| |
VIII. Hoofdtstuk.
Van de Klooster-Geloften der Kloosterzusteren en haare Inwying.
Ga naar margenoot+ Waarschynlyk is 't dat de bejaarde Weduwen, en Godtvruchtige Dochters, waarvan in de aloude Geschriften der eerste eeuwen van de Kerke gesprooken word, en zelfs in 't Nieuwe Testament, een soort van vrywillige Kloosterzusteren waren, die zich zeekere plichten voorschreeven, als het vasten, liefdewerken te doen en in een ongehuwden staat te leeven. In vervolg van tydt rechtte deeze Kloosterzusters Gezusterschappen op, en gaven zich regels en gebruiken die met de tallooze instellingen der Monniken overeenquamen. De Jooden hadden mede zekere Godtvruchtelingen die van der Waerelds ydelheden afgezondert leefden, zich den gebede toeëigenende en die werken van barmhartigheit deeden. Zodanig een was Dorcas en mogelyk ook de Profetesse Anna, waarvan in 't Nieuwe Testament gesproken word. Insgelyks is 't gelooflyk dat de eerste Godtvruchtelingen der Kerke uit het Jodendom, met deezen Geest van afzondering ontsproten zyn, en dit in de Christen Godtsdienst hebben ingevoert. DeGa naar voetnoot* Vesta- | |
| |
lenGa naar voetnoot(a) der Romeinen waren mede zodanig slag van Kloosterzusteren, dieGa naar voetnoot(b) geduurende haare Geloften onder een zeer strenge inzetting leefden. Zy deeden Gelofte van Maagdomschap in een Convent waarvan de toegang den mannen verboden was, en alwaar zy door een oude Voogdesse geregeert wierden, by de Romeinen Maxuma genoemt: met den tytel van Kloostervoogdesse overeenkomende. Dusdanig is de overeenkomst die tusschen onze Kloosterzusters met deeze der reeds genoemde Volkeren te vinden is.
Ga naar margenoot+ Deeze die om een Abdis te worden, voorgestelt word, moet voor-af den eedt van getrouwigheit aan haaren Bisschop en aan de Kerk die hy bestiert, afleggen. Vervolgens geeft de Prelaat haar den Zegen, en beide de handen op 't hoofdt gelegt hebbende, geeft hy haar het voorschrift en den regel, zegent de witte Sluier waarmede het hoofdt van deeze nieuwe Abdis moet gedekt zyn, en legt die haarGa naar voetnoot(c) op 't hoofdt, zodanig dat ze over de schouders en de borst van de Abdis neêrhangt. Niets byzonders is 'er in de Ceremonie overig, dan 't geen in 't kussen van den Vrede bestaat, en in 't inleiden van de nieuwe Abdis onder haare Kloosterzusteren.
Ga naar margenoot+ Men geeft den Sluier aan geen Kloosterzuster, noch aan geen Abdis, waar van wy gesproken hebben, dan op Plechtelyke dagen, gelyk op Zondag en op groote Feestdagen. In 't Algemeen mogen deeze Dochters niet ontfangen worden, dan nadat zy vyfentwintig jaaren hebben bereikt, en na wel onderzocht, ondervraagt en onderweezen te zyn over het groot en gewigtig voorneemen van haaren Maagdelyken Staat in 't overige haarer dagen te bewaaren; een voorneemen 't welk wel in een yver van Godtvruchtigheit, en somtyds in weerwil kan volvoert worden: maar waarvan de uitvoering van eindelooze omstandigheden afhangende,Ga naar voetnoot(d) het onderwerp van veele toevallen is, voor vervaarlyke bezoekingen bloot gestelt, zelfs in een afgezondert en Kloosterleven. De Duivel steekt zich overal in: Wy willen 't wel toestaan dat het voorneemen van Maagdt te blyven dikmaals na de daadt opkomt: maar de aanmerkingen die uit zodanig een oordeel zoude voortvloeyen moeten een weinig meêwaarig zyn om die in de beschryving van een Ceremonie plaats te geeven, alwaar de Dochters verklaaren dat ze geen vertrouwen dan op den Heere stellen. De voorzorg waarop men acht geeft, om haar te vraagen of zeGa naar voetnoot(e) waarlyk Maagden zyn, en het antwoordt dat ze ongetwyffelt geeven, bewyst niet dat zy 't zyn. In zodanig een geval verzuimt zelden een Dochter die zich aan Godt opofferen wil, stichtelyk te antwoorden. Men brengt dan by 't Autaar al den toestel
