Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 111]
| |
LV. Capittel1Met Godts gratie hebbe ick my meesten-deel ghewent ghemaeckt 2teghen my selven wat hert te zijn, ick wachte my seer van eenighGa naar voetnoot2 3te groot medelijden, liefde, ende compassie te hebben met mijn 4eyghen lichaem; ick hebt ghewent met luttel te vrede te zijn; ickGa naar voetnoot4 5en nam niet veel acht, oft het lichaem wat kreunde, om eenigh 6onghemack, oft koude te onderstaen; ick en quam by het vier niet, 7hoe koudt dat het was, dan eens ter weke, als ick daer niet van 8tusschen en kost, al was 't dat ick vier, oft vyf uren inde Kercke 9gheweest hadde, ende als stijf was van knielen ende koude. 10Ick vertrock my evenwel van het vier, eensdeels uyt liefde vanGa naar voetnoot10 11de verstervinghe, ende eensdeels, om by het vier gheen occasie 12te hebben van eenighe spraecke, oft verstroeytheyt, op dat ick deGa naar voetnoot12 13inwendighe versaeminghe der krachten ende inghekeertheyt derGa naar voetnoot13 14selver, beter soude konnen bewaeren; noch ick en ghebruyckte 15alsdan oock gheen ketelken, dan alleenelijck, als ick eenigh handt-Ga naar voetnoot1516werck moest doen; maer daer buyten docht het my te ghemacke-17lijck, te seer voldoenigh aen de nature, ende teghen den gheestGa naar voetnoot17 18van Penitentie; oversulcx de nature moetende daer in, ende in 19andere haer patientie hebben, oft haer lief, of leet was, moest aen 20den gheest ghehoorsaemen, den welcken van binnen door jet God-21delijcx wiert aenghelockt, oft aenghedreven, oft aenghestouwt, 22om aen de nature nerghens in gheen respyt te gheven, maer deGa naar voetnoot22 23selve altoos, ter liefde Godts, ter doodt te leveren.Ga naar voetnoot23 24Ick scheen oock te bevroeyen, dat het ghebruyck van het vier 25buyten den precisen noodt (ghelijck ghescyt is) ghemeynelijck ver-26oorsaeckte eenighe verflauwinghe des ghemoets in de daedelijckeGa naar voetnoot26 | |
[pagina 112]
| |
27liefde, toekeer, oft aendachtigheyt tot Godts teghenwoordigheyt 28binnen my; daerom docht het my beter, dat het Lichaem styf was 29van koude, dan dat de Ziele in de liefde des Beminden soude ver-30flauwt hebben. |
|