Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
LXXV. Capittel1Om te vervolghen den loop ende verhael van ons leven, soo valt 2hier noch te segghen; dat ick vier jaeren, naer dat ick uyt het 3Clooster ghekomen was, mijne Professie noch eens vernieuwt 4hebbe inden derden Regel van onse L. Vrauwe des Berghs Carmeli 5in de handen van den Eerw. Pater Gabriël alsdan Prior tot Ghendt,Ga naar voetnoot5 6uyt een besondere devotie, ende eensdeels oock, om dat ick nu 7beter onderricht was in de verbintenisse, ende ootmoedighe onder- | |
[pagina 139]
| |
8worpentheyt, die de Reghel-Susters aen de Oversten schuldigh zijn;Ga naar voetnoot8 9ick liet my voorstaen, dat ick een Suster was van de Order, ende 10mijn ghemoet en was met d'Order niet vereenight in den bandt 11der liefde; daerom voorsagh den Beminden my alsdan van eenen 12anderen Biechtvader, die my seer wel leerde, waer in dat den 13gheest van d'Order bestont, hoe ick dien moest beleven, om te zijn 14een Carmelitersse, ende Kindt van de Minnelijcke Moeder. 15Als ick eens van Ghendt tot Mechelen ghekomen was, om eenigh 16gheestelijck voedtsel ende voorder onderrichtinghe tot de vol-17maecktheyt te ontfanghen van mijnen voorschreven Gheestelijcken 18Vader, naer eenighe daghen vraeghde hy my, oft ick inwendigh 19nievers toe vermaent en wierdt, om jet te vraeghen; ick seyde neen; 20dit vraeghde hy dry daghen naer een, sonder voorder te kennen 21te gheven, wat hy hier mede wilde, oft wat hy van my verwachte; 22elcken keer antwoorde ick, neen; behalvens den derde keer, soo 23seyde ick, dat my in-ghegheven was, om voort-aen gheen vleesch 24meer te eten; ick vraeghde, oft dit was, dat sijn Eerweerdigheyt 25van my verwachte; hy seyde ja; maer sijn Eerweerdigheyt en wilde 26my dat niet toe-staen te derven, ten waer den Beminden opent-Ga naar voetnoot26-2727lijcker teecken gave van zijn Goddelijck behaghen daer in. 28Als ick t'huys quam, gonck ick my voeghen om vleesch te eten, 29ghelijck te vooren; maer ick en kost niet; ick wierdt heel slap, 30debiel ende sieckertierigh, met een groote walghe ende teghenheytGa naar voetnoot30 31daer van; ick schroomde teghen die daghen, dat ick moest vleeschGa naar voetnoot31 32eten, om de onsteltenisse ende pyne in de maghe, die ick alsdan 33ghevoelde; daer ick te vooren van sulcx noyt en wist te spreken; 34mijn mede-Suster sulcx aen my niet ghewoon zijnde, peysde dat 35het quam door ghebreck van appetyt, oft dat de spyse my niet en 36smaeckte; oversulcx om dat te proeven, soo kockte sy het vleeschGa naar voetnoot36 37op veelderhande manieren, maer het was al het selve; ende op die 38daghen, dat wy eenighe ghekockte Cruyden aten, was ick soo fris,Ga naar voetnoot38 39vroom ende wel te passe, dat ick scheen eenen anderen Mensch teGa naar voetnoot39 | |
[pagina 140]
| |
40zijn; soo dat sy, ende haere Moeder opentlijck beleden, dat Onsen 41L. Heer niet en beliefde, dat ick meer vleesch soude eten: het selve 42quam oock in visch te eten, maer niet soo sterck ende blyckelijck.Ga naar voetnoot42 43Ick schreef dit aen onsen Gheestelijcken Vader hem biddende 44om consent, om gheen vleesch, oft visch te moghen eten; maer hy 45weygherde dat, segghende, dat ick al langher moest proeven, omGa naar voetnoot45 46te ondervinden eenigh teecken van het Goddelijck behaeghen daer 47in, ontrent ses weken langh aldus my ten uyttersten porrende, endeGa naar voetnoot47 48my alle moghelijck ghewelt daer toe doende; naer dat sijn Eerweer-49digheyt eenighe ghetuyghenisse ghehoort hadde van myne Mede-50Suster, ende haere Moeder, hebbe ick consent ghekreghen, om met 51de H. Ghehoorsaemheyt voort-aen vleesch ende visch te derven; 52ick hebbe daer in ghecontinueert, naer mijn beste onthouden, ses 53oft seven jaren, alle dien tydt zijnde seer wel te passe ende ghesondt, 54daer ick te vooren seer dickwils sieck was. |
|