vanGa naar margenoot+ de toekomende Kloosterzusteren, het kleedt, de sluier, de ring en kroon; haare naaste Bloedvrienden verzellen haar voor den Bisschop, en twee oude en eerwaardige Kloosterzusters zyn haare speelgenoten. De Bisschop zegt de Mis. Na het Graduaal, komen de toekomende Kloosterzusters, zodanig als gezegt is begeleid, en het aangezicht gedekt hebbende, in de Kerk en stellen zich den Prelaat voor: maar voor dat men verder gaat, zingt de Aartspriester een Antienna, waar van de zin is; dat ze haare lampen moeten ontstoken hebben, nademaal de Bruidegom voor haar komt. Terwyl dat de Aartspriester zingt, ontsteeken zy haare Waschkaerssen. De Aartspriester
| |
| |
stelt haar dan den Bisschop voor, zoo als in 't AfbeeldzelGa naar voetnoot(a) is te zien. Na deeze voorstelling spreekt de BisschopGa naar voetnoot(b) haar driewerf zingende aan; en zy antwoorden hem insgelyks. Dus voor den Prelaat gekomen, hooren zy, geknielt zynde, de vermaning die hy de plichten van 't leven der Kloosterzusteren raakende, aan haar doet; vervolgens kussen zy hem de handt, en werpen zich voor hem neder; terwyl het Koor de Litaniën zingt. Alsdan de Bisschop zyne Bisschops Staf in de linker handt houdende, geeft hy haar zynen Zegen. Zy staan dan op; en hy zegent deeze nieuwe gewaaden, die de verachting der Waereldt en de ootmoedigheit van haar hart verbeelden. Een besprenging van Wywater eindigt deeze Inweying en de nieuwe Kloosterzusters trekken het Geestelyk gewaadt aan.
De Zegening van den Sluier, de Ring, en de Kroonen of Kranssen word op de zelfde manier gedaan. Na alle deeze Zegeningen, vertoonen zy zich voor den Bisschop in 't Geestelyk gewaadtGa naar voetnoot†, en zingen, geknielt zynde, deeze woorden:Ga naar voetnoot(c) Ik ben een Dienares van Christus enz. In deezen staat ontfangen ze de SluierGa naar voetnoot*: vervolgens de Ring,Ga naar voetnoot‡ waar door hy haarGa naar voetnoot(d) verklaart dat hy haar aan Jesus Christus enz. huwelykt; en ten laatsten de Kroon van den Maagdelyken Staat,Ga naar voetnoot§ waar toe hy haar door een
AntiennaGa naar voetnoot(e) beroept. Dus gekroont, hooren ze de lezing van den uitgesproken Kerkban tegenGa naar voetnoot✠ die geenen die haar van 't vertrouwenGa naar voetnoot(f) 't welk zy in Godt hebben moeten, afleidden, haar aanraadende, hoedanig het ook zyn mogt, de Gelofte van den Maagdelyken Staat te breeken, of die haar van haare eerbaarheit ontrooven mogten. Na het offerdeel bieden ze de ontsteeken Waschkaerssen den BisschopGa naar voetnoot* aan, die haar de Communië geeftGa naar voetnoot†; en alzoo het een gebruik in veele Kloosters is, dat de Kloosterzusters den Dienst leezen en de Kanoniale uuren beginnen, geeft de Bisschop aan die geene die in zodanige Kloosters moeten gaan, het BrevierboekGa naar voetnoot‡. Alle deeze Plechtigheden geëindigt zynde, stelt haar de Prelaat onder het geleide van de Moeder Abdisse, zeggende:
draag zorg deeze Dochters onbevlekt te bewaaren, die Godt geheiligt zyn, enz.
