps-Kerkvergaderingen, hoedanig beroepen en gehouden, en hoe de zitting in orde en met plechtgewaaden aangedaan, geschied en besloten word.	I. 237.
Latrie-dienst, waarin die bestaat.	I. A. 312.
Latynsche Mis, hoe die met de Liturgie van 't Oosten verschilt.	I. 197.
Lazarus (St.) zyn Feest geviert, en wat men van dien Heilig verhaalt	II. A. 11.
Lectisternia, Brasfeesten der Romeinen, en hoe.	II A. 4.
Leenspreukige Verdichtselen der Jooden, hunne Boeken ingelyft.	I. 155.
Leviten, welk een bediening die eertyds hadden.	I. 34.
Lezing van de Wet, met welk een plechtigheit dit gaat verzelt.	I. 129.
Lieve Vrouw van Carmel en ter Sneeuw, wanneer haar Feest geviert, en Oorsprong aangeweezen.	I. 349.
Lieve Vrouw van Nieuwburg, door Marcus d'Aviano berucht geworden, en hoe.	I. 351.
Lilit, Adams eerste Vrouw, wat de Jooden van haar beuzelen.	I. 62. A. 62.
Litaniën, waaruit die bestaan, aangeweezen I. A 236. Hoe plechtiglyk op den Feestdag van St. Marcus gezongen	II. 35.
Liturgie of Mis van 't Oosten, waarin die bestaat. I. 187. A. 187 haare naams Oorsprong aangeweezen. 187. Hoe in Oosterlyke en Westerlyke kan verdeelt worden. 189. In welke Taal geschreeven. 189. Wanneer haar gebruik is ingevoert. 190. Gevoelens over haare Instelling en verscheidenheit van dit Misboek aangeweezen. 191. welke de St. Tomas Christenen in Indië gebruiken. 192 als ook de Jacobiten en Maroniten. 192. Hoe in Etiopië in gebruik. 93. en insgelyks by de Coptische en Armenische Christenen.	194.
Loofhutten hoedanig, beschreeven.	I. 53.
Loofhutten Feest der Jooden, wanneer geviert I. 53. van welk een beteekenis het is. 125. Hoe en waar de Jooden de Tenten van dit Feest oprechten 125. Plechtigheden over dit Feest in de Synagoge geoeffent.	125.
Lupercales, hoe en wanneer geviert.	II. A. 15.
Lustratiën, hoedanig geviert.	A. 348.
Lykdiensten jaarlyks gedaan, en waarom. I. A. 291. negendaagsche Dienst met die der Heidenen vergeleeken. A. 291. met welk een plechtigheit verricht.	II. 96.
Lyken, der verstorvene Jooden, hoe behandelt worden. I. 75. 145. en met welk een plechtigheit begraaven. 145. Hoe men de Lyken der verstorvenen Geestelyken handelt.	II. 91.
Lykgedachtenissen op den Sabbat gebruikelyk, en waarom I. 117. hoe geviert om de ydele pooging der vergeetenheit te wederstaan, waar over geredeneert word.	II. 92. 93. 99.
Lykmaalen, hoedanig in gebruik. II. 99. hoe de Romeinen die hielden, aangeweezen.	99.
Lykmissen, wanneer verboden, en hoe die den Geestelyken voordeelig zyn. I. 288. toestel daar toe behoorende aangeweezen en plechtigheden vereischt. 289. Hoe de Paus en Kardinalen die bywoonen.	291.
Lykplechtigheden der aloude Christenen aangemerkt.	II 98.
Lykplichten der Jooden, hoe waargenomen.	I. 76.
Lykrede, hoe geschied I. 289. Omstandigheden daarin waar te neemen. A. 289. en met een aloude gewoonte verzelt.	II. 97.
Lykstatien, hoe die de Geestelykheit bywoont. II. 94. brandende Waschkaerssen hoe en wanneer by de zelve in gebruik gebragt. 94. In welke Orde die geschied. 95. van een overleden Bisschop, hoe geviert. 132. hoedanig den overleden Paus naar 't Vatikaan word overgebragt.	152.
Lykwying, hoe die geschied.	II. 94.

M.

Maanden, hoe by de Jooden genoemt.	I. 48.
Maandrekening der Jooden van een burgerlyk jaar.	I. 131.
Maandt Elul, hoe die by de Jooden door boetoeffening word doorgebragt.	I 119.
Maandstonden der Vrouwen, hoe de Jodinnen verplicht zyn haare mannen hier van te verwittigen. I. 59 en hoe zy zich met omzichtigheit in 't badt zuiveren moeten.	59.
Macrobiten, een Afrikaansch Volk beschreeven.	II. 102. A. 102.

[p. 334]

Mahometanen, navolgers van der Jooden besnydenis.	I. A. 137.
Maimonides een Joodsche Schriftgeleerde, wat men van hem al wonderen vertelt.	I. 92.
Makassaren, hoe die een vreemde manier van besnydenis oeffenen om geloovige Musulmannen te worden.	I. A. 137.
Manipul, welk een Misgegewaadt het is.	I. A. 257.
Marchesvan, de tweede maandt der Jooden, wat zy alsdan te verrichten hebben.	I. 132.
Margareta (Sta) haar Feest geviert, en wat men van haar verhaalt.	II. A. 11.
Maria Hemelvaart en 't Feest haarer geboorte, wanneer geviert.	I. 350.
Marias Inwying, hoedanig aangemerkt. 350. haare Ontfangenis, wanneer gedacht, en haar Ondertrouw, Zwangergaan, en Kraambedt geviert.	350.
Marktpreekers, en hun bespottelyk gedrag in Italië.	I. 308 A. 308.
Massoreten, wie die waren, hoe van hunne beschuldiging vryverklaart.	I. 67. 68.
Mauritanen, uit Spanje verdreeven.	II. 208
Megaiezia, hoe ter eere van Cybele geviert.	II A. 15.
Melchiten, wie die zyn.	I. 189
Menerbe en Lavaur verovert.	II. 196.
Mezuza, een gedenkzedel der Jooden aan de posten der kamerdeuren geplaatst, en beschreeven. I. 26. van welk een gebruik, en waaruit dit bestaat, met bygeloof verzelt.	108.
Middernachts Mis van 't Kersfeest, door wie ingestelt, en hoe verricht.	II. A. 56.
Minhachim. Wat het is.	I. 26.
Mirakel door een geheiligde Hostie ontstaan. I. A. 87. Dat van St. Raimond van Penafort, hoe zeldzaam. 340. van St. Pieter Nolascus en hoe. 340. Van Franciscus van Paule, hoe van een ongehoorde voorgewende kracht. 341. van 't Agnus Dei te Monte Pulciano en hoe. 341. van de Sta. Bonavontura, St. Ignatius en anderen gebeurt. 341. Dat van Sta. Clara en hoedanig vertelt. 342. aan Sta. Barbara en St. Stanislaus Coska wedervaaren.	342.
Mirakelen door Kruisbeelden, en waar geschied. I. 296. door Beelden uitgevoert. 302. door Zweetdoeken en hoedanig uitgewerkt. 304 Hoe men die der Heiligen tot getuigenis hunner Heiligheit tracht te bevestigen. 340. met welke denkbeelden die gaan verzelt 340 eenige van verscheiden aart, aan en door wie. 342. 343. die van Sta. Roza van een zeldzaam gedrag. 343. andere door 't Bloedt der Martelaren zoo men meent uitgevoert.	383.
Misbruik der Sermoenen afgeschaft, en waar. I. 307. Hoe by de eertytels van de H: Maagdt ingevoert. 346. In 't gebruik en verleenen der Aflaaten. 359. als mede in 't vieren van Feesten ingesloopen, en wanneer.	II. 6.
Misdaaden den Jooden te last gelegt I. 86: Kinderoffering hen opgeticht. 86. en Hostiën ontheiligt te hebben beschuldigt.	87.
Misnach der Jooden, wat die is I. A. 38. door Rabbi Juda beschreeven.	39.
Mispatim, oordeelen en leerregels hoedanig.	I. 159.
Misse, waarvan afkomstig. I A. 270. Waaruit die bestaat. 171. Door 25 Afbeeldzels verbeeldt en beschreeven. 271. tot 278. onder de zelve het gedrag van de Vergadering beschouwt. 279 Wat onder 't hooren van de Mis verboden is. 279 Waarom in een onbekende taal voor den Volke gedaan.	279.
Missen van veelerlei soort beschreeven. I A. 280. van misbruik verzelt, en waarin die bestaan. 288. Hoedanig in de Westersche Kerke in gebruik. 195. Verschillig gebruik hier van aangeweezen 196. met welk een gebruik die de Gaulen aannamen 196 Hoe die in Spanje geoeffent worden 197. Ingelyks weleer in Engelandt in gebruik geweest.	197
Missen (byzondere) wanneer ingevoert.	II A. 19. 20
Misvoth, Geboden der Jooden dus genoemt	I. 59.
Misvoth Hatorah hoe uit 613. Leerstukken bestaat.	I. 25.
Misvoth Rabanam, of beveelen der Schriftgeleerden.	I. 25.
Moël of Besnyder, zyne Bediening waarin die bestaat. I. 62 en waartoe hy bequaam moet zyn	138.
Molinos, zyn gevoelen ingevoert. I. 229. Waar uit zyne Leere bestond 230. Gedoemt en in den Kerker overleeden. 230 Zyne Afzweering en verdere omstandigheden beschreeven.	I. A. 231.
Monnik, Joodsch geworden, en wat daarby voorviel.	II 271.
Monniken en hun gedrag ten toon gestelt. II. 134 135. Hoe hun Rabbelais bespot	A. 135.
Monnikskleedt, welk een Heilig gebruik eertyds daarvan gemaakt.	I. 364. 365.
Morenu, wat zyn Ampt onder de Jooden is. I. 40. is een Joodsche Onderwyzer en meer dan een Rabbyn geacht.	I. 107.
Motawakel, waartoe hy de Jooden noodzaakte.	I. 90.
Myneedigen, hoe in zekeren opzichte by de Inquisitie gewraakt, en nochtans voldoende tegen de Gevangenen.	II. 270.
Muzyk, van welk een vermogen geacht.	I. 19. 20.
Mystique Leer, hoe die bestaat, aangemerkt.	I. 225.

