Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
(1727)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
B. Picart sculp. dir. 1724.
| |
[Eerste stuk]
| |
[pagina 4]
| |
sten en Kerkzeden in 't algemeen oorspronkelyk uit het Heidendom zyn, en zie hoe hy zich over het onderwerp der Feestdagen uitdrukt: ‘Om de zielen der Heidenen tot de Zaligheit van Jesus Christus over te brengen, verheugden zich de Christenen in de plaats van de PervigiliaGa naar voetnoot* en LectisterniaGa naar voetnoot† der Heidenen, op de Voorfeesten en Jaarlyksche Feestdagen hunner Martelaren, en om te toonen dat zy zorg voor de belangen en 't algemeen welvaaren droegen, vierde men in stede der FebruaGa naar voetnoot‡, VinaliaGa naar voetnoot§, AmbarvaliaGa naar voetnoot*, RobigaliaGa naar voetnoot†, 't welk mede Gebedetyden der Heidenen waren, Vrouwlichtmis en Toortsfeesten; en in tyden van bekommernis.... deed men Processiën, hield Kruisdagen en zeide Litaniën (te weeten Smeekingen), insgelyks deed men NudipedaliaGa naar voetnoot‡, (dit waren Processiën en Bevaarten blootvoets gedaan) en men noemde in de plaats van Jupiter, den Heere Jesus Christus: 't geen niet geschiedde om het Heidendom te verdeedigen, maar voorzichtiglyk te ondermynen, zulks dit als een tegenmuur verstrekte, om de verwytingen af te keeren, die de Heidenen den Christenen deeden,..... men ziet by de Geschriften van dien tydt, dat men geene middelen spaarden om de menschen tot Jesus Christus over te brengen.’ In alle deeze behandelingen hebben de Christenen onze Voorouders Godt zelf nagevolgt, die den Egiptenaren niet verontwaardigde van hun een gedeelte der Plechtigheden van den Joodschen Godtsdienst te ontleenen. Dit is geen navolging die gebrekkelyk is; maar het misbruik, het belang en de gierigheit der Piesteren, die allenks den vryen teugel gaven, aan deeze uitwendige en uitterlyke Godtsdienstigheit, die ons onder den naam van Plechtigheden is bekent. De Kerk heeft beweegbaare, dubbeleGa naar voetnoot(a),Ga naar margenoot+ halfdubbele en enkele Feestdagen. Eenige zyn van de eersteGa naar voetnoot(b) en andere van de tweede soort. Men onderdeelt ze noch: maar wy laaten het overige van dit geestelyk verhaal berusten, 't welk niet dan den geenen dienen kan die het Brevierboek toegewyt zyn. Genoeg is 't den Lezer te kennen te geeven, dat de min of meer plechtigheit het voornaamste onderscheid der Ordens maakt. Men versiert de Kerk, men schikt het Autaar op, volgens de plechtigheit van den dag, en indien 't geoorloft is te zeggen, volgens den rang die den Heilig in de Kerk bekleedt. Op dubbele FeestenGa naar voetnoot(c) vieren de Bisschop, en de Paus zelfs den Dienst in de Hoofdtkerk; maar de Abt, de Prior of de Deken | |
[pagina 5]
| |
van 't Kapittel in deGa naar voetnoot(a) Kanonikale Kerken. De Kerkgewoonte Boeken van Italië geeven ons te kennen, dat men op zodanige plechtelyke dagen de Kerken moet behangen en met schoone en heilige Afbeeldzels der Gelovigen versieren, die de Kerk voor Heiligen erkent. De deuren der Kerken moeten met loofsieraden opgeschikt zyn, en het Beeldt van den Heilig, indien 't van een Heilig is wiens Feest men viert, moet met bloemen versiert zyn. Ook moeten 'er de Kerken mede bestrooit wezen. Laat ons onderstellen, dat de Gelovigen op deeze plechtelyke dagen een ootmoedigheit toebrengen geëvenmatigd naar de prachtige uitwendigheit. De Kerk zal hun geduurende deeze Heilige dagen openstaan. De Waschkaerssen zullen op 't Autaar branden, de Plechtgewaaden van den Dienstdoenden Bisschop