Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXXII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 79]
| |
zelve tafel een schaer, een mes, een glas, en de Plechtgewaaden van den Prelaat. Rondom den Ontwyder houden zich zyne Bedienaars en den Waereldlyken Rechter van eenige Krygsknechten verzelt. Ook ziet men 'er een Beamptschryver en Wondheelder. Alle deeze dingen en persoonen zyn in de Ontwying noodig. Alsdan word de schuldige in zyn gewoon gewaadt voor den Paus gebragt, of voor deeze die hem in zodanig een gelegenheit verbeeldt: Vervolgens vertoonen de Klerken de Bisschoppelyke gewaaden voor den Ontwyder, die bekleedt is met het Priesterlyk Hoofdtdekzel, de Albe, de Gordel, de Stool, het rood Pluviaal, en de enkele Myter op 't hoofdt hebbende. De Ontwyder maakt een aanvang met een aanspraak tot het aanschouwende Volk deezer Ceremonie, om hun het onderwerp van de Ontwying te kennen te geeven. Daarna verkondigt hy het vonnis tegen deezen die ontwyt worden zal, waar na hy het geding tot de uitvoering van 't gewysde in 't werk stelt; zeggende: Ik beroove u van den Bisschoppelyken Myter die gy bezoedelt hebt, waarmede hy den te ontwyden Bisschop de Myter afneemt. Geeft het Euangeli, voegt hy 'er by, wanneer men het in hande van den Ontwyeling stelt, naardien gy u onwaardig gemaakt hebt het te prediken. In 't afneemen van den Bisschoppelyken Ring, zegt men hem dat hy de Kerk, die Godts Bruidt is, verontwaardigt heeft. Onnoodig is 't ons over alle de zaaken uit te breiden, die in de kentekenen van de Bisschoppelyke waardigheit bestaan. Nadat men hem van alle de Bisschoppelyke gewaaden berooft heeft, schraapt de Ontwyder met een mes of een stuk glas de vingers van den Ontwyeling af, zeggende, dat hem het vermogen van in te wyen, te zegenen en te heiligen benomen word: hy schrabt ook op de zelve wyze de kruinscheering weg. De Lezer zal mede genoeg begrypen dat de Kelk, het Kelkdekzel, de Hostie, het water en den wyn enz. met de zelfde Plechtigheit den geenen ontnomen word, die het ongeluk heeft van ontwyt te worden. Eindelyk, wanneer de Ontwying niet dan over een Klerk geschieden zal, begint de Ontwyder met den geschooren kruin door een schaer te laten weg snyden, scheerende den Baardscheerder de Hoofdthairen van den Ontwyden weg; Terwyl men hem zegt: dat hy buiten des Heeren erfdeel als een onwaardigen zoon gestooten worde; dat hy de Kroone verbeurt heeft, die het merkteken van het Koninglyk Priesterschap is, door zyne onbehoorlyke bestiering veroorzaakt. Daarna stelt men hem in de macht van den waereldlyken arm: maar de Ontwyder verzoekt teffens dat de tydelyke Rechter hem barmhartiglyk handele, naardien de Kerk een afkeer van 't bloedt te storten heeft. Dit gebruik komt met den zin van 't Euangeli overeen: maar de Kerkelyken maaken 'er veelvuldige uitzonderingen van. Wy zullen hier tot een voorbeeldt aanhaalenGa naar margenoot+ de Ontwying van den beruchten Jan Hus.Ga naar voetnoot(a) Men bekleedde hem met alle de Priesterlyke Gewaaden; men gaf hem een Kelk, als of hy de Mis stondt te doen ---. Vervolgens beroofde men hem van alle zyne kleedaadjes den een na den anderen, uitspreekende over ieder der zelven eenige woorden van vervloeking: - - - Maar men stondt in twyffel of men hem het kruinteken met een scheermes of schaer wegscheeren zoude. De schaer had dan eindelyk voor 't scheermes den voorrang; men sneed hem de hairen kruislings weg, overzulks 'er geen bewys van de kruin meer overbleef, en men wies de scheering af om te beter het kruinteken uit te wisschen. In