N.

Nagedachten der Jooden over de Overledenen, en hoe.	I. 146.
Nasci, een Voorzitter van 't Aloude Sanhedrim.	I. 160.
Nazomenen, welk een Landtaart die zyn en hun gedrag beschreeven.	II. 102. A. 102.
Negendaagsche Gebeden, hoe worden waargenomen	I. 3-9.
Nestelknopery, een vreemde en gewaande betovering, waarin die bestaat. II 106. Haar werktuig beschreeven, 107. Welke middelen de Roomsche Kerk daar tegen gebruikt.	107.
Nieuwbekeerden, hoe die in 't Jodendom worden ingelyft. I. 136. tweederlei aangemerkt. A. 136. Hoe hunne Besnydenis by den Jooden waargenomen. 137. Hoe de Jooden daarmede omgaan.	74.
Nieuwe Maan, hoe by de Jooden aangemerkt. I. 48. Plechtigheden van dien in gebruik. 48. hoe voor een Feest der Vrouwen erkent. 118. Plechtigheden op dien dag door de Jooden waargenomen.	118.
Nieuw Jaar der Jooden wanneer invalt.	I. 51.
Nieujaarfeest, hoe door het Hoorngeblaas in de Synagoge ingewyt.	I. 119.
Nisan, de zevende Maandt der Iooden, welke Feest-en Vastendagen alsdan invallen.	I. 135.
Nudipedalia, een Feest by de meeste Heidenen in gebruik.	II. A. 4.

O.

Octaaf, wat het beteekent.	II. A. 5.
Odins, wie die waren.	I. A. 299.
Oeffening der Iooden in de H: Schrift. I. 38. hoe die in de Hebreeusche Taal noodig is. 184 Voorbeelden hier van gegeeven en aanpryzing gedaan.	184.
Offering, hoe na de Communie geschied.	I. 68.
Offerhande voor de gecannoniseerden hoedanig. I 335. A. 336 Veelerlei en hoe. A. 336. Van welk een betekenis by de Canonisatie zyn.	338.
Omkeering en draaying, van welk een Godtsdienstig gebruik	I. 17.
Ordening der Geestelyken waarmede die vereischt word.	II 118.
Onderdiakenen, hoe plechtelyk zy Geordent worden. II. 121. Waarin hunne bediening bestaat.	133.
Onderscheid van Feesten, hoedanig.	II. 4.
Ondertrouw der Iooden hoe bevestigt.	I. 58. 140.
Onderwys der loodsche Kinderen, waarin gebrekkelyk aangemerkt.	I 63. 64.
Onderzoek over der Iansenisten voorstellingen, hoe behandelt.	I. A. 223.
Onfeilbaarheit van den Paus, hoe erkent en ook verworpen.	I. 220.
Onechtelyk Byslapen in Italië en onder de Venetianen toegelaaten, als ook in Spanje.	II 110.
Ongelegenheden door de Inquisitie veroorzaakt	I. 233.

[p. 335]

Ongeregeldheit der Monniken aangemerkt.	II. A. 134.
Ongehuwden Staat der geordende hoe verplicht zy zyn.	I. 118
Ongeschreeven woordt, hoedanig een regel van 't Christendom is geweest.	I. 219
Ongezuurden Broode, hoe oplettend de Iooden daar mede aangaan. I. 122. Gedaante deezer Brooden beschouwt	123.
Onschuldigen van de Inquisitie ontslagen, hoe hen verboden is te klaagen, of weder strafbaar worden.	II. 192.
Ontschoening der Weduwe aan haaren overleden mans broeder, hoe die geschied. I. 61. en met welk een plechtigheit verricht.	143.
Ontslagenen uit de Inquisitie, hoe nagespeurt word	II. 221.
Ontwying van een Bisschop, hoe geschied. II. 78 met welke plechtigheit dit gaat verzelt. 78. Voorbeeldt in die van Jan Hus aangeweezen.	II. 79.
Oorsprong en oogmerk van 't Gebedt aangeweezen. I. 2 Lange Gebeden met de byzonderheden van dien	I. 2. 5.
Oorsprong der Feesten, hoe van d'aloude Heidenen afgeleid.	II. 3.
Oplegging der Handen ter bevestiging der Ampten gebruikelyk.	I. 165.
Opperhoofdigheit in de Kerk, waarom erkent.	I. 220.
Opoffering aan Heiligen hoedanig. I. 144 Voorschrift hier van. 344. en van goederen den Heiligen toegeeigent.	345.
Opstand over de invoering van de Inquisitie te Napels ontstaan.	II. 206.
Opvoeding der Kinderen onder de Jooden hoedanig.	II 129
Orde en Bestier over 't zitten van het Conclave in Rome gehouden en gehandhaaft.	I 243.
Overeenkomst van gevoelens tusschen Jooden en Christenen, waarin die bestaat.	I. 156.
Overledenen, hoedanig men met het Lyk omgaat. II. 88. Dienstplichten aan 't Lyk gedaan. 88. Ongedoopte Kinderen, welk een gevoelen men van hun heeft.	100.
Overlevering, hoe die de Jooden van waare en valsche onderscheiden. I. 67. Hoe die by de Wet gevoegt, den Grontslag van hunnen Godtsdienst maakt 151. Hoe men die betrekkelyk met die der Roomsche Kerke maaken wil. 152. Hoe men somtyds daarin heeft gedwaalt. 152. en den zamenhang ontwistbaar tracht te maaken.	153.
Overlevering der Jooden, onzeker na Jeruzalems verwoesting geworden. I. 172 Aan Rabbi Juda de verzameling toegeëigent 173. en Misnach genoemt. 173. Hoe van een oud gezag. 175. Verdichtzelen daar mede verzelt. 175. Waarom die in geschrifte zyn gebragt.	175.
Overlevering der Roomsche Kerke, waarop gegrond en van welk een gezag.	I. 219.
Overspel en onwettige byslaping der Jooden streng verboden.	I. 57.
Overvoering der Reliquiën hoedanig besloten. I. 382 en met een plechtelyke Processie verricht.	382.

