Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 292]
| |
den Roomschen Godtsdienst is. Reeds hebben we van 't gebruik der Kruisdraging voor den Paus gesproken. Ga naar margenoot+ Aanmerkelyk is 'tGa naar voetnoot(a) dat by de aloude Egiptenaren de letter Tau, die een soort van Kruis verbeeldt, het toekomende leven betekende. Zy verbeeldden hunnen God Serapis met deeze Letter op de borst. Is dit niet een aanmerkelyk Zinnebeeldt van 't borstkruis der Prelaten van de Kerke? Een der Godtsdienstige plichten van 't Heidendom was, die, om de handt aan den mondt brengende te kussen, maakende de eerste vinger op den duim een gedaante van 't Kruis. Het Kruis is sedert de eerste eeuwen der Kerke van de Christenen geëert; zy tekenden het voor hun voorhoofdt, om den Heidenen te toonen, dat zy 't voor een eer achtten Leerlingen van een Gekruisten Godt te zyn: en om zich noch te beter van de Afgodendienaars te onderscheiden, maakten ze het teken van 't Kruis, op dat zy onder de Ongelovigen gekent wierden, en zich gezamentlyk onder de Banniere van 't Euangeli vereenigden. Zy baden Godt, de handen te zamen voegende of naar den Hemel kruisgewys uit strekkende. Zy beelden zich in dat van toen af de Duivel eenGa naar voetnoot(b) geweldige afschrik voor dit teken had, en dat niets bequaamer was om hem in de Hel te bannen. Mogelyk dat 'er ten deezen opzichte in de uitdrukselen der Christenen deezer eerste eeuwen, veele leenspreuken verzelt gingen: maar hoe 't ook zyn mag, men kan niet ontkennen dat de Godtvruchtigheit van 't Kruis zedert deeze eerste gedachten, ongemeen toenam.Ga naar margenoot+ Al in den aanvang van de vierde eeuw was deeze Godtsdienstigheit zodanig door de vinding van 't Kruis vermeerdert, 't welk Helena, Keizer Konstantyns moeder, in haare reize door 't Heilig Landt vond. De Zoon niet min Godtsdienstig dan zyne Moeder voerde de gedaante van 't Kruis in zyne Standaarden. Nochtans meent men dat dit in de Kerken noch geen stant greep dan in den beginne van de vyfde eeuw, alhoewel men 't zedert eenigen tydt op de Munten, Vaandels,Ga naar voetnoot(c) Schilden, Helmetten en op der Keizeren Kroonen zag afgebeeld. Op het einde van de zevende eeuw, beval het zesde Algemeene Concilie te Konstatinopolen gehouden, dat Jesus Christus in een menschelyke gedaante op het Kruis afgebeeld worden zou, om den Christenen te levendiger de doodt en 't lyden van den Zaligmaker voor te stellen: maar de Zinnebeeeldelyke Afbeeldzels waren reeds zedert eenige eeuwen in gebruik geweest. Men verbeelde Christus dikmaals in de gedaante van een LamGa naar voetnoot(d) aan den voet van een Kruis; men voegde 'erGa naar voetnoot(e) de H. Geest onder de gedaante van een Duif by. Zomtyds schilderde men een Kroon boven het Kruis, om den geloovige aan te wyzen, dat de Kroone der eeuwigheit de waarde en vergelding van zyn lyden voor het Kruis van Jesus Christus is. Men verbeelde ook zomtyds een Hert aan den voet van 't gewyde Hout, naardien het hert de vyandt van de Slang is en een Zinnebeeldt van Jesus Christus, die des Duivels vyandt is Al deeze Zinnebeeldelyke Afbeeldzels, verdweenen op het zien van des Zaligmakers Afbeelding in een menschelyke gedaante op het Kruis door een Dekreet van 't zesde Algemeene Concilie; en dit is de eerste oorsprong der Kruisbeelden. Men meentGa naar voetnoot(f) dat het