een zodanige Ontwying, voegt 'er de aangehaalde Schryver beneden de bladzyde by, na het Geestelyk recht te hebben aangeweezen, stelt den Ontwyden Priester in den rang der Leeken, en schoon het dit onuitwisschelyk merktekenGa naar voetnoot(b) niet wegneemt, maakt het hem voor altoos onbevoegelyk de behandeling van 't Priesterschap waar te neemen. Men voegde 'er om de eer en naam by de Ontwying van Hus noch meer te bezoedelen, een papiere Myter by, met drie afschuuwelyke Duivels beschildert. Na dat men hem deeze schandelyke Myter had op het hoofdt gezet, offerden de Prelaten van de Ontwying of getuigen van de zelve, zyne ziele aan alle de Duivelen op. Eindelyk de Kerk zich van hem ontslaande: vetklaarde hem voor een Leek, en leeverde hem in de macht van den Waereldlyken Rechter. Nu word vereischt dat we van de GeestelykeGa naar margenoot+ goederen gewag maaken, waarvan den geenen berooft worden die onder den Grooten Kerkban zyn. Daar zyn 'er zeven; I. De Deelhebbing aan de openbaare gebeden die de Kerk voor de Gelovigen doet: waar van den in den Ban geslagenen niet berooft worden dan met zekere bepalingen die men in de Kerkgewoonte BoekenGa naar voetnoot(c) vind; II. het recht van de Sakramenten uit te deelen | |
[pagina 80]
| |
en te ontfangen; III. het recht de Goddelyke Diensten by te woonen. Indien de Priester een in den Ban verklaarden geduurende den Dienst ziet in de Kerk komen, moet hy hem bevelen te vertrekken; zoo hy de Mis reeds begonnen heeft, moet hy met den Dienst zoo lang ophouden tot dat den Banneling vertrokken zy, en weigert hy te vertrekken, moet de Priester de Priesterlyke kleederen afleggen, en de Mis staken: maar indien de Canon van de Mis begonnen is, moet hy die vervolgen tot aan de Communie, en vervolgens zich naar de Sakristy begeeven, om die daar te eindigen. Verder kan men zien 't geen het Kerkgewoonte Boek van Alet over deeze gewigtige Stoffe schryft. Wat de Vermaaningen en Lessen van onderwys aangaat, die mogen en moeten den in den Ban geslagenen bywoonen: maar onder deeze voorwaarde, dat ze onder des geen gemeenschap met eenig ander Christen mogen hebben, bezorgt zynde, dat de Gemeenschap van den Gelovige met den Banneling de eerste niet bederve: overzulks word dan vereischt dat de in den Ban geslagenen afgezondert zy, of ten minsten t'eenemaal van andere Christenen gescheiden. Zonder dat zoude hy niet van 't IVde. Geestelyk goedt berooft worden, 't welk bestaatGa naar voetnoot(a) in de uitsluiting der gewoone verkeering, de gemeene gebeden, (te weeten, van 't voorrecht met iemandt der Gelovigen te bidden wie het ook zy) de Burgerlyken omgang en alle eerlyke gezelschappen die men onderling onderhoudt; noch van eenig vermaak met andere Gelovigen onder een zelvig dak te mogen bywoonen, met hun eenigen handel te dryven en te arbeiden: en eindelyk is 't verboden met een Banneling te eeten of ook by hem te slaapen. Nochtans zyn 'er gevallen waarin men met hun gemeenschap hebben mag; dit vind men in een enkel Latyns vaersGa naar voetnoot(b) uitgedrukt, 't welk wy hier verklaaren zullen: Men mag met een in den Ban-geslagenen verkeeren om hem te onderwyzen in zyne verplichtingen, en hem tot zynen plicht aan te maanen: het woordt Lex drukt alle de echtelyke plichten uit, waarvan men wegens den Kerkban niet ontzegt word; het woordt Humile betekent de verplichting der Kinderen en Dienaaren, die door den Kerkban moet ongeschonden blyven. Wanneer men met een Banneling, zonder dat men 't weet, gemeenschap houd, alsdan is men niet schuldig. Eindelyk