Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
LXXXII. Capittel1Het is seer onghelijck, ende van kleyne volmaecktheyt, de deughdenGa naar voetnoot1 2uyt te wercken, aen Godt ghetrouw te zijn, ende hem met liefde 3aen te hanghen, af-ghetrocken te zijn van alle creaturen, nerghens 4gheen vermaeck, noch voldoeninghe in te soecken, dan in Godt 5alleen, ten tyde van voorkomentheyt, als Godt de Ziele soo wel 6onthaelt, ende vriendelijck toeft, haer soo over-vloeyende, endeGa naar voetnoot6 7over-stroomende met Gheestelijcke weelden ende Goddelijcke ghe-Ga naar voetnoot7-88voelijckheden; want dat gaet alsdan altemael ghelijck van selfs, 9sonder moeyte, oft pyne; de ghevoelijcke liefde maeckt haer allesGa naar voetnoot9 10licht, ende de gratie dryft haer aen tot alle goedt, ende deught, 11door een soete nootsaeckelijckheyt.Ga naar voetnoot11 12Dese jonstigheden zijn voor haer alsdan seer nut ende profytigh,Ga naar voetnoot12 13sy vervoordert daer seer mede, soo langh als Godt haer laet in dien 14staet, ende haer niet voorder en schickt tot eenen volmaeckteren; 15ende, als Godt gheschickt heeft haer te leyden door verhevender, 16ende besondere weghen, ende nu den tydt ghekomen is, van haer 17te stellen in den duysteren nacht der Zielen, in een beneminghe, 18ende ontreckinghe van alle ghevoelijcke hulpe, ende invloeyinghe 19der Goddelijcke gratie; daer blyft altydt jet van de voorgaende 20ghenadelijcke jonsten, de Ziele onghevoelijcken aenkleven, die haereGa naar voetnoot20 21affectien soo ghespeent, ende verstorven bewaeren, dat sy haerGa naar voetnoot21 22met gheenen lust ende voldoeninghe tot eenighe creaturen, oft jet 23gheschapens keeren en kan. 24Daerom als haer die Goddelijcke jonstigheden, &c. ghegheven | |
[pagina 151]
| |
25worden, moet sy die seer groot achten, om Godt daer over te be-26dancken, met ootmoedigheyt te ontfanghen, ende met ghetrouwe 27toesichtigheyt, ende mede-werckinghe te bewaeren, &c. |
|