De gewoonte van de Geestelyke Dochters met den Sluier te dekken is zeer oudt, en al voor de tyden van St. Ambrosius en den Paus Liberius bekent geweest; gelyk dit in de werken der Schryveren van de tweede en derde eeuwen blykt.
| |
[pagina t.o. 140]
[p. t.o. 140] | |
No 57.
L'EVÊQUE donne l'ANNEAU aux Nouvelles RELIGIEUSES.
On COURONNE la Nouvelle RELIGIEUSE.
On fait la Lecture de l'ANATHEME.
Les RELIGIEUSES presentent des CIERGES.
L'EVÊQUE COMMUNIE les RELIGIEUSES.
On leur donne le BREVIAIRE.
|
-
margenoot+
- Oorsprong van 't Kloosterleven der Kloosterzusteren, en wanneer dit ingevoert is.
-
voetnoot*
- [Reeds hebben we in 't eerste Deel deezes Werks Pag. 8. Van de Vestalen gewag gemaakt, waar van wy alhier dit noch aan te merken hebben. Deeze Vestaalsche Maagden dienden de Godinne Vesta als Priesteressen. Ouwlings wierden ze van der Romeinen Koningen verkooren, Numa was haaren eersten Insteller, die vier Vestaalsche Maagden tot deezen Dienst verkoor, waar by vervolgens Tarquinius Priscus noch twee voegde. Maar toen de Koninglyke Regeering te Rome afgeschaft wierd, verkoren haar de Opperpriesters, die 20 uit de voornaamste Geslachten inwydden, doch in gevolg van tydt zich met anderen van geringer afkomst vergenoegden. Uit deeze 20. Maagden werd 'er een door 't lot by een openbaare Volks vergadering door den Opperpriester by de handt genomen, die haar als een gevangene uit haar Ouders geweldt, in dat van de
Godinne Vesta bragt, en wierd derhalven een geroofde Vestaal genoemt. Deeze Maagden moesten niet onder de zes noch boven de tien jaaren oud zyn, noch ook geen gebrek aan eenige haarer ledemaaten hebben. Dertig jaaren waren ze in deezen Dienst verbonden, waar van de eerste tien onderwys of leer-jaaren waren, de volgende tien moestenze den Dienst verrichtten, en de noch overige tien jaaren wederom andere nieuwe en onbedreevene onderwyzen. Deeze bepaalde dertig jaaren alsdan verstreeken zynde, warenze van haar verbandt ontslagen en mogten trouwen, 't welk echter zelden geschiedde, naardien men zodanig een huwelyk ongelukkig achtte. De oudste onder haar was Virgo Maxima genoemt, die den voorrang hebbende, als Voorstanderesse aangezien wierd. Der Vestalen ampt en verrichting bestond van Vestâs gewyde vuur onlesbaar te onderhouden; indien by ongeval dit verwaarloost of uitging, hield men 't voor een rampteken, en 't mogt ook niet door eenig menschelyk toedoen weder ontstoken worden, dan alleen door middel van de Zon: maar was het vuur door onachtzaamheit uitgegaan, wierd de Verwaarlooster door den Opperpriester strengelyk gegeesselt. Haar werk was mede dagelyks te offeren, en vooral moesten zy haare kuischheit rein bewaren. Indien nochtans imandt onder haar van hoerery wierd overtuigt, doemde men haar om levendig gedolven te worden.
Voor deeze haare verrichting bezaten ze verscheidene Voorrechten. I. Zy vermogten, schoon haare Ouders noch leefden en zy onmondig waren, een Testament maaken. II. Zy genoten de zelfde vryheit gelyk de vrouwen. III. In 't uitgaan gingen haar de Lictores voor. IV. Wanneer een Misdader stond gestraft te worden, en haar bygeval ontmoette, wierd hy vrygegeeven en ontslagen. V. In Schouspelen bekleedden zy de voornaamste plaats, en VI. zy mogten op Wagens ryden enz. Zy stonden by den volke in zodanig een achting, voornaamentlyk de oudsten onder haar Maagdelyk Genoodschap, dat zelfs voornaame Lieden haar ongemeen vertrouwden. Haare kleedaadje was wit en purper gestreept. Haar onderhoudt genooten ze uit 's Lands kasse, behalven dat ze noch eenige Akkers tot haar gebruik hadden. Plutar. Lipsius de Vesta & Vestal. Guther. de Veteri jure Pitiscus &c. en zie wat we in de Aanmerking van de Vestalen gezegt hebben; Abbadie Triomferende Godtsdienst &c. I. Deel. Pag. 349. 350. 351.
