Mijne porte-feuille(1828)–Js. M. Pfeil– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 138] [p. 138] Ik had. wijze: Waar of mijn Rozalinde blijft. Ik had een prachtig koopmanshuis, Van hardsteen opgebouwd, Zoo schoon gemeubeld, dat ge een vorst, Daar in logeren zoudt Ik had een fraaije buitenplaats, Voitures zonder tal, En schimmels, o! de koning heeft Geen schooner op zijn stal. Ik had een doorgeleerde kok, Één meid en slechts één knecht, Want waar dit volkje talrijk is, Gaat nooit de wagen regt; Ik had een boekerij, zoo net, Zoo heerlijk uitgedoscht, Drie guldens heeft ook ieder band, Mij buiten 't boek gekost. [pagina 139] [p. 139] Ik had, o ja, ach! dat gij slechts, Niet in mijn reden vielt, Wat of ik, eenmaal rijk genoeg, Van alles overhield? Ik had, maar alles wat ik had, Verlang ik nimmer wêer, - Een droom bragt mij dien rijkdom aan, 'k Ontwaakte en had niets meer. Vorige Volgende