Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– AuteursrechtvrijXXVII. Hoofdtstuk.
| |
[pagina 301]
| |
Kruis, die des Priesters rechter handt over het Beeldt maakt, eindigt deeze Plechtigheit.Ga naar voetnoot* Ga naar margenoot+ De Protestante Schryvers zyn van gedachten, dat de Beeldendienst niet dan in de vierde eeuw stantgreep, en dat die vervolgens ongemeen is toegenomen, waar op de yver der driftige IconoclastenGa naar voetnoot† noch veel meer voet kreeg dan den Godtsdienst deed. Nochtans waren 'er onder hun die goede redenen bybragten, om de Beelden te verwoesten. Van deeze meening was Serenus Bisschop van Marseilje, die de zelve in zyn Bisdom liet wegneemen, om te beletten dat de Christenen nieuwelyks van de Afgodery tot het waare geloof bekeert, de zelven niet als Afgoden aanbaden en als valsche Godheden eerden: maar Paus Gregorius belaste hem die weder op te rechten, roemende echter zynen yver, en 't misbruik der Beelden laakende, geloofde hy, dat de groove en stoffelyke Afbeeldzels krachteloozer waren dan Herderlyke onderwyzing, schryvende zich dit laatste middel voor, om aan zyn volk het waare gebruik voor te stellen, 't welk men wegens de Beelden onderhouden moest. Ga naar margenoot+ Het gebruik der Beelden is byna alzoo oud als den Godtsdienst, en dit is niet te verwonderen; nademaal de oorsprong aan de zwakheit van 't menschelyk vernuft verschuldigt is, 't welk zich niet lang aandachtiglyk aan de enkele geestelyke onderwerpen konnende overgeeven, ongevoeliglyk tot de Stoffelykheden overgaat, en de zelve tastbaar tracht te maaken, om voor 't onderwerp van zynen Godtsdienst te dienen. Niemandt byna is 'er die niet tot Godt als tot een Koning spreeken zoude, nademaal de eerste onzichtbaar is, en dat in tegendeel de Majesteit van Koning door zyne zichtbaarheit van de aandacht der geenen die spreekt, zich Meester maakt. Hoe veel zichtbaare tekenen gebruikt men niet om den kinderen te leeren Godt bidden, en zyne wonderen te doen begrypen? Waar is 't dat het gebruik deezer tekenen gevaarlyk word. Eertyds was Godt genoodzaakt, die het Joodsche volk te verbieden: maar nochtans hebben de Christenen gelooft de Heidenen hunne Voorvaders zonder gevaar te moogen navolgen. Dus is 't dat men om de Godtsdienstigheit door voorwerpen die de zinnen treffen, te onderhouden, Godt de Vader als een oud man in de Kerken afschildert, naardien hy zich de Oude van dagen noemt. De ZoonGa naar voetnoot(a) word als een man verbeeldt, overzulks hy de menschelyke gedaante heeft aangenomen. Wat de H. Geest aangaat, men schildertGa naar voetnoot(b) hem af onder de gedaante van een Duif, 't welk het Zinnebeeldt van de eenvoudigheit is. De Engelen worden als Jongelingen en aan de schouders gevleugelt, verbeeldt; nademaal men onderstelt, dat zy Bedienaars van de Goddelykheit zynde, hun bedryf in vaardigheit niet beter dan door Jongelingen kan verbeeldt worden, en hunne vlugheit by vogelen. De aloude Heidenen hebben geen oppermachtGa naar margenoot+ aan groote mannen toegeëigent die zy na hunne doodt Goden en halve-Goden noemden, schoon zy hun een gedeelte van de eer toestonden die alleen aan 't Opperwezen scheen te moeten behooren. Zy geloofden dat deeze groote mannen, door Vergoding, Goden, Demons of Bescherm-Goden wierden, 't welk eenigermaate met de Canonisatie der Roomsche Kerke overeenkomt, zulks zy Amptenaren of Mede- | |