-
voetnoot(a)
- Zie Du Choul van den Godtsdienst der aloude Romeinen.
-
voetnoot(b)
- Haar gelofte duurde (als zoo even is gezegt) niet langer dan 30 Jaaren, waarna zy mogten trouwen.
-
margenoot+
- Hoedanig een Abdis word voorgestelt, en met welk een plechtigheit dit geschied.
-
voetnoot(c)
- Zie de derde Verbeelding van 't Afbeeldzel Pag. 137. Deeze Ceremonie heeft plaats, wanneer de Abdis noch geen Kloosterzuster is.
-
margenoot+
- Als ook hoe de Kloosterzusters aanneemelyk zyn, en wat zy moeten onderworpen wezen.
-
voetnoot(d)
- De Artsen eigenen verscheiden quaalen toe aan de overmatige ingetogenheit. Men merkt mede aan, dat Dochters onder 't juk van haaren Maagdom oud geworden, gemeenlyk halstarrig, quaadspreekende, van een quaden aart en een ongemakkelyke en heer zuchtige Godtsdienstigheit zyn.
-
voetnoot(e)
-
Inquirit ipsas de integritate carnis. Pontif. Roman.
-
margenoot+
- Met welke Ceremonie deeze Kloosterinlyving geschied.
-
voetnoot(a)
- Zie de vierde Verbeelding van 't Afbeeldzel Pag. 137.
-
voetnoot(b)
-
In cantu, dicens, venite. Virgines respondent, & nunc sequimur. Het allereerst naderen ze tot in den ingang van 't Koor; ten tweeden, tot in 't midden; en ten derden tot aan 't Presbyterium. Zy knielen voor den Bisschop, buigen het hoofdt ter aarde, en vervolgens opstaande, zingen ze dit vers: Ontfang my, Heere, volgens uw heilig woordt.
-
voetnoot†
- Zie de nevens gevoegde Afbeelding, in 6 verbeeldingen afgebeeldt; waar van de eerste verbeeldt, hoe de Bisschop den ring aan de nieuwe ingewyde Kloosterzusters geeft; de tweede, hoe men de nieuwe Kloosterzusters bekranst; de derde, hoe men de Kerkban voorleest; de vierde, hoe de Kloosterzusters de Waschkaerssen aanbieden; de vyfde, hoe de Kloosterzusters de Communie ontfangen; en de zesde, hoe men haar het Brevier-Boek over geeft.
-
voetnoot*
- Zie de zesde Verbeelding van 't Afbeelzel Pag. 137.
-
voetnoot‡
- Zie de eerste Verbeelding van het bygevoegde Afbeeldzel.
-
voetnoot(d)
-
Desponso te Jesu Christo filio summi Patris, qui te illaesam custodiat.
-
voetnoot(e)
-
Veni sponsa Christi &c. Kom gy Bruidt van Jesus Christus, ontfang de Kroon enz. In de eerste eeuwen der Kerke kroonde men die Maagden gestorven waren. Dit gebruik houd in verscheiden Christen Landen noch stant.
-
voetnoot(f)
- De verplichting der gelofte van de kuischheit te bewaaren is niet nieuw. Men stemt deeze zoo algemeene gedachte toe, in alle Godtsdiensten verspreid, dat het geen eens aan Godt toegewyt is, nooit aan geen eenig mensch mag toege-eigent worden. Het vierde Concilie van Carthago verbood de Communie aan Weduwen, en wat meer is aan jonge Weduwen, die, nadat ze zich aan Godt hadden opgeoffert en het geestelyk kleedt aangenomen, zich van het Geestelyk Huwelyk ontsloegen, en weder (ad nuptias seculares) in het tydelyk Huwelyk overgingen.
|