P.

Paaschfeest der Jooden, in zyne omstandigheden aangemerkt, en wanneer geviert.	I. 48 49 122.
Paaschkoeken der Jooden, hoe bereid worden.	I. 49.
Paaschmaaltydt, hoe gehouden, en met welk een plechtigheit verzelt.	I. 123.
Paaschviering, hoe met de aloude plechtigheit verschilt.	I 124
Palsreniers, en Roe- of Stafdragers, waarin die bestaan.	II. 164.
Pallium, een plechtelyk gestel voor den Paus, Aartspriester en Aartsbisschoppen, beschreeven. I. A 250 Hoe den Aartsbisschop verleent. II. 128. Beschreeven en van welk een gebruik. 129. Betekenis daar aan toegeëigent. 129. Hoe de Wolle daar toe van gezegende Lammeren gebezigt word, en met welk een plechtigheit verzelt.	129.
Palm en Mirtetakken op 't Loof huttenfeest in de Synagoge gebruikt en hoe. I. 125 Zeldzaamheden daar mede verzelt.	125.
Palmtakken, hoedanig gewyt. II. 18 Geestelyke betekenis aan de zelve gegeeven.	18.
Pantheon te Rome, de H. Maagdt en alle de Heiligen ingewyt, en door wie.	II. A. 52.
Parentalia of Oudersfeest hoe by de Romeinen geviert.	II. A. 99.
Parnassim der Jooden, hoe bestaan. I. 103. Hoe aan hun de strafoeffening staat.	112.
Pater-Nosters en 't gebruik van de zelve, door wien ingevoert	I. 360.
Paus verkooren, hoe men met hem handelt. I. 246. en zyne verkiezing bekent maakt 246. Hoe plechtelyk naar de Kapel van Sixtus gedraagen en aangebeden. 246. Hoe hy na zyne verheffing de Mis doet. 251. Naar de plaats van Zegening gedraagen. 251. Hoe men hem de driedubbele Kroon opzet. 251. Hoe prachtig hy met een Praalstatie bezit van St. Ian van Lateranen neemt. 253. 254. 255. Hoe hy in deeze Kerk ontfangen word. 255. 256 en hoe plechtiglyk dit word volbragt. A. 256. Hoe hy in 't Consistorie verschynt. 258. Hoe prachtig hy op Hooge Feestdagen op de schouders gedraagen word. 263 Hoe hy Communiseert en met welk een plechtigheit dit gaat verzelt. 285. A. 286. Hoe hy op reis gaat, en het Sakrament word mede gevoert. II. 43. Hoe door de volgende Pausen daar in nagevolgt. 43. Plechtigheden daarby waargenomen. 44. Aanmerking over de medevoering van 't Sakrament. 45. Hoe in zyn Bisschoppelyk bestier aangemerkt. 154. Zyn Hoogmoedt door eenige voorbeelden getoont. 155. en zyn voorneemen door 't gedrag der Inquisiteurs te leur gestelt, en waar over.	248.
Paus Bonifacius, eerste Insteller van 't Iubelfeest, wat daar by aan te merken.	I. 353.
Pausen voetkussen een oud gebruik, en hoe dit begreepen word. I. 247. Zyne driedubbele Kroon beschreeven. A. 251. Zyne verheffing met vreugde bedryf verzelt. 252. Hoe zyne Krooning eertyds met een prachtige Maaltydt beslooten wierd, en waarin de Vorsten dienstbaar waren. 251. Zyn Gewoon Gewaad als hy de Mis doet beschreeven.	257.
Pausselyk bestier, hoe verre het zich uitstrekt. I. 238. Zyn vermogen aangemerkt. 239. Door wien onder 't leedigstaan van den Stoel waargenomen.	239.
Pausselyke Congregatie, uit welke Leden die bestaat, en welke stoffe daarin word verhandelt.	II. 172.
Pausselyk gezag, hoe zich eertyds over gekroonde Hoofden uitstrekte. I. 233. Hoe door den Keizer ingewilligt 234 en hoe verie het zich uitbreidde, 234 Hoedanig door den Peruaanschen Koning Attabaliba beschimpt.	A. 234.
Pausselyke Kapel; wanneer gehouden. I. 262. Met welk een plechtigheit de Paus die bywoont. 263. Haare inwendige gesteltheit beschreeven. 266. en in welk een orde gehouden.	268. 269.
Pausselyke Kroon, haaren oorsprong aangemerkt.	I. A 248.
Pausselyke Plechtgewaaden, waarin die bestaan.	I. 257.
Pausselyke Stoel leedig gevallen, hoe en door wien de Visschersring en 't Pausselyk Zegel gebroken word.	I 239. A 239.
Pausselyke Verkiezing, hoe eertyds op verscheiden wyze wierd verricht.	I. A. 240.
Pausselyke Uitvaart, hoe door plechtelyke Missen besloten.	II 153.
Pausselyke Zetels, waarom moeten verheeven zyn.	I 268.
Pellegrims, hoe zy St Iacob den Beschermheilig bezoeken. I. 371. Met een vreemde plechtigheit verzelt.	371.
Pentateuchus of vyf Boeken Moses. beschreeven. I. 30. Hoe omzichtig de looden dit Wetboek te schryven zyn. A. 30. Hoe men dit Boek optooit en versiert. 30. Hoe de lezing geschied en verdeelt word.	33.
Persen, eertyds van gedachten Godt in geene Tempels te mogen dienen, en waarom	I. 3.
Pervigilia, welke Feesten dit by de Romeinen waren	II A. 4.
Pharizeén, hoe met de hedendaagsche Iooden verschil-

