Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
CVI. Capittel1Den Beminden liet evenwel noch somtyts toe, als ick eenighen 2merckelijcken tydt gheweest hadde in soo goede, vredighe, ende 3verstorven ghesteltenisse; naer wensch ootmoedigh, sachtmoedigh, 4patientigh, arm van gheeste, ende in alle manieren ghelaten, endeGa naar voetnoot4 5gheabandonneert aen den Beminden, hem alleen aenhanghende in 6het bloot Gheloof, met eenen vroomen ende ghestadighen gheest, 7met volle overhandt over my selven; soo dat de nature als doodtGa naar voetnoot7 8scheen, denckende voort-aen gheen werck meer met my selven te 9hebben, ende niet meer te konnen leven; den Beminden segghe ick, 10liet toe, dat, als ick 't minste verwachte, ick wederom ghevoelde 11de nature opkomen, ende ghewelt doen teghen den gheest, meer,Ga naar voetnoot11 12als te vooren, den selven aenvallende, ende bestormende met sulcke-13nen herden strydt, met soo ghevoelijcke, ende wederspannighe be-14weghinghen tot ondeughden, ende passien, dat ick niet en wiste, 15waer my keeren, oft wenden, om te ontgaen.Ga naar voetnoot15 16My docht, dat ick my selven sach als een Schip in't midden van 17de Zee, door de baeren ghesmeten vanden eenen kant tot den an-18deren; ende somtyts als vande baeren heel overdeckt; my ghevoelen-19de als een Schip sonder Zeyl, oft Roer, het welcke-men niet en kan 20bedwinghen, bestieren ende gouverneren; want alle behulp-mid-Ga naar voetnoot2021delen, die ick kost voor den dagh brenghen, die scheenen te ver-22gheefs; aldus ghenootsaeckt zijnde het Schipken mijnder Ziele te 23laten vlotten in het bestier ende ghenade Godts, onderstaende het 24ghewelt der baeren met een gheresigneert ghemoet; oft wel het 25Schipken legghende op Ancker als ick kost.Ga naar voetnoot25 26Somtyts in sulckenen staet docht ick my selven te sien, als een 27Wildt onder een deel Jacht-honden, die mijne Ziele van alle kan-Ga naar voetnoot27 | |
[pagina 184]
| |
28ten vervolghden, benouwden ende vreedelijck bytende waeren, 29sonder jevers een holleken te vinden, om in te kruypen, om hun 30ghewelt ende vreedtheyt te konnen ontgaen: voorwaer de ghewel-31dighe ondeughtsaeme beweginghen, oft het roeren van eenighe 32ongheregelde passien de welcke een puer ende oprecht Godtmeynen-Ga naar voetnoot32-3333de, Godt-soeckende, Godt-begeerighe, ende tot de volmaecktheyt 34trachtende Ziele leventlijck ghevoelt, daer sy gheerne met alleGa naar voetnoot34 35haere krachten Godt soude willen aenhanghen in een uytterste 26suyverheyt des herten, zijn als vreede Jacht-honden, die haer soec-37ken te byten; ende met hun ghebas, ghetier, ende hun overvallendeGa naar voetnoot37 38ghewelt, haere vreedtsaemighe ruste in haeren Beminden te ver-39stooren. 40Den Beminden heeft somtyts toe-ghelaten, dat die wederspan-41nighe, ghevoelijcke, ende onverstorven beweginghen der nature 42veel stercker waeren, als in mijne eerste bekeeringhe; hierom was 43ick van den boosen opgestockt tot mistroostigheyt ende kleynmoe-44digheyt, om dat ick ghevoelde sulcken contrarie wet teghen deGa naar voetnoot44 45wet ende licht van mijn verstant, oft gheest, sonder de selve teGa naar voetnoot45 46konnen overmeesteren; want het een soorte van martyrie is aenGa naar voetnoot46 47een Ziele, de welcke den lauteren gheest ghesmaeckt heeft, onver-Ga naar voetnoot4748storven ende ondeughtsame beweghinghen te ghevoelen, als sy wat 49gheweldigh zijn, soo dat-se haer vande selve niet wel en kan schey-50den, noch de selve onverlet laten: ick liet my voorstaen, dat alleGa naar voetnoot50-51 51mijne dinghen niet en dochten, dat ick achterwaerts gonck, ende 52de nature wederom begonst te leven meer als oyt. 53Maer ick en bevroeyde niet wel de Goddelijcke voorsichtigheytGa naar voetnoot53 54hier in, ende de wondere vonden van sijne wijsheyt ende goedt-Ga naar voetnoot5455heyt in aldus met eene Ziele te handelen, om haer te brenghen tot 56een klaere ende ondervindelijcke kennisse van haer eyghen selven,Ga naar voetnoot56 | |
[pagina 185]
| |
57van haren eyghen niet; dese soo contrarie ende veranderende ghe-58steltenissen der zielen wijsen haer daer toe, als met den vingher, 59wat sy kan, ende wat sy vermagh uyt haer eyghen selven, dat alle 60haer vermoghen, ende ghenoeghsaemheyt alleen uyt Godt is.Ga naar voetnoot60 |
|