gedoogt mede de noodzaakelykheit waarin men is, of waarin men zich gewikkelt ziet, met den in den Ban geslagenen persoonen om te gaan. Deeze uitzondering breid zich nu verre genoeg uit, want geen Roomsgezinde is 'er die wygeren zal met een Ketter eenigen handel te dryven, en nochtans weet men dat de Ketters door den Paus in den Kerk - en Vloek-Ban zyn gedaan: men weet mede dat de Kerk hen van alle de Geestelyke goederen en hulp berooft en ontzegt. Deeze toelaating van gemeenschap is een uitwerkzel van de noodzaaklykheit der tyden geworden: want de Kerkban had veel meerder kracht toen de Kerk alle de Koningryken noch niet onder haar gezag verlooren had, die Luther en Calvyn zedert twee eeuwen haar onttrokken hebben. Het Vde. Geestelyk goedt, waar van den geenen, die de Kerk in den Grooten Ban geslagen heeft, berooft is, bestaat hier in, van in geen Heilige of Gewyde Aarde te mogen begraaven worden; het VIde. van geen lydelyke noch werklyke stem in Ampten en Kerkelyke Waardigheden te mogen hebben, te weeten, dat men niet verkiezen mag noch verkooren worden; het VIIde. en laatste Geestelyk goedt is de oeffening van 't Geestelyk Rechtsgebiedt, en van 't vermogen van rechtshandhaving voor de Kerkelyke Rechters. De strengheit der Kerke tegen den inGa naar margenoot+ den Ban geslagenen is op veele plaatsenGa naar voetnoot(c) van 't Nieuwe Testament gegrondt. Wat de Kleine Kerkban aangaat, die berooft de lydelyke meededeeling der Sakramenten, en het recht van te mogen verkooren worden of in eenig Ampt te worden aangestelt, of eenige Kerklyke Waerdigheit te bedienen. Behalven dat gebruikt de Kerk noch eenige andere middelen om de Gelovigen in hun plicht te behouden: 't zal genoeg zyn hier van een beschryving uit het Kerkgewoonte Boek van Alet getrokken, te doen. Het Monitorie is een bevel of gebodt, 't welk de Kerk aan haare kinderen geeft, om by straffe van den Kerkban te openbaaren, 't geen zy wegens een gewigtige zaak weeten, die noodig is dat men 'er kennisse van neeme. Het Monitorie word van den Kerkban in | |
[pagina 81]
| |
zaaken van ongehoorzamheit gevolgt. De Suspensie berooft een Kerkelyke voor een zekeren tydt de waarneeming van zyn Ampt, nadat de Kerk hem aan eenige gewigtige misdaadt schuldig bevind. Het Interdikt of Verbodt is een Kerkelyk Gewysde, waar door de Kerk het gebruik der Sakramenten verbiedt, insgelyks de Goddelyke Diensten in 't openbaar, als ook de Kerkelyke begraafplaats, voor eenige misdaadt van belang enz. Daar is een plaatselyk, persoonelyk en een tweezins vermengt Interdikt, 't welk op Persoonen of Plaatsen valt. De Cessatio à Divinis of Ophouding in 't Goddelyke, is, wanneer men om eenige verongelyking of merkwaardige ongehoorzaamheit aan de Kerk beweezen, alle de Goddelyke Diensten en de bediening der Sakramenten doet ophouden, en zelfs de Gelovigen van de Kerkelyke Begravinge berooft. Het onderscheidt tusschen 't Interdikt met de Cessatie, is, dat men geduurende het Interdikt met gesloten deure de Goddelyke Diensten in de Kerken doen mag, die niet uitdrukkelyk verboden zyn, en zelfs opentlyk op zekere plechtelyke dagen van 't jaar: maar in de Cessatie mag men geen Dienst doen, 't word alleen gedoogt, om de Gewyde Hostiën te vernieuwen, ieder week een laage Mis met gesloten deure in de Kerspelkerken te doen, en zulks zonder klokluiden, zonder te gedoogen dat niet meer dan een of twee persoonen hem ten dienst zyn. Wat meer is, men mag geduurende de Cessatie den Doop bedienen, insgelyks het Vormzel en de Bicht den geenen die 't begeeren, indien zy in