Kruis van Jesus Christus van eikenhout was. ReedsGa naar margenoot+ hebben we gezegt dat 'er de Keizerin Helena de gelukkige ontdekster van is geweest. Insgelyks vond zyGa naar voetnoot(g) het Opschrift van dit H: Hout. Paus Sergius ontdekte omtrent den jaare 690. een ander aanmerklyk gedeelte van 't Kruis, 't welk men naaukeurig te Rome bewaart. In den jaare 1492. was 't, dat het Opschrift weder in een Kerk van de zelve Stadt, die men herboude, gevonden wierd; men had het in een muur verborgen, waar na het door het ongeval der tyden in vergeetenheit was geraakt. Paus Alexander de VI. verleent hier over eene Bulle in 't jaar 1496. beloovende een jaarlyksche vergeeving van zonden den Godtvruchtigen die jaarlyks op den laatsten Zondag van Januari de Kerk bezochten, alwaar men het Opschrift gevonden had.Ga naar voetnoot(h) Nochtans zag men by de Benediktyner Geestelyken te Toulouze een merkelyk gedeelte | |
[pagina 293]
| |
van des Kruis Opschrift, en dit Opschrift vertoonde men den Volke tweemaal 's jaars, te weeten, op den 3den. May en 14den. September. Men leidde het toen eenigen tydt in eenig water, waarvan men vervolgens den zieken gaf, die 'er wonderbaar door geholpen wierden. Om deeze Reliquie met die van Rome te vergelyken, moet men de bewysredenen der Geestelyken bybrengen die zy ons op 't onderwerp der Kruisnagelen, voorwerpen.Ga naar voetnoot(a) Twee van de Spykers die dienden om onzen Zaligmaker aan 't Kruis te hechten, wierden onder de regeering van Konstantyn den Grooten gevonden, die vervolgens zynen helm en 't gebit van zyn Paerdt versierde. Rome, Milaan en Trier roemen even zeer ieder een deezer nagelen te bezitten. Die van Rome word in de Kerk van 't H: Kruis van Jeruzalem vertoont, en jaarlyksGa naar voetnoot(b) stelt men die, om door 't Volk geëert te worden, ten toon. Deeze van Milaan geniet geen minder eer; en alzoo men reden te gelooven heeft dat het de nagel is waarmede des Paerdts breidel van Konstantyn den Grooten versiert was, eigent dit de Godvruchtige Monnik, die ons deeze byzonderheden te kennen geeft, gelukkiglyk een Voorzegging van den Profeet ZachariasGa naar voetnoot(c) toe. Die van Trier is op verre na zoo berucht niet: echter verdient die niet min Geestelyke eerbewyzing van de Godtvruchtelingen. Dit nu zyn de drie beruchte Spykers die de handen en voeten van den Heilandt doorboorden: Wat de anderen aangaat men is te rade geworden van die de eer toe te eigenen dat ze rampzaliglyk in de Kruissiging van den Zaligmaker gedient hebben; of dit nu de nagelsGa naar voetnoot(d) zyn gestreeken aan de eerste om die de Goddelyke en Wonderwerkende hoedanigheit mede te deelen. Of dat het gedeeltens van de waare Spykers zyn: gelyk deeze nagel die men te Aken vertoont, en niet dan de punt is van die men te Rome vind, of dat het nagels zyn die aan 't Kruishout gedient hebben, geeven wy in bedenken. Insgelyks kan het zyn dat dit Kruisnagels zyn, waarmede veele Godtvruchtige Martelaren de doodt bezuurt hebben; en alzoo de Martelaars leden van Christus konnen genoemt worden, is men bevoegt te zeggen dat deeze Spykers van des Zaligmakers Kruis zyn: overzulks hier mede dan goed gemaakt word, dat 'er zoo veele nagels van 't Kruis in de Waereldt gevonden worden. Paus Innocentius de VI. heeft in 't jaar 1353. het feest deezer gewyde Nagelen ingestelt. |
|