zullen mede zoo kostelyk zyn, als mogelyk zy, de Waschkaerssen van 't Hoog Autaar zullen grooter zyn, en de Kerspelbuurt zal haaren yver betoonen geëvenmatigd naar haar vermogen. Wanneer men zichGa naar voetnoot(b) om het Feest van den naamvoerenden Heilig te vieren vervaerdigt, of van den Heilig tot Patroon van de plaats verkooren; moet men op de Torens de standaart van deezen Heilig met zyn Afbeeldzel planten, en de klokken ter zyner eeren luiden. In eenige plaatsenGa naar voetnoot(c) ontsteekt men ter liefde van den Heilig 's avonds te vooren en op den dag van 't Feest Illuminatiën. De Priesters moeten van veele onderscheidingen kundig zyn, waar mede de Waereldlyken zich zeer weinig bemoeien. De Godtsdiensteling die een Feest viert, kan onberispelyk onkundig zyn van het onderscheidt van den dubbelen of halfdubbelen Dienst. Of het Feest van de eerste of tweede onderscheiding zy, dubbel van de eerste of halfdubbel van de derde orde; zyne Godtsdienstigheit moet 'er niet te min oprecht om zyn, noch te min yverig. De Dienst van den Heilig is dubbel of halfdubbel, volgens de plechtelykheit die 'er word vereischt: by voorbeeldt, de verplaatsing van zyn lichaam vereischt een dubbele Dienst, indien den Heilig een Heilig van gezag is, te weeten, een Bescherm-Heilig van een Staat of Stadt, enz. zoo men des Heiligen Lichaam geheel bezit, zal den Dienst dubbel van de tweede onderscheiding zyn; insgelyks zal den DienstGa naar voetnoot(d) dubbel zyn, zoo men zyn arm of een been heeft, of eenig ander diergelyk overblyfzel. Ten minsten zal het halfdubbel zyn: maar zoo de HeiligGa naar voetnoot(e) van geen groot aanzien is, en zyne Reliquiën van weinig belang, moet den Dienst, die men ter zyner eere doen zal, enkel en eenvoudig wezen. Dit nu zyn zaaken waar van de Gelovigen zonder benadeeling van hunne Zaligheit konnen onkundig zyn. Zy mogen geen oordeelaars over deeze zaaken wezen. Mogelyk zal het aldus van den Priester niet begreepen worden. De groote Feesten hebben een OctaafGa naar voetnoot*.Ga naar margenoot+ Deeze gewoonte is uit het Jodendom oorspronkelyk: want de aloude Jooden vierden agt dagenGa naar voetnoot(f) hunne Plechtelyke Feesten en de hedendaagsche doen nu insgelyks. Octaaf is dan een Feestdag en de zeven volgende dagen; alhoewel men byzonderlyk de laatste van de agtdagen Octaaf noemt, die met den plechtelyken dag van het Feest overeenkomt. De Kerkgewoonte Boeken geeven ons te kennen,Ga naar voetnoot(g) dat wanneer twee Octaven elkander ontmoeten, de uitstekenste de plaats inneemt; in deezer voegen nochtans, dat men de gedachtenisse van den Heilig bewaart, waar van den Octaaf moest afstant doen. Dus is 't mede dat de Octaaf van St. Jan den Dooper voor deezen van 't H. Sakrament wyken moet, wanneer die elkander ontmoeten: maar zoo de Octaaf van den BeschermheiligGa naar voetnoot(h) eeniger plaats, de Octaaf van een Heilig ontmoette, die in dit aardsch leven een Bisschop, Aartsbisschop of Kardinaal was geweest, tot wiens begunstiging zou men zich moeten schikken? De Prelaat zou voor den Beschermheilig de plaats inneemen; want dit word door de Gewoonte Boeken beslecht. De dag van den Kerkdienst neemt des a- | |
[pagina 6]
| |