[p. 336]

len. I. 97. 175. Hoe zy de zielverwisseling geloofden. 97. Hunne strenge en bygelovige Godtsdienstplichten waarin die bestonden.	97.
Philosofische Boeken, door Jooden uit het Arabisch overgezet en ten hun gebruik gebragt.	I. 180.
Pieter de Heremiet, de eerste invoerder der Paternosters geacht.	I 360.
Pinxterseest der Jooden, hoe dit word geviert.	I. 50. 124.
Piscina, wat dit is, beschreeven.	I A. 324.
Planeta, welk een gewaadt het is.	I. 283.
Platonische Wysgeerte, hoe onder de Jooden aangenomen	I 155.
Plechtigheden van 't wasschen onder de Romeinen. I. 10. Van 't Hoofdt te dekken onder wien in gebruik. 11. van witte kleederen en wat die beteekenen. 11 van zwarte kleederen onder de Protestanten in gebruik. 11. Blootsvoets te gaan eertyds en by wien in gebruik. 12. Van 't kniebuigen in welk een opzicht. 15. Zich naar 't Oosten te keeren, een eerdienst. 15. Die der Jooden in drie Ordens onderscheiden. 25. Van de geschreeven Wet. 25. van de Mondt-Wet of Overlevering 25. van onderscheiden Gewoonten. 26. Hoe in 't eindigen van den Sabbat. 47. Van de Nieuwe Maan. 48. Over 't Paaschfeest by de Jooden in gebruik. 49. Die van 't Nieuwe Jaar. 51. Die van 't trouwen der Jooden. 58. 141. Hunne Echtscheiding. 60. Van de Ontschoening. 61. Van de Besnydenis. 62. 138. Die der Christenen in eenige Feesten met de Jooden overeenkomende. 170. maar die in 't wezen der beteekenisse verschillen. 170. Die by 't kroonen van een verkooren Paus waargenomen. 247. 248. en hoe met een Praalstatie verzelt. 248. Die by de lezing van Euangeli in de Roomsche Kerk verzelt. 282. Die by de Pausselyk Mis worden waar genomen 284. tot 288. Die de vermaning voorgaan en hoe in acht genomen. 306. Die tot Inwying der Kerken gebruikelyk. 318. Hoedanig in 't sluiten van de H. Poort waargenomen, en waarin die bestaan. 357. Die van Palmzondag en hoedanig beschreeven. II. 8. Die over de uitdeeling van Huwelyks Goedt aan arme dochters, en met welk een zeldzaamheit verzelt. 12. Die van Paasch-avondt hoedanig waargenomen. 29 en die van Paaschzondag waarin bestaan. 32. Die van 't Meiboomplanten hoedanig in gebruik. A. 36. Die van den Advent. 55 Die van den Doop en waar in die bestaan. 63. 65. Hoe en wanneer voltrokken. A. 63. Negen verscheiden byzonderheden. 65. A. 65. Na de Communie en hoe waargenomen 68 Die by 't zegenen van 't Broodt. 69. Die by 't oeffenen van 't gebruik van 't laatste Olyzel. 70. Hoedanig de Paus de gekroonde Hoofden van den Kerkban ontslaat. 77. en met welke omstandigheden. A. 77. Die by een stervenden gebruikelyk. 87 By de Uitvaart der verstorvenen met de bewierooking en besprenging van 't Lyk ter aarde gebragt. 97. Die by 't begraaven van minderjaarige kinderen in gebruik. 100. van Kinderen die ongedoopt of na den ontfangen Doop gestorven zyn. 100. Die omtrent de zwangere Vrouwen worden waargenomen. 111. Hoe die zich na haare kraamleeging gedragen moeten en van den Priester den Zegen ontfangen. 111. 112. Die na de Verkiezing en Inwying van den Bisschop gebruikelyk zyn 130. Hoedanig de nieuw verkooren Bisschop zyne Intreede in zyn Bisdom doet. 130 en waar mede hy de Kerken van zyn Bisdom bezoekt. 131. Deeze die men na des Bisschops overlyden waarneemt. 131. en waar mede men zyne Praal en Lykstaatie viert. 132. Hoedanig der Kardinalen bezitneeming hunner waardigheit word verricht. 147. Deeze die by 't overlyden van den Paus in gebruik zyn. 151. Over de uitvoering van 't vonnis der verwezenen van de Inquisitie door den Groot Inquisiteur met den Koning verricht 229. Een der zeldzaamste in Spanje en Portugal op den goeden Vrydag, en waarin die bestaan 330. Die in de Handeling des Geloofs voor afgaan, met welk een vreemdigheit verzelt. 291. Hoe men de Gevangen der Inquisitie genaade bewyst, en van den Kerkban ontslaat. 292 Waar mede de gedomden ten vuure worden voorgestelt, en hun strafvonnis aanhooren. 293. Waarin die na de uitgevoerde strafoeffening bestaat aangeweezen.	294.
Plechtelyke Gebeden, hoedanig.	I. 370.
Plechtelyke Mis, door den Bisschop gedaan en hoe.	I. 280.
Plechtgewaaden der Bisschoppen enz. wat die verbeelden.	I A. 282.
Pluviaal, een soort van Koorkleedt beschreeven.	I A 282.
Praalbedt voor den Overleden Paus in St. Pieters Kerk opgerecht, en ter voetkus toegelaaten.	II. 152.
Praalstatie der Canonisatie van 't jaar 1712 gehouden. I. 332. en met welke plechtigheden die verzelt ging.	333.
Predikatien der Jooden, van welk een aart die zyn. I. 38. 47. 117. Hoe en wanneer door de Priesters in Italië gedaan. 308. Hoe in Spanje met een zeldzaam gedrag verzelt. 308. Hoe buitenspoorig door een Portugeesch Leeraar behandelt. 308 309. Die met een vreemd gedrag door Rabbelais beschimpt.	309. 310.
Prelaten Referendarissen, hoe in hun Genootschap ingelyft. II 159. Waarin hunne bediening bestaat	260.
Presbyteri, wie deeze eernaam toegeëigent wierden.	I. A. 166.
Presbyterium, wat het is.	I. A 284.
Priaap, hoe buitenspoorig eertyds door de Vrouwen geëert.	I. A. 21.
Priester die de Mis doet, hoe hem de zedigheit voegt.	I 279.
Priesterlyke Kleederen, hoedanig ingewyt.	I. 305.
Priesters der Allemannen, hoe zy Rechters over strafwaardige misdaaden waren, en by andere Volkeren aangezien.	I. A. 5.
Priester, hoedanig in 't Priesterschap ingelyft.	II. 122.
Processie, hoedanig na 's Pausen kroning naar St. Pieters Kerk in orde geschied. I. 249. Plechtigheden in de zelve waargenomen. 249. Hoe die om in St. Pieters Kerk Kapel te houden word verricht. 264. en in andere Kerken die de Paus bywoont. 265. Hoe tot opening van 't Jubeljaar geschied. 355. Hoe jaarlyks ter eeren van S^ta. Geertruidt gedaan. 374. Hoe die der Disciplinanten in Spanje de voornaamste is. 375. en hoe zeldzaam verricht 375. Die van 't Sakrament, hoe in Spanje behandelt en met vreemde bedryven verzelt. 376. Hoe te Genua ernstelyker uitgevoert. 376. Die van de Roozekrans te Venetië in gebruik, en met welk een vreemde plechtigheit. 377. Hoe tot de overvoering der Reliquiën gehouden, en in welk een orde. 382. Die van 't jaarlyks vloeibaar worden van 't bloedt van Ianuarius te Napels. 384, Die van Palmzondag, en met welk een omstandigheit II. 18. Die van 't Sakrament naar 't graf hoe afgelegt. 20 Die van den goeden Vrydag te Kortryk met een zeldzaame gewoonte in gebruik. 27. Insgelyks te Brussel en hoe. 27. Die op den goeden Vrydag met een zeldzaame omstandigheit geschied. 28 29. A. 28. Die van St. Marcus in welk een Orde verricht. 35. eenige byzondere voorvallen en gelegenheden ingestelt. 35. Die van Pinxter te Kaan gehouden. 38. Die van 't Sakrament met haare omstandigheden aangemerkt. 39. tot 42. hoe daarin de Poetzemakers en Toneelgekken in Spanje de voorrang hebben. A. 42. Die voor en in de Handeling des Geloofs en met welk een orde gehouden. 290. Die na de Handeling des Geloofs beschreeven.	294.
Processiën der aloude Heidenen aangemerkt. I. 377. als ook die der aloude Jooden. 378. Hoe men die een zekeren voorgestelden zin geeft. 378. en in haare gewoone Orde aangeweezen 378. Hoe by de Lykstatiën der Kardinalen gehouden. II. 149. 150. Hoe te Rome na den Sakramentsdag gedaan.	II. 45.
Protonotarissen, waar toe hun dienst geordent is.	II 134.
Provence en Languedok om de Ketters uit te rooven verovert.	II 194.
Psylles een Afrikaansch Volk, en hoe zy met bezweeringen omgaan.	II. A. 82.
Purim, een Feest van vreugde by de Iooden. I. 55. Vreemd bedryf in de Synagoge over dit Feest 55. Waarvan oorsprongelyk. 127. Dit Feest beschreeven.	127.

