Mijne porte-feuille(1828)–Js. M. Pfeil– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 140] [p. 140] Pierla la. wijze: Oubliez jusqu'a la trace. of: Jeune fille qu'ou marie. Pierla la, hij was de tweede Van dien kostelijken naam, Maar een kerel, 'k durf wel zeggen, Schier tot alle ding bekwaam, Ja, een kerel, buiten twijfel Van verheven ziel en geest, O! er is, noch vóór, noch na hem, Zoo een Pierla la geweest. Pierla la, van wiens karakter, Gij een fraai tafreel verbeidt, Had, bij menige andre deugden, Nog de deugd van nedrigheid, Als, in zijn roemwaardig leven Van een zestig jaar' gen duur, Iemand hem met lof begroette, Zag hij, als azijn zoo zuur. [pagina 141] [p. 141] Pierla la, ach! kwam te sterven. En bezwoer bij hoog en laag, ‘Dat geen mensch mijn schim ontruste! Rust is alles wat ik vraag.’ Wij beleven wondre tijden, Daarom ik wêerstreef hem niet, Kwam hij kijken, o! geloof maar, Dat ik gaauw mijn plaats verliet. Ja, als eens zijn geest hier oprees, 'k Vraag het elk, wat dan gedaan? Wie van ons, voorzeker niemand, Weet met geesten omtegaan? Pierla la blijv' zachtjes sluimren, Dat zijn roem met hem verga! Zingen wij een ander liedje, Zwijgen wij van Pierla la! Vorige Volgende