vondts zynen aanvang: dit gebruik heeft mede by de Jooden plaats, die hunne dagtelling met der Zonnen ondergang beginnen. Dit nu is de oorsprongGa naar voetnoot(a) der Vespers en VigiliënGa naar voetnoot* zoo plechtelyk by de Kerke in gebruik, en die den aanvang der Feesten maaken. Ga naar margenoot+ De Leeraars der geheimenissen vertoonen de oorsprong der Vigiliën in de verwoesting, die den slaanden Engel onder de eerstgeboornen der Egiptenaren deed, en zeggen, dat men des nachts bidden moet, ‘opdat het zwaardt van 't Woordt Godts onzichtbaarlyk ons voor by gaa, om te verwoesten de eerste werken, de eerstgeboornen onzer ongeregeldheit voor onze geestelyke wedergeboorte.’ Wy zullen ons over deeze schoone zaaken niet uitbreiden; wy zwygen van de Nachtloopen van den Demon en andere Geesten der duisternissen, als ook van de beweeging der driften, die gevoelbaarder in de duisternissen zyn, en maaken ook geen gewag van de geboorte des Heilandts in den stik duisteren nacht. Alle deeze redenen worden aangehaalt om den oorsprong en de geboorte der Vigiliën te bewyzen; maar zoo wy tot in den Hemel doordrongen, zouden wy 'er geene biddende en zingende Engelen des nachts vinden? en wie weet of de starrenGa naar voetnoot(b) geduurende de duisternissen geene soort van geheiligde eenstemmigheit hebben? Dat het ons gedoogt zy, in 't Heidendom de oudtheit der Vigiliën te zoeken, met de onzen overeenkomende. Zonder van de Feesten gewag te maaken die niet dan des nachts moesten geviert worden. De groote Feesten der Goden deezer Afgodendienaren begonnen alle doorGa naar voetnoot(c) Vigiliën. Die van het Feest van Venus duurden drie nachten, die van Ceres waren aanmerkelyk door haare ongebondenheit. Minerva had de plechtelykste by de aloude Egiptenaren; en om te toonen dat deeze Afgodendienaars mede hunne Vespers hadden, zal genoeg zyn dat we de Philosoof SenecaGa naar voetnoot(d) tot getuige neemen. Alle deeze Plechtigheden zyn door de Christenen ter eere van den waaren Godt geheiligt geworden. De Vigiliën door hun in gebruik, vereischen eenGa naar voetnoot(e) vasten en verootmoediging ter gedachtenisse van de verborgenheden van den Godtsdienst en van 't leven der Heiligen. Men meent dat ze sedert der Apostelen tyden in de Kerke zyn in gebruik gebragt. Zeker is 't dat ze zeer oudt zyn: maar niet te min waren ze toen van een klein getal, naardien de eerste Kerke niet dan het Kersfeest, Paasche, de Hemelvaart en 't Pinxterfeest vierde, vermits de meenigvuldigheit der Feesten niet is ingevoert, dan met den voorspoedigen staat van 't Christendom. Het gebruik van elkander HeilzaameGa naar margenoot+ Feesten te wensschen is onder de Christenen zeer oudt. Men had deeze gewoonte in de eerste tyden der Kerke, en men schreef zelfsGa naar voetnoot(f) brieven van Heilwensching op deeze plechtelyke dagen. De yver heiligde de geboorte deezer Godtvruchtige Instellingen; want toen wierden de Feesten met gebeden en oefteningen van Godtvruchtigheit doorgebragt. Dit was ook het oogmerk der geenen die de zelve instelden: maar ongevoeliglyk wierd men 'er van ontaardt. De Feesten wierden eerlang gelegentheden van ongebondenheit, en wraakbaare tydverquistingen. Het volk merkte ze als dagen aan tot leedigheit geschikt. Weinig menschen wyden ze tot een Geestelyk gebruik in, en ten minsten wierden ze door de ongodtsdienstigen tusschen Godt en de vermaakelykheden verdeelt. Het heeft in geene eeuwen ontbroken deeze ongebondenheden in te voeren. 