Mijne porte-feuille(1828)–Js. M. Pfeil– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] De China's-appelen. wijze: Jeune fille, qu'on marië! Och! wat doen we in vreemde lande, Om hun uitgelezen fruit! Heele kisten, volle manden, Voert de vreemd'ling naar ons uit. China's-applen zelfs, ontbreken, Mede niet aan onzen disch, Om niet van zoo veel te spreken, Dat hier ruim te vinden is. China's-applen, die wij prijzen, Om hun edle smaak en geur, Maar nog meer in waarde rijzen, Om hun hooge oranjekleur, China's-applen, 'k heb 't gelezen, (Men geloov' mij op mijn woord!) Was de snoep, die eens voor dezen, Moeder Eva heeft bekoord. [pagina 7] [p. 7] Zij at van den boom des levens, Maar 't verbod dat zij verstiet, Gold slechts haar, en Adam tevens, Wij bestonden toen nog niet; Wij, wij mogen veilig eten, Ons is 't geen verboden waar, Kom, die 't digst is bijgezeten, Make ons vast een zestal klaar! Och, wat doen we in vreemde landen, Om hun uitgelezen fruit! Heele kisten, volle manden, Voert men immers naar ons uit. Een, mij lief en dierbaar vrouwtje, Kindren altijd blij te moê, Gade en kroost, ziet daar een touwtje, Dat mij vast houdt, 'k weet niet hoe! En wat elk is ingeschapen, Als het hart zit op zijn plaats, Zegt het, vaderlandsche knapen! Wij, wij zijn met Holland maats! Portugal en Spanje, mogen, Om hun uitgelezen fruit, Op des vreemd'lings intrek bogen! Ik voor mij, ik blijf er uit. Vorige Volgende