Mijne porte-feuille(1828)–Js. M. Pfeil– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] De vrouwen. wijze: Lieve meisjes, wat zou 't baten. 't Is een onbeschoften rekel, Bij Jan Vlegel opgevoed, Die de zwakke vrouw durft trotsen, En haar schoon geen hulde doet. Die haar deugden, niet beminnen, Eeren, ja aanbidden zou, Want, wie durft het tegenspreken? Vele deugden heeft de vrouw. 'k Waag het niet van ze op te tellen, Dit 's geen taak voor mij allen, Maar gewis, het grootste lei-soort, Was voor zulk een som te kleen. Ook, voorzeker, heeft zij fouten, Daar omtrent ben 'k mêe niet blind, Doch waar is de man geboren, Die men zonder fouten vindt? [pagina 101] [p. 101] Ja, de vrouwen, ook de mannen, Alle menschen, dit 's gewis! Zijn zoo schuldloos en onfeilbaar, Als mijn dierbaar wijfjen is. Maar de vrouw, om haar gebreken, Te versmaden, is een fout, Die de man nooit goed kan maken, En hem zeker eens berouwt. Mannen, broeders! die de vrouwen, Hoog waardeert en hulde doet, Die het nimmer kunt gedogen, Dat men haar onheusch begroet, Mannen, broeders! ik vereer u, 'k Trek met u aan ééne lijn! Vult uw glaasje! 't heil der vrouwen, Moet door ons gedronken zijn. Vorige Volgende