III. Hoofdtstuk.
Van de Verkiezing der Rabbynen, van hun Gezag, en Kerkban.
Ga naar margenoot+ DE Rabbynen trachten naar geen Leeraarschap, en zy achten 't een schandelyke verwaantheit, te betuigen dat men 'er begeerte naar heeft: ook ondervraagt men hen niet, maar als men een Geleerde bequaam om Rabbyn te worden, ziet, te weeten, die in de mondelinge Wet geoeffent is meer dan in alle andere weetenschappen; alsdan verklaart men hem met gemeene stemmen voor een Geleerde, en men noemt hem Cacham, of wyze. Ten minsten is 't de gewoonte van 't Oosten, daar die van Duitslandt en Italië deezen tytel van de oudste Rabbynen ontfangen, zulks zy door keur of geschrifte Chaver de Rau, of Meesters gezel genoemt worden, welke tytel men aan jongelingen geeft die noch zoo wel niet als bejaarden in weetenschappen ervaaren zyn; of zy geeven hem den naam van Morenu, of Rau, 't welk Leermeester of Meester beteekent.
Ga naar margenoot+ De Cacham Rau, of Morenu, beslecht alle soorten van verschillen, oordeelt over verboden of geoorlofde zaaken, en insgelyks van alle Godtsdienststoffe, mengende zich zelfs in 't Burgerlyk bestier. Deeze Wyzen, of Joodsche Meesters verkondigen de huwelyken, en verklaren de echtscheidingen. Zy preeken, indien ze daar toe bequaamheit hebben, en zy zyn hoofden der Hoogescholen. Zy bekleeden de eerste plaatsen in de Synagogen en vergaderingen. Zy verdryven de ongehoorzaamen, en konnen hen in den ban doen; ook draagt men hun groote achting toe.
Wanneer zy iemandt in den ban doen,Ga naar margenoot+ vervloekenze hem opentlyk, waar na geen Joodt den gebannene spreeken mag, noch op eene roede na hem naderen. De toegang tot de Synagoge word hem verboden, en hy is gebonden blootvoets op den grondt neer te zitten, als of hem een zyner naverwanten overleden was, tot dat hy door een of meer Rabbynen weer ontslagen zy, en van nieuws gezegent.
Indien de Kerkban plegtelyk en ongemeenGa naar margenoot+ geschieden moet; vergadert men in de Synagoge, en men ontsteekt eenige zwarte toortsen; vervolgens dondert men op 't geluidt van een hoorn de vervloekinge uitGa naar voetnoot*, waar op de vergadering antwoordt, Amen.