[p. 337]

Pynmaker van de Inquisitie beschreeven, en hoe men met de Lyders wreedelyk omgaat. II. 225 over welke misdaden de pyniging word gebruikt, en met welk een gevolg.

226.

Q

Quatertempers en haaren Oorsprong aangeweezen.	II. 15.
Quietismus, uit welk een Leering het bestaat	I. A. 229.
Quietisten en hunne Geestdryvery aangemerkt. I. 225. hunne beginzelen waar in die bestaan. 226. hunne buitenspoorige taalvoering aangeweezen. A. 226. omstandigheden die met hunne Leering gaan verzelt 226. 227. Wat Bossuët hun aangaande bybrengt. A. 226. hoe zy de Liefde Godts begrypen.	228.

R.

Raadsvergaderingen over de Canonisatie der Heiligen, hoe gehouden.	I. 328.
Rabbanisten of Rabbinisten, welk een belachelyk gevoelen zy met de Cabbalisten van de Paradysslang hebben.	I. 67.
Rabbi Juda, hoe zyne moeder van hem zwanger zynde, zoude zyn gered. 1. 92. Hoe hy de Verzaamelaar van den Misnah word geacht.	173.
Rabbi Iochanan, de t'zamensteller van den Babilonischen Talmud.	I. 173.
Rabbynen, waarin hunne Geleerdheit bestaat. I. 40 bekleeden de plaats van Rechters. 41. hun Oorsprong, Gezag en Bediening. 105. Worden voor Joodsche Schriftgeleerden aangezien 106. Hoe verkooren en bevestigt worden. 106. Wat hunne plicht zy om waar te neemen. 107 Waarom de Jooden deezen naam hebben aangenomen.	175.
Rabbynsch Hebreeusch, waarin de Jooden schryven, en hunne predikatien doen.	I. 38.
Ratelgebruik, hoe in de H: Week voor klokken dienden	I. 298.
Recabiten een Joodsche Sexte, en van wien afkomstig.	I. A 80
Rechabiten, van welk een Sekte zy zyn.	II. A. 137.
Redeneering over den middelstaat der verstorvenen, of het Vagevuur 't welk word onderstelt.	I. 89. A. 89. 90.
Redeneerstoel of Rostra, tot Lofreden over den overledenen in gebruik.	II. 97.
Rechtbank van Inquisitie opgerecht. 197 198. en de hoedanigheit haarer Rechters, waarin die moest bestaan.	II. 198.
Rechtbanken van Inquisitie, waar in Spanje opgerecht. II. 241 hoe aldaar gehandhaaft worden, en met welk een gevolg. 241. hoe veel van de zelven in Portugal opgerecht.	281.
Rechtvaerdiging, hoe die in 't Roomsch Geloof word aangemerkt.	I. 213
Reiniging der Joodsche Vrouwen, hoe dit geschied.	I. 139.
Reizende Jooden, hoe zich gedragen.	I 144.
Requiem, een woord in den Brevierdienst gebruikelyk.	I A. 290
Reliquiën, hoe men die onder 't Autaar bewaart. I. A 317. Hoe plechtiglyk in een omdragt overgevoert. 321. Hoe men die in 't Graf des Autaars plechtelyk plaatst. 322. Die van de Lieve Vrouw op verscheiden plaatsen te vinden. 352. Welke gedachte men over de eerbewyzing van de zelve voed. 380 Hoe men die by de Aloude Jooden tracht te vinden. 381. Welk een kracht haar toegeëigent word, en hoe men by de zelve plechtelyk zweert. 381. Hoe die op bestemde tyden vertoont worden. 382. Hoe die veel te Rome gevonden zyn, en hoedanig. 383. Een zeldzaam voorval deswegen aan een Poolsch Afgezant wedervaaren 383. Hoe in Onderaardsche Begraafplaatsen ontdekt, en waaraan te kennen. 384. Hoe omzichtig men met de opdelving omgaat 385. en wie de zelven voor zodanig erkent 385. by zich te draagen, een aloude gewoonte, en hoe men die voor bewaarmiddelen gebruikt. 386. Hoe eertyds in den Kryg mede gevoert. 386. Hoe men in tyds gelegenheden met de zelve gedrygde rampen meent af te weeren. 387. Hoe eenige van verscheiden aart zyn, en waarin die bestaan. A. 387. en van een vreemde hoedanigheit aangemerkt.	A. 386. 387.
Reliquikassen in gebruik gebragt.	I. 381.
Robigalia, welk een Feest der Romeinen het was.	II. A. 4.
Rochet, of Koorrok; welk een gewaadt het is	I A. 257
Rogatien, wanneer gehouden, en hoe by de Romeinen geviert.	II A. 35.
Romeinen, invoerders van de veelheit der Goden.	I. 3.
Roomsche Conciliën, by der Jooden Synagogen vergeleeken. I 161. en hoe zich het Pausdom daardoor bevoordeelt acht.	161.
Roomsche Godtsdienst, hoe die zich in 't byzonder de eerstgeboorne en alleenheerschende acht te zyn.	I. 209.
Roomsch Geloof, waarin met dat der Protestanten overeenkomt. I 209. en Waarin verschilt. 209 hoe door Bossuet gebillykt.	209.
Roomsche Kerk, wat die van de verdiensten der goede werken gevoelt I. 212. hoe zy zich de verdiensten van Jesus Christus toeëigent. 213. hoe zy de tegenwoordigheit van Christus Lichaam in 't Sakrament des Avondmaals bewyst.	215.
Roomsche Ornamenten, van welk een kracht men die waant te zyn	I. 21.
Rosch Hasana, het Nieuwjaarfeest by de Jooden dus genoemt.	I. 22.
Rostra, zie Redeneerstoel.
Rota, de naams oorsprong aangeweezen.	II. 167.
Rondragen der Jooden, hoe gebruikelyk.	I. 76.
Routydt der naastbestaande Bloedvrienden der Jooden.	I. 146.
Rozekrans, en 't gebruik van de zelve beschreeven. I. 36. wanneer, en door wie ingevoert. 361. Wanneer dit Feest word geviert.	362.

S.