geen Kerkban zyn of onder 't verbodt staan. Ook mag het laatste Kerk-recht bedient worden: maar zonder de redenvoeringen noch de Gebeden die voor en na deeze bediening moeten gezegt worden. De Cessatie strekt zich t'eenemaal over een Bisdom, Stadt, Dorp of over een of veele byzondere Kerken uit. De Irregulariteit of de weering der Monniksorde, is een gewettigde verhindering, waar door men onbevoeglyk geoordeelt word de Heilige Orde t'ontfangen, of die te oeffenen wanneer men zeGa naar margenoot+ ontfangen heeft. Dit word in 't werk gestelt by gebrek van verstandt, by mangel des lichaams, by gebrek van geboorte, by gebrek van aanzien, by gebrek van ouderdom, by mangel van verplichting, by ontbeering van 't Sakrament en gebrek van zachtzinnigheit. Een der gebreken van 't verstandt is een ongemeene onkunde; nochtans heeft men reden zulks aan zeer veele Kerspelpriesters te verwyten Eertyds waren 'er die zelfs in 't Latyn in Nomine Patris enz. niet wisten te zeggen, wanneer zy genoodzaakt waren den Doop te bedienen. De Verantwoording voor Herodoot zou ons zeer vermaakelyke Voorbeelden deezer onkunde konnen verschaffen: maar de Schryver is, vermits hy een Kalvinist zy, verwerpelyk. 't Zal genoeg zyn ter voldoening van den Lezer eenGa naar voetnoot(a) Puntdicht door een Katholyk Dichter opgestelt, by te brengen. Wat de gebreken des Lichaams aangaat, men zou byna zeggen zonder aan een wonderspreuk geloof te geeven, dat het noodiger is dit te vermyden dan het gebrek van verstandt. Weinige Gelovigen zullen met stichting een Priester aanzien die mismaakt van lichaam is, eenoogig of verminkt, vooral in het gezicht, de Kerkelyke Bedieningen waarneemende. Indien 't mogelyk was hem eenigen tydt te dulden, zoude deeze gedoogzaamheit des Volks nieuwsgierigheit verplicht zyn, en mogelyk geschiedde het alleen om hem te zien en te be- | |
[pagina 82]
| |
schimpen, wegens zyne gebreken en om zich in zyne gedaante te vermaaken. Maar wie is 't ook die ter deezer gelegenheit de zwakheit van 's menschen vernust onkundig is? Boven al heeft Godt zelf onder her Jodendom de mismaakte en verminkte Priesters verworpen: rechtmatig is 't dat de Christenen een orde volgen, die de waerdigheit van 't Priesterdom bewaarende, den menschen toont dat Godt volstrekt volmaakt zynde, mede Bedienaars alzoo volmaakt begeert, als de menschelyke natuur voortbrengen kan. De Katholyke Kerk neemt deezen regel naaukeurig genoeg in acht: maar 't is 'er ver af dat de gezintheit van Calvyn, dit met zulk een naaukeurigheit in acht neemt; een beroemdt Schryver heeft in een uitmuntend werkGa naar voetnoot(a) noodig geoordeelt, over de keur van Predikanten te klaagen. Deeze van die Gezindheit zyn 't alleen, die zich niet zeer vergaapen aan Predikanten van een aangenaam en goed gelaat, die veel beter door hunne uitwendige welspreekenheit en door de uitgebreidenheit van inbeelding prediken, met een schoon gelaat verzelt, dan door de geregeldheit des levens en de onaankleeving der waereldtsgezindheit: maar hoe 't ook zy, zy ontfangen en wyen in, den geenen die lichaamelyke hoedanigheden hebben, t'eenemaal tegenstrydig met de gaven waar van wy gewag maaken. Laat ons liever van deeze buitenreden afzien. De Roomsche Kerk sluit de Onechtelingen of Bastarden buiten de Gewyde Orden: nochtans gaat deezen regel niet altoos door, en men neemt ze in onze dagen aan, die openbaarlyk voor zodanigen bekent waren. De gebreken van Aanzien, Ouderdom en Zachtzinnigheit baaren niet min uitzonderingen. Zy zyn genoeg bekent overzulks het onnoodig is