Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
(1727)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 25]
| |
F. Morillon la Cave inv. et sculp. 1723.
| |
Historische verhandeling Over de hedendaagsche godtsdienst-pligten En gewoontens der jooden.
| |
[pagina 26]
| |
reden men die Minhaghim, of gewoonten noemt. Van deeze drie schikkingen of ordens nu, behelzen de twee eersten de Wet door Moses geschreeven, en de mondelinge Wet, die door overlevering van de Schriftgeleerden afkomstig is, en algemeen van de Jooden aangenomen zyn, alhoewel in alle de waereldts deelen verspreid, zonder dat 'er ten deezen opzichte geen gewigtig verschil onder hen zy, gelyk by denGa naar margenoot+ Talmud blykt. Maar wat de derde aangaat, die eenvoudiglyk de gewoonten betreft, verschillen ze onderling veel; naar dien 'er de Jooden, die in veele plaatsen verstrooit zyn, de naam en gedaantens van overgenomen hebben. Geen verandering is 'er dan als wat aangaat dit derde gedeelte, voornamentlyk onder de Oosterlingen, Hoogduitschen en Italianen. Door de Oosterlingen verstaan we mede die geenen van Morea, uit Grieken, Barbarye en die men SpaanscheGa naar voetnoot(a) noemt. Onder den naam van Hoogduitschen begrypen we mede die van Boheme, Moravië, de Poolsche, Moskovische en anderen. Deeze orde en onderscheiding volgende, zullen we trachten in deeze Verhandeling aan te toonen, zoo veel ons mogelyk zyn zal, 't geen zoo wel uit de geschreeven Wet, als uit de mondt der Geleerden en de enkele gewoonten getrokken is. Maar wy geeven vooraf bericht, dat overal waar eenig verschil onder de Jooden gevonden word, dat niet is als over het onderwerp der gewoonten, waar aan zy zelfs niet gelooven, dat 'er de naam van gebodt dan naaulyks zou konnen mede overeenkomen, daar zy anders de geboden van de eerste en tweede orde voor wezentlyk houden. |
|