Sabathai Tzevi, een Joodsche Bedrieger en valsche Messias, wat hy uitvoerde.	I. 89.
Sabbat, hoe by de Jooden hoog geacht. I. 45 Wanneer die aanvang neemt. 46. en wanneer eindigt. 47. hoe door de Jooden geviert. 116. welk een gebruik dien dag voorgaat. 116. hoe zich de looden op dien dag gedragen moeten. 116. en hoe men op dien dag de Wet den Volke vertoont	117.
Sabbatarissen, wat hun gevoelen zy.	I. 98. A. 98.
Sabbaticus, een Rivier nergens te vinden, waar over de looden waanen hunne verlooren Geslachten geweeken te zyn.	I. 80. A. 80.
Sacro Collegio of Vergadering der Kardinalen beschreeven.	I. A. 243.
Saduceên, hunne gevoelens waarin die bestaan.	I. 96.
Sakrament van 't H: Avondmaal, waarom de Roomsche Kerk het onder een gedaante uitdeelt. I 218. 219. Hoe voor den Paus gedraagen, oorspronkelyk onderzocht. II. 43 Dat van den Doop, hoedanig ingestelt. 61. dat van 't Vormzel, door wie bedient. 65. met welk een plechtigheit dit gaat verzelt. 66. dat van de Eucharistie, door wie mag bedient worden. 67. Waarom dit den Leeken onder een enkele gedaante word mede gedeelt, en wanneer ingevoert. 67 Dat van 't laatste Olyzel, hoe het den kranken word mede gedeelt. 70. hoe omzichtig de Priester daarmede omgaat. 70 Dat van Boete, hoe noodig dit de Roomsche Kerke is 72. Dat van 't laatste Olyzel welk een kracht toegeschreeven. 84. mag niet dan door den Priester bedient worden. 85. hoe dit geschied, en met welk een plechtigheit verricht. 85. dat van 't Huwelyk, hoe de Roomsche Kerk dit in omstandigheden begrypt. 103. 104. Dat der Geordende, hoedanig en hoe deeze Geordende uit zeven Bedienaren bestaat 117 hoe men de Geordende Geestelyke eigenschappen toepast.	118.
Sakramenten der Roomsche Kerke, hoe gewyde teekenen zyn. I. 214. en waarin die bestaan 214. Hoe zeven in getal erkent worden. II. 60. en door het

[p. 338]

Trentynsche Concilie bekrachtigt.	60.
Sakrament huisje, hoe dit moet bestaan	I. 313.
Sakrarium, wat het is, aangeweezen.	II. A. 70
Sakristyn, wat hem aanbevolen is. II. 132 die van den Paus, waarin zyne bediening bestaat.	164. 165.
Samaritanen en hunnen oorsprong aangeweezen. I. 69. Waar zy zich onthouden. 69 70. Wat Eleazer van hun getuigt. 70. hunne voornaamste gevoelens aangemerkt. 70. 94. onderzocht en bevestigt. 71. beschuldiging door de Iooden, voor lastering gehouden 71. Waarin zy met de Iooden verschillen. 72. hoe zy behalven de Hebreeusche Boeken Moses noch van Arabische en Syrische Overzettingen verzien zyn. 72. hoe van andere Ioodsche Sekten te onderscheiden. 73. Aanmerkingen der Geleerden over de Samaritanen 73. hunne gewoontens en achtgeevingen vyftienledig beschouwt.	94.
Samaritaansche Boeken van Moses, hoe in letteren met die der Iooden verschillen, en hoe dit verschil te vergelyken zy.	I. 72.
Sandalen, wat dit zyn, aangemerkt.	II. A. 24.
Sanhedrim der Iooden, de Oorsprong daarvan aangeweezen. I. 101. A. 101. Waar het vergaderen moest. 102. en hoe na de vernietiging byzondere Rechtbanken ingestelt zyn. 103. Waaruit het eertyds bestondt. 160. Waar vergaderen moest. 160. Uit welke voornaame mannen het heeft bestaan. 161. en van welk een vermogen deezen grooten Raadt was.	161. 162.
Santa Casa of Heilig Huis van Lorette, hoe verscheidenmaal verplaatst.	I. A. 372.
Santo Volto, een Kruisbeeldt te Luca, wat 'er van vertelt word.	I. 296.
Saturnalia, een Feest te Rome geviert, en hoe.	II. A. 15.
Scaliger, hoe hy met de Samaritanen briefwisseling heeft gehouden.	I. 70.
Scapulier, welk een Geestelyk gestel het is. I. A. 349. hoe en door wie in gebruik gebragt. 362. het zelve beschreeven.	362
Scapulierfeest, wanneer geviert.	I. 363
Schebath, vyfde Maandt der Iooden, wat zy in dien tydt verplicht zyn waar te neemen.	I. 134.
Scheid-brief, hoe die de Jooden hunne vrouwen geeven.	I. 60.
Schimpdicht over de vryheit der belasting van 't Roomsche Hos zich aangemaatigt.	I. A. 233.
Schoolen der Jooden en Vergaderingen hunner Geleerden, hoe en waar gehouden.	I. 105.
Schou-onderzoek des Huwelyks in gebruik, doch weder afgeschaft.	II. 107.
Schoutoneel ter strafoeffening van de Inquisitie opgerecht, en beschreeven.	II. 227.
Scemona Esre, een Zegening Godts der Jooden.	I. 32.
Sciamas, welk een bediening die in de Synagoge bekleedt. I. 31. eertyds het ampt van Diaken.	165.
Scrutin, een manier van verkiezing der Pausen hoe geschied.	I. A. 240.
Scrutinbriefje hoedanig, beschreeven. I. A. 240. Hoe daar mede in 't Conclave gehandelt word.	A. 241.
Sedekias, een Joodsche Arts en Bedrieger, wat hy voorgaf.	I. 88.
Sefer Tora, een Wetboek der Iooden. I. 33. Het Rolboek der Wet dus genoemt. 129. Hoe naaukeurig de Jooden in 't opmaaken, bereiden en schryven van 't zelve zyn.	176.
Septuagesima, wanneer invalt, en waarom zoo geheeten. A. 273. welk een dag dit is.	II. A. 13.
Sermoenen in Vrankryk van misbruik gezuivert. I. 307. in Italië met welk een misbruik die gaan verzelt.	307.
Sichem, een verblyf-plaats der Samaritanen.	I. 69.
Simonie, zie Amptverkoping.
Sivan, de negende Maandt der Jooden, wat in de zelve waar te neemen is.	I. 136.
Sleutels die de Paus aan zynen Gordel draagt, wat die beteekenen.	I. A. 248.
Staats en Kerkkrakkelingen, hoe oorzaak tot Kettery gegeeven hebben.	II. 193.
Standaardt van Pius den V. hoe met statiepracht naar de Kerk van Minerva overgebragt. I. 337. Hoe de Dominikanen van de zelve bezitters zyn.	337.
Starrewichelary by de Jooden verboden.	I. 74.
Stervende, hoe men onder de Jooden van hun afscheid neemt.	I. 144.
Stool, een Bisschoppelyk gewaadt, en waarmede de Priesters de Mis doen.	I. A. 257.
Strafoeffening der Jooden die aan de Parnassim staat. I. 112. hoe verre zich die uitstrekt.	112.
Strafoeffening van de Inquisitie, Handeling des Geloofs genoemt, en wanneer.	II. 227.
Synagoge der Iooden in China beschreeven. I. 104 die te Amsterdam, en wanneer ingewyt 104 hoedanig en waar gebouwt, als mede de inwendige gedaante beschreeven.	104.
Synagogen der looden, hoe gebouwt. I. 30. wanneer ingestelt, en hoe de looden die eertyds bouden, en de gestalte beschreeven 103. Hoe die eertyds voor Schoolen dienden. 162. hoedanig tweezins verdeelt waren.	163.

T.

