VII. Hoofdtstuk.
De Overeenkomst tusschen de Kerk en Synagoge nader ingezien; en welke Ampten in de Synagogen bekleedt wierden.
Ga naar margenoot+ De Kerk heeft dit noch gemeen met de Synagogen gehad, dat de Christenen in den beginne geene andere Rechters erkenden om de geschillen by te leggen die onder hun ontstonden, dan de Rechtbank van den Bisschop en der Oudsten. Hierom is 't dat Paulus aan de Gelovigen, die hy Heiligen noemt, verbied (eveneens gelyk de Jooden die mede zoo noemen) geen toevlucht tot andere Rechters te neemen dan tot de Oudsten der Vergadering, waar aan hy den naam van Wyzen geeft, 't welk een naam was die de Jooden aan hunne Schriftgeleerden gaven.Ga naar voetnoot(a) Hebt gy geen Hacam of Wyze onder u, zegt de Apostel, die geschillen zyner broederen kan oordeelen? Sic non est inter vos Sapiens qui possit judicare inter fratrem suum? Deeze zoo wy meenen hebben den zin van Paulus niet wel gevat, die overgezet hebben: Hebt gy geen wys man onder u? want de naam van Wyze in deeze plaats is een tytel van Ampt, en betekent een Hacam van de Vergadering, te weeten, een Oudste of Schriftgeleerde.
Ga naar margenoot+ 't Is genoeg hier uit te oordeelen dat de Kerk het gebruik van haare Bedienaars aan te stellen, de Synagoge met het opleggen der handen nagevolgt heeft; en de Jooden noemen nu noch deeze oplegging der handen Semica. Iemandt Dokter of Oudste maaken, en het opleggen der handen op iemandt, zyn onder hun gelyknaamige woorden. Moses is de eerste insteller van deeze plechtigheit. Hy leide de handen op Josua, die hem opvolgen moest, en op de andere Oudsten van 't Sanhedrim, die onmiddelyk van den H: Geest vervult wierden. In navolging van Moses leiden de hoofden der Kerkvergaderingen die na Moses en Josua waren, de handen op deezen die tot Oudsten van 't Sanhedrim verkooren wierden. De Joodsche Geleerden nochtans merken aan dat het niet volstrekt noodig was zich tot den Nasci of Prins van 't Sanhedrim te vervoegen: maar dat den Oudsten aan wien men eens de handen opgelegt had, het recht toequam aan anderen insgelyks te doen, die ten minsten drie 't getal moesten zyn, eveneens als sedert den beginne der Kerke bestemt was, dat 'er ten minsten drie Bisschoppen moesten zyn, om de Verordening van een Bisschop te voltrekken. Behalven de oplegging der handen, vond men vervolgens goed, zekere woorden by te voegen, als om de handeling die verricht werd aan te wyzen; by voorbeeldt: Ik legge u de handen op, of de handt zy u opgelegt. 't Welk t'eenemaal overeenkomende is, met de manier waarmede men de Verordening en andere Sakramenten der Roomsche Kerke bestiert.
Ook is 'er in den Tempel, en vervolgensGa naar margenoot+ in de Synagogen, een Bedienaar geweest, die t'eenemaal de Diakonen der Kerke verbeeldde. Men noemde Sciamas of Bedienaar van den Tempel, en zelfs dienen zich de Syriers nu noch van het woordt Sciamas, om hunne Diakonen en andere minder Bedienaren te betekenen. De Jooden noemen hem gemeenlyk Chazan, doordien zyn ampt is, het opzicht te hebben over alles 't welk in de Synagoge voorvalt, en voornamentlyk over de lezing van de Wet. Hierom is 't dat de Diakonen in de Kerke niet alleen moeten de benoodigtheden van de Vergadering verzien: maar zy zyn verder noch met de Lezing van 't Euangeli belast; 't welk onder de Roomschgezinden nu noch naaukeurig word in acht genomen.
Wy vinden in de Boeken des Nieuwen Testaments niet dat de Apostelen andere Bedienaars in de Vergaderingen verkooren hebben, dan deezen reeds aangemerkt; te weeten Bisschoppen, Priesters en Diakonen: nochtans moet men onder den naam van Diakonen alle andere minder Bedienaaren begrypen; alzoo eigentlyk het woordt van Diakon in 't Grieksch allerlei Bedienaaren beteekent. De Syrische Kerken bedienen zich veeltyds van een enkel woordt, om de minder Bedienaars door Diakonen uit te drukken; 't welk de Jooden mede in 't woordt Chazan waarneemen, somtyds de Portier van de Synagoog betekenende. De Leviten namen deeze bediening in den Tempel waar; zy moesten de deuren openen en ook sluiten; en wat meer is, zy begaven zich op de preekplaats om te zingen terwyl men met de offerhanden bezig was.
Dit zelve Kerkgebruik ging uit den Tempel van Jeruzalem en de Synagogen tot de Kerke over, zulks men 'er mede Deurwaarders en Zangers aanstelde; maar vervolgens