't Schynt zelf dat de tyden van den Apostel PaulusGa naar voetnoot(g) van deeze misbruiken niet vry waren, waar tegen Hieronimus en de Conciliën drie of vier eeuwen na de geboorte van 't Christendom niet weinig uitgevaaren zyn. Dat men zich dan niet inbeelde dat de ontheiliging der Feesten een gedrag der laatste tyden is. Wy hebben 't reeds gezegt: men zou ongelyk hebben blindelings met een vooroordeel over de volmaaktheit onzer Voorouderen in genomen te zyn, en te gelooven, dat hunne eeuw aan Godt veel meer Uitverkoornen dan de onze uitgeleevert heeft. De menschen der verleedene eeuwen waren gelyk de hedendaagsche: maar de afgelegenheit waar in wy hen bevinden, laat ons niet toe hunne gebreken noch de wyze hunner handelingen aan te merken. Men viert in Italië zekere Feesten die wyGa naar margenoot+ te vergeefs in de Maandwyzer der Kerke zoeken zouden; maar die veelvuldig in de Dagwyzer der Minnaren deezes landts gevonden worden. Dit soort van Feesten heeft niet dan een glimp van Godtvruchtigheit, nademaal de grondt t'eenemaal | |
[pagina 7]
| |
waereldsch is. Een Minnaar die aan zyne Minaresse betuigen wil alles 't geen de vryery het meest van waarde acht, maakt van haar de Afgodin zyner Godtdienstigheit. Hy laat de Vesper en de Mis ter eere deezer Afgodinne zingen. Hy laat in een Kerk op de plechtelykste wyze als doenelyk is, het Feest der Heilige vieren, waar van zyne Minnares den naam voert. Hy voegt zich dikmaals by partyën deezer natuur onder vyf of zes aanzienlyke Edellieden, die, zonder de Dag van de Heilige af te wachten, hem door een statige Godtvruchtigheit voorkomen, waar van de Heilige niet dan den naam heeft, naardien de eigentlyke huldiging voor de Minnaressen deezer Edellie den is. De Kerk is nochtans versiert volgens de waardigheit van die, die geheiligt is: maar men beschikt het in diervoegen, dat al het sieraadt ten minsten zoo veel opzicht op de Heilige van den Minnaar heeft, dan op de Kerke Godts Deeze vreemde of liever, indien men 't zeggen mag, ongodtsdienstige Godtvruchtigheit, is vermengt met tusschenvallenGa naar voetnoot(a) die de Deugdt der Italiaansche Juffers niet veel eer byzet, al men haar op de deeze wyze eeren wil. De Casuisten of Verklaarders der Geweetens van de Roomsche Kerke, min streng dan de Joodsche Leeraars, gedoogen des Zondags en op Feestdagen zekeren arbeidt te doen, 't welk de Jooden nooit toestaan, hoe verplichtbaar dat ze schynen. Wy zullen geen zwarigheit maaken des Zondags de handen aan 't werk te slaan,Ga naar voetnoot(b) wanneer den uitstel nadeelig en gevaarlyk schynt: maar in 't algemeen moet men deeze dagen door Geestelyke werken heiligen, en zich van der handen arbeidt onthouden, 't welk, volgens de besluiten der Roomsche Geleerden, de Christenen in een doodelyke zonde vervallen doet. Laat ons overgaan tot de orde derGa naar margenoot+ Feesten, en deeze beschryven die een byzondere opmerking vereisschen, volgens de orde van de Maandt- en Dagwyzer die ons een SchryverGa naar voetnoot(c) verschaft, en de Beschryving van 't Hedendaagsch Rome beschreeven heeft. Deeze Maandt- en Dagwyzer kan men met recht voor alle anderen goed keuren, nademaal Rome de Hoofdstadt van 't Christendom mag worden genoemt. Wy zullen door deeze Maandt- en Dagwyzer zien, dat 'er niet eenen dag in 't jaar verschynt of deeze Heilige Stadt word door Feesten en Kerkbezoekingen geheiligt; dat de onuitputtelyke Schatkamer der Aflaten altoos den Gelovigen geopent is, en hun onophoudelyk stoffe verschaft, waarmede de muurbreuk herstelt word, door den Satan in haare sterkte aangetast; dat de Roomsche Geestelykheit zich altoos in staat stelt zyne werken te ondermynen. Eveneens als den Gerechten mensch waarvan de Koninglyke Profeet zegt, dat hy zevenmaal op een dag valt: maar laat ons niet in twyffel trekken dat hy zich moediglyk weder met de Geestelyke hulpmiddelen kan opbeuren die Rome mildelyk den geenen verschaft, die Godtvruchtig willen zyn. |
|