Tabernakel, wat het in de Roomsche Kerk is.	I. 305.
Tafelgerecht van 't Paaschlam by de Iooden gebruikelyk, beschreeven.	I. 123.
Tafereelen in de Tempels ten toon gestelt.	I. 21.
Taled of der Iooden Hoofdtdekzel waaruit het bestaat, en gebruik van dien. I. 28. 107. Oorsprong en waaruit ontstaan aangeweezen.	107.
Talmude Hacanim, de Leerlingen der Wyzen genoemt, en hoe die in de Synagoge plaats vonden.	I. 163.
Talmud der Iooden, beschreeven. I. A. 38. verboden waar en door wie. 39. hoe het een t'zamenraapzel aller loodsche Overleeveringen is.	174.
Talmud Babeli of Babilonische Talmud, beschreeven.	I. 39.
Talmud Gerusalmi of Ieruzalemsche Talmud, welk een boek het zy.	I. 39.
Targum, der Iooden beschreeven.	I. 37. A. 37.
Teffila Scel Iad, of armspanzel } zie Arm- en Hoofdtspanzel.
Teffila Scel Rosch, of Hoofdtspansel } zie Arm- en Hoofdtspanzel.
Teffelin of der Iooden Hoofdt en Armspanzels en haar gebruik beschreeven.	I. 32. 108.
Telcinen, welk een quaadaardig Volk, en hun bedryf aangemerkt.	II. A. 38.
Tempel Bedienaren, wanneer ingevoert.	I. 4.
Tempels te bouwen, wanneer in gebruik gebragt.	I. 4.
Teveth, de vierde Maandt, wat alsdan de looden waar te neemen hebben	I. 33.
Thammus, de tiende maandt der Iooden, waar in men den plechtelyken Vastendag viert.	I. 136.
Therapeuten, hun aart en gedrag beschreeven.	II. A. 136. 137.
Thessaliers, zoo men meent de uitvinders van bezweering te zyn.	II A. 83.
Tisri, de eerste maandt van 't jaar wanneer dan de Iooden hun Nieuwjaar vieren, en welke Feesten in de zelve invallen.	I. 51.
Toneel van Canonizatie neven den Pausselyken Troon beschreeven.	I. 330.
Torquemada de aanvoerder tot de invoering van de Inquisitie in Spanje. II. 208. 209 tot Algemeen Inquisiteur aangestelt.	209.
Toveraars en Waarzeggers het onderwerp van Kettery, en hoe strafbaar onder de Inquisitie.	II. 218.
Toverkunst, by den looden verboden.	II. 74
Toulouze en Narbonne bemachtigt.	II. 197.
Trait, een woordt van 't Getydboek, en wat het beteekent.	I. A. 273.
Transubstantiatie, hoe in haare hoedanigheit bestaat	I. 217.
Trentynsch Concilie, wat het over de Aflaaten heeft gevoelt.	I. 213.
Treurdagen der looden, waarom onderhouden.	I. 50.
Trogloditen, hun wreedtlevens gedrag beschreeven.	II. A. 101. 102.

[p. 339]

Trouwen der Iooden, waarom daar toe verplicht. I 57. Hoe na zy onderling in verwantschap trouwen mogen. 58. met welk een plechtigheit hun trouwen verzelt gaat.	141.
Tuchtelingen, hoe zy zich eertyds te gedragen hadden.	II. 73.
Tunica, welk een gewaadt het is.	I. A. 267.
Tytelvoerende Kardinalen, welke dienstplichten zy verschuldigt zyn.	II. 148.

V.

Vaandels en Wapenen ingewyt en hoe.	I. 306.
Vasche Godtvruchtigheit, door Rabbelais geestig beschimpt.	I. A. 310.
Vasten der Jooden, hoedanig onderhouden. I. 111. Haare oorsprong onder de Christenen aangemerkt. II. 14. 15. Hoe in de eerste Kerke gebruikelyk was.	15.
Vastendagen, wanneer en hoe onderhouden. I. 54. Hoe streng den Jooden bevolen. 128. Over de verwoesting van den Tempel te Jeruzalem hoedanig.	128
Vaten ten dienst der Autaren gezegent, en waarin die bestaan.	I 305. 312.
Vatikaansche Boekbewaarder, wat hem aanbevolen is.	II. 165.
Veelwyvery der Jooden niet dan in 't Oosten toe gelaaten.	I. 140.
Veldslag ten nadeele der Albigenzen uitgevallen.	II. 197.
Venetianen, hoe zy zich tegen de Inquisitie aankanten. II. 212. Doch onder voorwaarde aanneemen.	212
Verbanningen in haare soorten aangemerkt.	II. 76.
Verbodt onder de Jooden van tweederlei zaden op een Akker te zaaijen I. 34. Als ook van veelerlei soorten van dieren te laaten paaren.	34.
Verboden die de Jooden op den Sabbat moeten in acht neemen.	I 45.
Verborgentheden eeniger plechtigheden en haare beteekenis aangewezen.	I. 266. 267.
Verdraghandel der Jooden, hoe gemaakt en gewettigt.	I. 41.
Verhandeling over de Inquisitie in welke stoffe die zal bestaan, en Schryvers daar toe gebruikt.	II 192
Verkiezing van den Paus hoe die geschied.	I. A. 240.
Verleiders der Jooden, die zich als Messiassen opworpen.	II 88
Vermetele daadt van de Insquisitie na 't overlyden van den Koning van Portugal bestaan.	II. 245.
Vermoedelyke Kettery, hoe in de Inquisitie aangeklaagt word.	II. 219.
Veroordeeling der Boeken, wat daar toe word vereischt.	II. 239.
Veronica en haare verrichting met den doek beschreeven. I. A 276. Wie deeze vrouw was en van waar den naam zynen oorsprong heeft.	A. 303
Verstroying der Jooden, volgens verscheiden gevoelens. I. 79. Onzeekerheit der Schryveren hier over aangeweezen.	80
Vervolgingen der Jooden sedert de laatste verwoesting van Jeruzalem overgekomen. I. 82. Onder de Westgotthen en Mahometanen. 83. Door een Kruisvaart in Spanje. 84. Wreedelyk in Duitslandt, als ook in Persië uitgevoert.	84.
Verweezenen van de Inquisitie met hun toestel beschouwt. II. 228. Aan den waereldlyken Rechter overgelevert en ten vuure gedoemt. 229. Hoe na de Gerechtplaats geleid, op de Houtstapel aan palen gebonden en verbrandt. 293, op de Gallei verbanneren, wat hun daar wedervaart.	296.
Verzoendag der Jooden, wanneer en hoe gehouden. I. 52. Met welk een boetoeffening die gaat verzelt. 121. Hoe eenige Boetelingen dag en nacht in hunne Synagagoge doorbrengen.	121.
Verzoening der Boetelingen in de Roomsche Kerke, wanneer geschiedde.	II. 74.
Vesta, hoe by de Romeinen geëert.	I. A 8.
Vestalen, wat van haar aan te merken zy.	138. A. 139
Vierschaar, Santa Cruzada genoemt, waar uit bestaat, en wat haare verrichting zy.	II. 243.
Vigilien, haaren oorsprong aangemerkt.	II. 6.
Vinalia, Feesten der Romeinen, hoe men die vierde.	II. A. 4.
Visconti en anderen voor Ketters verklaart.	II. 199.
Visch eeten der Jooden en van welk een soort verboden.	I. 43.
Vleesch eeten der Jooden en hoe verboden. I. 42 Hoe melk en vleesch hun op eene maaltydt verboden is.	43.
Vluchtelingen voor de Inquisitie, hoe die vervolgt worden. II. 219. Hoe bezwaarlyk dit in Spanje geschieden kan.	219.
Voetewassching van 13 armen Priesters hoe plechtelyk door den Paus verricht. II. 22. Hoe mede aan 12 arme Kinder en gedaan.	23.
Voorbeelden, hoedanig men de Getuigen van beschuldiging den Gevangenen van de Inquisitie voorhoudt. II. 259. en over de straf handeling met welke vreemde voorvallen verzelt.	268 269.
Voorbeeldelyke behandeling, met de Gevangenen, en van welk een vreemden aart.	II 263 264.
Voorbereidzelen ter doodt, hoe zich de Paus daar in gedraagt.	I. 150 151.
Voorfeest voor Christus Geboorte, Vigilie genoemt, hoe word geviert.	II. 50.
Voorslagen, by Koning Alfonsus gedaan om de wreedheit van de Inquisitie te beteugelen. II. 247. Tegenstribbelend besluit van de Inquisitie hier opgenomen. 247. Middelen door de Inquisiteurs in 't werk gestelt, om hun gedrag te verdeedigen 248. Hoe daar door de Koning misleid word, en welke laagen men legt om 't oogmerk der Inquisitie te bereiken.	248.
Vonnis over de verweezenen uitgesprooken en hoe.	II 229.
Vorsten en Overbeden, hoe zy eertyds recht te veroordeeling der Ketteren hadden.	II. 189.
Vreemde voorvallen, van Gevangenen in de Inquisitie in 't beschuldigen aangemerkt.	II. 267
Vroegmetten, welk een dienst die zy.	I. 261.
Vroegmetten van Paasche wanneer gezongen worden.	II. 32.
Vreugdebedryf der Jooden, die de Bruiloft voorgaat.	I. 141.
Vrouwlichtmis, wanneer en hoe geviert. I. 348. overeenkomst met het Feest van Amburbales der Romeinen, en hoe.	348.
Vrouwemandstonden, zie Maandstonden.
Vrouwen der Jooden, waar die in de Synagoge worden geplaatst. I. 31. Welke geboden zy onderworpen zyn. 74. Hoe zy eenige uitvaarten der verstorvenen bywoonen.	II 96.
Vrouwelyke Sexe, hoe wreed in de Inquisitie gehandelt. II. 262. en hoe men haar aan de Pynbank brengt.	263.
Uitvaart van den Paus hoe plechtelyk geschied II. 153. van Kardinalen hoe prachtig gehouden.	149.
Vrykoping der eerstgeboornen, hoe die by de Iooden behandelt word. I. 63. en met welke omstandigheden zulks gaat verzelt.	139.