voorbeelden by te brengen. Ga naar margenoot+ Het Gewoonte Boek van Alet leert ons, hoe men de verwyzing of uitsluiting niet gebruiken moet, om de schadelyke dieren voor de Landtvruchten uit te rooijen, als Ratten, Rupsen, Sprinkhanen enz. De Kerk bedient zich van Bezweeringen, Wywater en eenige gebeden ten dien einde ingestelt. Noch bericht dit Gewoonte Boek, dat de Kerspelpriester of Stedehouder moet bericht aan den Bisschop geeven van de schaade door het ongedierte aan de Landvruchten in zyne Kerspel veroorzaakt, en alsdan, indien 't de Bisschop noodig oordeelt, gebruikt men eenige gebeden tegen dit ongedierte. De Kerspel-Priester plaatst zich dan op een verheven plaats in 't veldt, alwaar deeze Dieren de meeste schaade toebrengen; hy bekleedt zich met zyn Koorkleedt en de violette Stool; hy heeft aan zyne rechter zyde een Klerk die het Wywaters-vat met de Wyquast draagt. Van deeze verheven plaats doet de Priester, na een teken van 't Kruis, de geordende gebeden, waar na hy het veldt met Wywater besprengt en dit driewerf kruisgewys achtervolgt. Alhoewel deeze strafpleging en den Ban tegen het schaadelyk gedierte verboden is, slaat menGa naar voetnoot(b) nochtans op veele plaatsen de Sprinkhanen met den Ban, en wy moeten over dit onderwerp niet vergeeten by te brengen, het boertachtig vonnis van 't Bisschoppelyk Rechtsgebiedt van Trojes in 't jaar 1516. tegen de Rupsen van 't Bisdom deezer Stadt uitgesprooken: De Bisschoppelyke Rechter vermaande de Rupzen ernstelyk in den tydt van zes dagen te moeten vertrekken, of by foute van dien zoudenze vervloekt verklaart worden, gelyk men den in den Vloekban geslagenen doet. Leonard Vair is 'tGa naar voetnoot(c) die mede van zodanig een manierGa naar margenoot+ van Ongedierte te verdryven spreekt. ‘Op eenige plaatsen, zegt hy, verkiest men, om de Sprinkhanen te verdryven en andere schadelyke Gediertens, een zekere Bezweerder voor Rechter, voor wien men twee Pleitbezorgers aanstelt, waarvan de een de party van 't Volk bedient, en den anderen de zyde van 't Ongedierte ten dienste staat. De Pleitbezorger van 't Volk eischt recht tegen de Sprinkhanen en Rupzen, om de zelve ten velde uit te dryven. De andere verdeedigt zyn party - - - en eindelyk op alle Ceremoniën acht gegeeven hebbende, wyst men het vonnis van den Ban tegen het Ongedierte, indien het niet binnen een zekeren tydt vertrek.’ Dit Rechtsgeding schynt ons zoo plechtelyk noch bygevolg zoo aanmerklyk niet, dan dit van 't Bisschoppelyk Rechtsgebied van Trojes: Maar wat zullen we van St. Bernard zeggen, die, om de Muggen te verjaagen, die de Gelovigen van een Kerk vervolgden door hem in 't Bisdom van Laon gesticht, verklaarde dat hy ze met den Ban sloeg? Om een rechtzinnige zin in deeze uitdrukking te vinden, moet men gelooven dat de Heilig door den Ban verstondt, de gebeden der Kerke volgens de voorschriften en in gebruik zynde Plechtigheden ter deezer gelegenheitGa naar margenoot+ uitgesproken. Men vind by de aloude en hedendaagsche Heidenen verscheiden manieren van de schadelyke Gediertens te bezweeren, dit kan wel gelegenheit ge- | |
[pagina 83]
| |
geeven hebben tot diergelyke verachtelyke gebruiken, die by ongeval op eenige plaatsen van 't Christendom ingeslopen zyn, en voornamentlyk by die geen die op plaatsen leeven, alwaar het zeer moeielyk valt zich uit zoo een grove onkunde te ontwarren. De bezweeringen der PsyllesGa naar voetnoot*, ThessaliersGa naar voetnoot†, en TelchinenGa naar voetnoot‡ zyn bekent; ook is men die der hedendaagsche Indianen niet onkundig. |
|