Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
CXLVI. Capittel1In desen staet en is de Ziele niet op-ghetrocken boven de sinnen, 2noch in-ghetrocken, onder de selve; maer is met vrydom in 'tGa naar voetnoot2 3midden van alles, niet bekennende, noch ghewaer-wordende, teGa naar voetnoot3 4weten, met arresterelijck onderscheydt, als de eenigheyt Godts in 5alles, ende over al. 6In dien staet ghestelt zijnde, en schynt niet ghedooght te wor-7den, dat men eenighe deughden soude oeffenen met opset, oft on-Ga naar voetnoot7-88derscheydelijck letten, oock niet de liefde tot Godt, te weten, 9actuelijck, ja oock niet, datmen met verbeeldinghe sulcx in't ge-Ga naar voetnoot9 | |
[pagina 235]
| |
10peys soude hebben; om dat die alder-eenvoudighste ghenietinghe 11Godts hier door schynt vermiddelinghe te lyden, ende uyt haere 12eensaemheyt ghetrocken te worden tot menighvuldigheyt.Ga naar voetnoot12 13Niet dat sy metter daedt ledigh is vande liefde tot Godt te oeffe-Ga naar voetnoot1314nen, ende de deughden uyt te wercken op tydt en stondt, naer datGa naar voetnoot14 15de occasien dat vereysschen; want sy niet een wyle tydts en soude 16konnen blyven in die eenvoudighe ghenietinghe Godts, ten waer 17dat alle die deughden in haer wesentlijck, ende op het volmaeckste 18waeren, ende als in natuer verandert, ten minsten voor dien tydt; 19maer sy vergheet de deughden, ghelijck andere creaturen, om te 20meer versaemt, ende aendachtigh te zijn tot het opperste Goedt al-21leen; sy vergheet oock de liefde, ende sy bemindt, nochtans met-22ter daedt wesentlijck, sonder letten oft weten; want dat letten oft 23weten soude zijn een sien, oft weten buyten Godt alleen; want 24dat is de lauterste eenvoudigheyt, daer dat onverbeelt Een, maerGa naar voetnoot24 25en is den voorworp der Ziele. |
|