W.

Waarzeggery by de Iooden verboden.	I. 74.
Waschkaarssen, haar gebruik, en aloude gewoonte by Iooden en Heidenen. I. A. 283. Hoe gewyt en plechtelyk uitgedeelt.	349.
Weduwen der Iooden, hoe haaren overledenen mans Broeder onderworpen zyn.	I. 61.
Werktuigen tot de Besnydenis gebruikt, en beschreeven.	I. 138.
Westgotthen, vervolgers der Iooden en hoe	I. 83.
Wetboek der Iooden, met zyne omstandigheden beschreeven, en hoe men het behandelt.	I. 129.
Wetboeken der Iooden met welk een plechtigheit in hunne Synagoge omgedraagen I. 126. Hoe de lezing begonnen en geëindigt word. 126. Bedieningen tot de lezing deezer Boeken uitgedeelt.	126.
Wetten tegen de Iooden door de Mahometanen ingestelt.	I. 98.

[p. 340]

Wichelary den Iooden verboden.	I. 74.
Wierook, van welk een zin beteekenis.	A 313. 314.
Wierookvat beschreeven.	313.
Wittendonderdag, met welk een plechtigheit die gaat verzelt.	II. 19.
Wonderdaaden door Iooden voorgewend, van een zeldzaam geval.	I. 93.
Wying en Zegening van de Paaschwaschkaers hoedanig	II. 31.
Wyndrinken der Iooden, hoe zy zich hier in gedragen.	I. 43.
Wywater en het gebruik van dien, wanneer ingevoert	I. 9.
Wywatervat, beschreeven.	I 314

Z.

Zaaken en Gevallen de Vierschaar van de Inquisitie onderworpen.	II. 216.
Zalving van 't Laatste Olyzel, waar die moet worden gedaan II. 85. en met welke Ceremoniën verzelt 85. Hoe die de Priesters behandelen.	86.
Zedekunde der Jooden, hoe betrekkelyk op den Godtsdienst zy, en door hun verbeetert is. I. 157. Hoe die der Christenen Godtsdienst voordeeling zy. 208 en natuurlyk de zelve eigen is, maar niet voldoende.	208.
Zegening over 't Broodt en den Wyn toen Christus zyn laatste Avondmaal met de Apostelen hield. I. 168. Hoe de Euangelisten hier mede overeenkomen. 168. en gevolgelyk met de gewoonte der Jooden betrekkelyk is. 169. Hoe die door den Priester in de Roomsche Kerk by 't eindigen van de Mis word verricht. A 278. Hoe die der Kruissen plechtelyk geschied. 295. en hoedanig van den eersten steen tot den opbouw eener Kerke behandelt word. 317. Hoe op een vreemde wyze verricht. II. 9 Hoe die van 't nieuw vuur geschied, met het gebruik der Grieken en Romeinen vergeleeken. 30. A. 30. Hoe die van den Degen enz. plechtelyk door den Paus behandelt word.	57 58.
Zegeningen der Jooden en waarin die bestaan. I. 29. 30. Hoe verre die zich uitstrekken. 109. Hoe die overeenkomstig met de Christen Kerke zy.	168.
Zezenim, Oudsten der Joodsche Vergaderingen.	I 162.
Zieken, hoe zy zich onder de Iooden in hun uitterste gedragen, bewaakt worden en gedient. I. 75. Hoe die in gevaar van sterven zynde, hunne zonden belyden.	144.
Ziektens den Gevangenen van de Inquisitie onderhevig, en waar uit die bestaan.	II 274.
Zielbidding, hoe by de Iooden gedaan.	I. 77.
Zielen, en hunne staat na de lichaamsverhuizing aangemerkt.	II. A. 89. 90.
Zielmissen, tot welk een voordeelig einde ingestelt.	I. 380.
Zielmissen, voor overledene Kardinalen en hoe gedaan.	II 150.
Zielverhuizing of Wisseling, door eenige Iooden gelooft.	I 77.
Zingen, een aloud en Godtsdienstig gebruik. I. 18. Hoe de Iooden hier van hun gebruik maaken 32. Psalmen en Lofzangen, hoe en wanneer by hun gezongen. 32. Hoe by de uitvaart der verstorvenen onder de Roomschgezinden geschied, een aloud gebruik van Grieken en Romeinen.	II. 95.
Zizith der Iooden of de vier afhangende koorden van den Arbancanfod, ieder met vyf knoopen verzien, en kracht daar van aangeweezen.	I. 108.
Zuivering der Vrouwen onder de Iooden, hoe omzichtig daar mede in 't Badwater word omgegaan.	I. 139.
Zuurdeeg-onderzoek, hoe naaukeurig de Iooden hier in zyn.	I. 122.
Zwaarigheden over de Invoering van de Inquisitie te duchten, overwoogen, en waarin bestaan.	II. 202. 203.
Zweeren, zie Eedtzweeren.
Zweetdoek van Christus Afbeeldzel te Turin bewaart, van welke gedaante, en kracht om mirakelen te doen. I. 304. Wanneer en om wat reden die te Turin is gebragt.	A. 304.
Zweetdoeken, waar meer te zien, en met welk een plechtigheit vertoont. I. 303. en waar men de zelve vind, aangeweezen.	304.