Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
CXL. Capittel1Ick hebbe eens eenighe in-lichtinghen ghehadt in myne Ziele vande 2overvloedighe gratien ende bermhertelijcke ghenaden, de welcke 3besloten zijn in de Heylighe Sacramenten, die als levende fonteynen 4gheduerigh zijn vloeyende in onse Zielen, tot ghesont-makinghe, 5ende versterckinghe der selver, om haer ter saligheyt te brenghen. 6Och wat vonden van liefde zijn dit gheweest van onsen soeten 7Jesus tot de sijne; hy heeft het al ghegeven, al dat hy hadde, endeGa naar voetnoot7 8dat hy was, om de sijne saligh te maken ende te brenghen tot hem: 9Och met wat een danckbaerheyt, eerbiedinghe ende liefde be-Ga naar voetnoot910hoorden wy de selve te ghebruycken, in de selve intentie, die JesusGa naar voetnoot10 11hadde de selve instellende. 12Och hoe sien ick de Heylighe Kercke vervult met gheestelijcke 13ende goddelijcke medicamenten nut ende profijtigh ter saligheyt, 14de welcke als rivierkens zijn vloeyende uyt de heylighe, ghebene- | |
[pagina 229]
| |
15dyde vyf Wonden Christi: Och wat verbintenisse hebben wy aen 16Jesus! och wat een licht, ende teere beweghinghe van liefde hebbe 17ick daer van! onse liefde soeckt oock vonden, om daer aen te vol-18doen, niet door eyghen-werckelijckheyt, maer als vanden Beminden 19bevrocht zijnde. |
|