III. Hoofdtstuk.
Van der Jooden Echtsyver en Echtscheiding.
Ga naar margenoot+ EErtyds bragt een yverzuchtig man zyne vrouw voor den Hoogenpriester die haar een zeker water te drinken gaf, waar van zy borst, indien zy schuldig was; maar onschuldig zynde geen letzel leed, gelyk Numeri 5. staat uitgedrukt. Maar nu genoegt zich een yverzuchtig man, zyne vrouw te verbieden, te mogen zien 't geen hem aanstootelyk zy. Indien echter het ruchtbaar worde datze zich niet wel gedraagt, dat 'er zich krachtige bewyzen tegen haar opdoen, of dat hy haar in ontrouw op heeter daadt betrapt; als dan word hy door de Rabbynen genoodzaakt, zich van zyne vrouw te scheiden. Vervolgens zullen we van de Echtscheiding handelen. Nochtans is 't deeze van den echt gescheiden vrouw geoorloft te trouwen met wien het haar behaagt, behalven met den geenen die oorzaak tot de echtscheiding gegeeven heeft.
Wanneer een vrouw geene reden van klachte over haar gedrag geeven mogt, nochtans kan de man haar verstootenGa naar voetnoot(a) om datze hem een weinig walgelyk is. Deuteronomium 24. Wanneer een man een vrouw zal genomen hebben, en die getrouwt hebbende, hem niet zal behangen enz. Indien echter de echtsyver daar toe quam, van aan zyne vrouw eenig misdryf te verwyten, behoorde men haar niet te verlaaten. Om dan te beletten dat dit voorrecht niet misbruikt wierd, hebben de Rabbynen veele wyze van rechtshandelingen gelast die veel tydt vereisschen; zulks, gelyk dikmaals geschied, dat men, voor het opmaaken en schryven van den Brief der echtscheiding berouw krygt of zich onderling verdraagt, en men vervolgens de echtgenooten weder vereenigt ziet.
Ga naar margenoot+ De voorgeschreeven regelen deezer echtscheidings Brieven, die zyGa naar voetnoot(b) Ghett noemen, en aan de vrouw geeven, worden door een schryfmeester in 't byzyn van een of meer verstandige Rabbynen opgestelt; en moeten op een gelynt perkement geschreeven zyn, en zich niet verder min noch meer dan twaalf lynen uitstrekken, in vierkante letteren gestelt, verzelt en onderhevig veel geringe vitteryen, zo wel over de letteren, en over de manier van schryven, als mede over den naam en toenaam van man en vrouw. Wat meer is, de Schryver, de Rabbynen en Getuigen mogen noch van den man, noch van de vrouw, noch onder hun van geen maagschap zyn: bestaande de omstandigheit van zodanig een Brief of Ghett, in deezeGa naar margenoot+ woorden: Op zodanig een dag, maandt, jaar en plaats, enz: Ik verlaate u vrywillig, zondere my van u af en maake u vry, zodanig als eer gy myne vrouw waart geweest, en staa u toe te trouwen met wien het u behaagt, enz.
De echtscheidings Brief geschreeven zynde, onderzoekt de Rabbyn met eene fyne behendigheit, om van den man te weeten of het geen hy dus bestaat ook vrywillig doet. Men tracht overzulks ten minsten tien persoonen in 't byzyn deezer afhandeling te hebben, behalven de twee getuigen die teekenen, en twee andere getuigen van de dagtekening.
Waar na de Rabbyn belast dat de vrouwGa naar margenoot+ de handen opene, en de een zoo wel als den ander toetreede, zulks de Scheidbrief niet mogte op den vloer vallen; en weder alles van nieuws ondervraagt hebbende, geeft haar de man dit perkement: en zegt: zie daar, neem uwe echtscheiding. Ik scheide my van u, en laate u in vryheit te trouwen met wien gy wilt. De vrouw neemt die aan en geeft ze den Rabbyn, die de zelve noch eens leest, waarna zy haare vrydom heeft. Veele kleine omstandigheden zyn 'er noch, die wy voorby gaan, om den Lezer niet te verveelen, en die alleen uitgevonden zyn om de echtscheiding moeielyker te maaken.
De Rabbyn beveelt vervolgens de vrouw, niet dan na drie maandenGa naar voetnoot(c) te hertrouwen, overzulks men weete of ze ook zwanger zy. In 't vertrekken, mogen de man noch vrouw niet meer alleen byeen blyven; en mag dan ieder weder hertrouwen.