[pagina 302]
| |
helpers van de Godheit waren; dat zy haar de Geloften en gebeden der menschen voordroegen; en dat de tusschenspraake deezer gelukzalige Beschermgoden haar ongemeen aangenaam was. Zy merkten hun mede als Bestierders der Provinciën aan, en zy beeldden zich in, dat alle die deel aan de Waardigheden van 't Hemelsch Hofhadden, onfeilbaar onder hunne bescherming de Koningryken en Staten des Aardbodems namen, insgelyks het fortuin der menschen, hunne bezigheden, handtwerken enz. De hedendaagsche Heidenen zyn byna in 't zelfde gevoelen, en daarom is 't dat de een zoo wel als den anderen hun Beelden hebben toegewyt en stantbeelden mer byna diergelyke eerbewyzing als deeze die men den Beelden en Heiligen in de Roomsche Kerk geeft Waschkaerssen en Lampen branden voor de zelven:Ga naar voetnoot(a) Men draagt ze in Processie en verslyt ze door hen Godsdienstiglyk te kussen. Cicero merkt in een zyner Verrines aan, dat het geduurig kussen der Godvruchtigen de baardt en mondt van een oude Herkules vanGa naar voetnoot(b) Agrigentum versleeten had. Zomtyds gaat zelf den yver van de Godsdienstigheit zoo verre tot in 't kussen van alles 't geen tot den Heilig behoort, of van zynen toestel afhangt. Men zou dit soort van Godsdienstelingen konnen vergelyken met de Landzaten nieuwelyks ten hove aangelandt, die aan de Zwitzers een gedeelte van de gedienstigheden voorleezen, die zy voor hun Meester meenen voor te draagen Ga naar margenoot+ Weinig Christenen zyn van de Mirakelen en wonderdaadige uitwerkzelen der Beelden onzer Roomsche Heiligen onkundig. Wy zullen 'er nochtans eenige van bybrengen en verhaalen. Het Beeldt van Christus, door een booswigt met een pooksteek gewondt, zich dus gequest voelende, leide de handt op de wondt, is te Napels zeer berucht: maar datGa naar voetnoot(c) van de Lieve Vrouw van St. Lucas maakzel, een berucht Schilder en Euangelist, is 't niet min; men zegt ook dat de Engelen dikmaals rondom het zelve de Litaniën overluid gezongen hebben. Te Siëna heeft het Beeldt van St. Catharina den Duivel verjaagt en veel andere wonderen bedreeven. De Lieve Vrouw van Luca, onbesuist door een Soldaat aangevallen, die haar met steenen werpende, het hoofdt van 't kindt Jesus dacht te vermorsselen, 't welk zy op den rechter arm droeg; maar zette het schielyk op den linker arm, zulks het kindt onbeschadigt bleef, en sedert dit geval nooit van plaats verandert is. Onnoodig zou het zyn alhier de Historiën van verscheiden andere beruchte Beelden te verhaalen, nademaal 'er Boeken over deeze stoffe geschreeven zyn: 't is nochtans voor den Lezer aanmerkelyk, dat lang voor 't Christendom de Heidenen aan de Beelden hunner Goden en Helden de macht hebben toegeëigent van mirakelen te doen. Titus Livius, een vernuftig Legendeschryver van 't Heidendom, heeft zyne Historie met veele mirakelen en gedrochtelyke zaaken opgeschikt, waar onder veele maakzels van Beelden en verzierde Afbeeldzels der Heidenen zyn; Cicero, die anders de lichtgelovigste niet was, meld ons dikmaals van deeze Geestelyke wonderen; En dusdanig, by voorbeeldt, als waarin het zweetenGa naar voetnoot(d) van eenige standbeelden bestond. Eindelyk hebben de Mahometanen, Heidenen en hedendaagsche Jooden zich mede dit zeldzaam voorrecht aangemaatigt.Ga naar voetnoot(e) Door hun vind men mirakelen voorgewend die niet min onbegrypelyk zyn. |
|