Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijI. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 155]
| |
Waereldlyke en Geregelde Geestelyken van wederzyds Sexe, als ook over de Jooden en hoeren die in zyn geheel gebiedt zyn. Hy bestiert de bevestiging en vergeeft alle Gewyde Ordens. Hy bezit het recht van beschouwing en onderzoeking over alle de Kerken, Kloosters, Gasthuizen en andere Godtvruchtige plaatsen, behoudens nochtans die der vreemde Volkeren, die hier van uitgezondert zyn. Hy heeft een Onder-Regent die altoos Bisschop is, om hem in de Bisschoppelyke bedieningen behulpzaam te zyn. Ook heeft hy een Luitenant die Prelaat is, geen Bisschop, Referendaris van de een en andere handtekening, die van de burgerlyke zaaken kundig is aan zyne Rechtbank vervallen, en een Waereldlyke Strafoeffende Rechter om de misdaaden der Klerken en Geregelden te vonnissen: maar 't geen het Ampt van Groot-Stedehouder, veel aanzienlyker en voordeeliger maakt, is het vermogen dat hy heeft, de Geschilzaaken de Huwelyken raakende, te beslechten. De Apostolische Kamer betaalt hem al 't noodige, en daar en boven geniet hy van zyne Rechtbanken jaarlyks twaalf hondert goude Pistolen. Hy is van vier Notarissen, of Griffiers, een Prevoost, en een bende Gerechtsdienaars en Gerechtsboden verzien. Reeds hebben we van den Biechtvader gesproken: overzulks wy 'er hier niet weder van ophaalen zullen. Ga naar margenoot+ Wat de Kanselier aangaat, hy schreef eertyds alle de Bullen in des Pausen naam, insgelyks de twyffelingen des Geloofs, die hem door de Bisschoppen en andere persoonen voorgestelt wierden: overzulks hy het Ampt van Geheimschryver van Staat, van de Brevetten en die van den Kanselier waarnam. De oudste gewagmaking die men 'er van vind is in den Brief van Hieronimus aan Gerontius, en men meent dat hy dit Ampt onder de regeering van Paus Damasus zelf heeft waargenomen. Tot aan 't Pausschap van Gregorius den VIII. die in 't jaar 1187. den Stoel bezat, is dit Ampt altoos aan een Bisschop of Kardinaal vergeeven geweest: maar deeze Paus die dit Ampt voor zyne verheffing tot het Pausschap bekleed had, terwyl hy noch Kardinaal met den tytel van Sta. Rufina was, deed het na zyne verheffing door een Kanonik van St. Jan van Lateranen waarneemen, die de tytel van 's Pausen Onder-Kanselier aannam, gelyk ook vyf of zes andere Kanoniken van de zelve Kerk deeden, die dit Ampt na hem bekleedden. Maar Bonifacius de VIII. het zelve aan 't Genootschap der Kardinalen hebbende overgegeeven, zoo zyn deeze die het sedert tot nu toe waargenomen hebben, nochtans met den tytel van Onder-Kanseliers genoegt, schoon zy waarlyk Kanseliers waren, en dat zy byna alles deeden 't welk de Kanseliers van Vrankryk en andere Mogendheden van Europe doen. Dit Ampt is verkopelyk en kost hondertGa naar margenoot+ duizend Ryksdaalders, brengende omtrent tien duizendGa naar voetnoot(a) Ryksdaalders jaarlyks op, den geenen die 'er bezitter van is, en 't valt nooit open dan door de doodt van den Kanselier, te weeten, omdat hy 't zyn leven lang bezit. Het Rechtsgebiedt van den Kardinaal Onder-Kanselier strekt zich over de Afvaerdiging der Apostolische Brieven en Bullen uit, als ook over alle de Verzoekschriften die door den Paus geteekent zyn, behalven deeze die door een Brevet onder den Visschers Ring afgevaerdigt worden. Alle de Amptenaren van de Kanselary, waarvan wy hier na handelen zullen, vergaderen driemaal ieder week in 't Paleis van den Onder-Kanselier, te weeten, des Dingsdags, Donderdags en Zaturdags. Men vind in de Bullen door de KanseliersGa naar margenoot+ en Onder-Kanseliers van den Paus afgevaerdigt, eenige tytels die men van geen vermetelen hoogmoedt verschoonen kan; by voorbeeldt: men leest in een Bul van den Paus Nicolaas den III. verleent in de 96ste. onderscheiding van 't recht van Kerklyke Instelling; dat het ontwistbaar is, dat de Roomsche Paus van niemandt kan veroordeelt worden, nademaal hy Godt is: en in een Bul van Paus Gregorius den IX. in de Dekretalen of Wetboeken by den tytel van de Opperhoofdigheit ingelyft, leest men deeze woorden: Godt heeft twee groote lichten voor het Firmament der algemeene Kerke gemaakt, te weeten: hy heeft twee waardighedeu ingestelt, die het Pausselyk gezag en de Koninglyke magt zyn; maar dit 't welk over den dag gebied, te weeten, over de Geestelyke zaaken, is grooter, en dat over de Stoffelyke dingen gestelt zy, is minder: overzulks moet men bekennen dat 'er al zoo veel onderscheid tusschen de Pausen en Koningen is, dan 'er tusschen de Zon en de Maan zy - - - - Wy zeggen ook dat alle de menschelyke Schepselen den Roomschen Paus onderworpen zyn, en dat hy uit krachte van zyn volkomen vermogen, en volstrekt gezag, het Natuurlyk en 't Goddelyk recht uitdeelen kan, gelyk de uitlegging verklaart ter zelver plaatse te vinden. |
|