Mijne porte-feuille(1828)–Js. M. Pfeil– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] De knol-radijs. vvijze: Hij komt nog niet, waar mag hij blijven. Haar klinkt mijn lied, die, 't nedrigst plekje, Verscholen inneemt aan den disch, Maar zoo bij Hoven als in Hutten, Toch altijd een versnaapring is, (bis.) Daar staat ze, een naauwlijks merkbaar schaaltje, Word Lente's liev'ling waard gekeurd, En, o hoe vaak! heeft men bij 't scheiden, De knol-radijs niet eens bespeurd! (bis.) Haar klinkt mijn lied, die, als de winter, Ons zegent met zijn afscheidsgroet, Met blanke vrucht en sierlijk lover, De trage komst van 't ooft vergoedt, (bis.) En hij, die herfst of zomervruchten, Somtijds ontbeert, als duur van prijs, Verlustigt zich met dankbre vreugde, Nog aan een bosje knol-radijs. (bis.) [pagina 115] [p. 115] Haar klinkt mijn lied, die, versch en jeugdig, Elks oog en smaak voldoening geeft, Alleen bij hem, misschien, verworpen, Die, ach! geen zier gebit meer heeft; (bis.) Maar vraagt hem eens, hoe menigmalen, Hij aan die knap zich heeft vergast! En wij, dat wij ons ook bezorgen, Komt, vrienden, vrij uit toegetast! (bis.) Vorige Volgende