Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijIII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 14]
| |
overschot deezer aloude wyze van treurigheit, waar van zeer dikmaals in de Boeken des Ouden Testaments gesproken word. 't Is mede een Afbeeldzel, (doch waarlyk zwak van nadruk) van de aloude openbaare Boetoeftening, terwyl een Boeteling van de Vergadering der Christenen afgescheiden bleef en zich aan de Kerkdeur in den zak en assche vertoonde. De Assche die in de Plechtigheit van den eersten dag van de Vaste dient, moet van OlyftakkenGa naar voetnoot(a) of van andere boomen zyn, in 't voorgaande jaar gezegent. De Sakristyn bereid deeze Asch, plaatst ze in een klein vaas op 't Autaar, ter zyden van 't Epistel, waarna de Dienstdoende Priester de Asch zegent, en ten dien einde steekt men de Waschkaersten op het Autaar op; de Celebrant, nevens zyne Klerken en Akolyten bekleeden zich met de Kerksieraaden overeenkomende met de viering van de Ceremonie, terwyl het Koor met het zingen van de NonesGa naar voetnoot(b) een einde maakt; waar na de Dienstdoende Priester of Bisschop van den Wierrookvatdrager voorgegaan, en zyne andere Bedienaren, op den voet van het Autaar klimt, het kust en een Gebedt doet, zich een weinig naar de Asch wendende. Vervolgens maakt hy het teken van 't Kruis over de Asch en bewierrookt ze, na dit gedaane kruisteken. De bewierrooking geëindigt zynde, nadert de Celebrant, met den Diaken die de Assche draagt, aan zyne zyde hebbende, en zyn Onderdiaken, voor 't midden van 't Autaar, en keert zich naar de Vergadering. Alsdan gaat de aanzienlykste van de Geestelykheit der Kerke, alwaar de Plechtigheit van den Aschdag verricht worden zal, naar het Autaar en maakt met de Asch een Kruis voor 't voorhoofdt van den Celebrant, zeggende; Memento Homo quia pulvis eos &c. dat is: gedenkt ô mensch, dat gy niet dan stof en assche zyt, enz. Nadat dan de Celebrant de Asch genoten heeft, geeft hy ze op gelyke wyze aan zyne Bedienaren, aan de gansche Geestelykheit en eindelyk aan 't volkGa naar voetnoot*. De Vrouwen zoo wel als de Mannen ontfangen ze mede voor hun voorhoofdt. Een Bisschop ontfangt de Asch zittendeGa naar margenoot+ en ongemytert van den Kanonik, die deeze bediening waarneemt; waarna de Prelaat zynen Myter weder op zet, en een wit laken voorgedaan hebbende, geeft hy insgelyks de Asch aan den Dienstdoenden Kanonik, die zich voor hem buigt.Ga naar voetnoot(c) De Bisschop geeft de Asch aan den geenen die de Hoogste Waardigheit bekleeden, als den Aartsbisschop of Patriarch. De Vorsten, Afgezanten en aanzienelyke Personaadjes ontfangen de Aschtekening niet dan na de Kanoniken. De Kanoniken en die van de Hoogste Waardigheit ontfangenze gebogen zynde; maar de andere Geestelyken en Leeken genieten ze geknielt. De Paus ontfangt de Asch van den Dienstdoenden Kardinaal,Ga naar voetnoot(d) die voor hem de woorden van Memento &c. niet uitspreekt: maar hy buigt zich en staat overend, wanneer zyne Heiligheit hem de Asch geeft. Indien de Keizer deeze ootmoedige plechtigheit bywoonde, zou hy de Asch niet dan na alle de Kardinalen mogen ontfangen; want de Kerkelyke Vorsten zyn boven de Vorsten der Waereldt gestelt. |
|