Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
LII. Capittel1Als mijnen Eerweerdighen Vader nu stondt op de leste daghen vanGa naar voetnoot1-2 2sijn vertreck, soo wiert ick beweeght om hem te bidden, dat hy | |
[pagina 104]
| |
3my soude willen houden onder sijn bestieringhe, als eenen Gheeste-4lijcken Vader voor altoos, alleenlijck uyt het opsicht, om in den 5selven gheest, ende wegh te moghen aengheleydt worden: het 6welck hy in't eerste seer weygherde, om dat hem docht, niet welGa naar voetnoot6 7te voeghen, ofte te stichten voor andere, dat hy jemandt soudeGa naar voetnoot7 8aen-nemen ende regeren, wesende in een ander Stadt, denckende, 9dat sulcken consequentie niet prysbaer en waere, ende ten lestenGa naar voetnoot9 10aen hem te lastigh soude wesen d'een en d'ander te voldoen op dese 11maniere. 12Ten lesten hy siende mijne groote begeerte, ende yver om in 13sijnen gheest te voorderen, soo wiert hy inwendigh beweeght, om 14ons te aenveerden, ende consenteerde aen ons alle vier maendenGa naar voetnoot14 15eens te schryven, ende rekeninghe te gheven, watter binnen dienGa naar voetnoot15 16tydt in ons inwendigh ghepasseert was, dit nochtans met korte 17woorden; quam daer eenighe veranderinghe in't ghebedt, oft 18eenighe nieuwe gratien ende inlichtinghen, dat moest ick alle-Ga naar voetnoot1819gader in't kort aen-teeckenen, om dat op sijnen tijdt aen hem over 20te leveren, ende sijn goedt-duncken daer op te hooren: dit moest 21soo zijn (seyde hy) om te schouwen alle perijckelen van bedrogh, 22ende steunen op mijn eyghen wijsheyt ende verstant; want hy 23stierde mijne Ziele op sekere weghen, in eene heele onnooselheyt, 24onderworpentheyt ende verloocheninghe van eyghen verstant. 25Hier-mede kost ick heel wel gheraecken, met dry oft vier-maelGa naar voetnoot25 26op een jaer eenighen brief van hem te ontfanghen, dienende totGa naar voetnoot26 27voorder onderwijs, ende versterckinghe in onsen gheestelijcken 28wegh; dat was my ghenoegh, sonder jet meer te wenschen; want 29ick dede mijn beste om die ontfanghen leeringhen in't werck te 30legghen, tot dat ickse verkreghen hadde, ende wel door-oeffentGa naar voetnoot30 31de lessen, die sijn Eerweerdigheyt my voorhiel, sonder allen een teGa naar voetnoot31 32haecken, ende te wenschen naer wat nieuws. | |
[pagina 105]
| |
33Dese ghesetheyt, vrede, ende versaemtheyt in my selven, ditGa naar voetnoot33 34eenvoudigh trachten om my te houden aen een oeffeninghe ende 35leeringhe, dede my groote deught ende profijt, ick voorderde 36daer door seer op korten tijdt; ick wiert daer door redelijck ghe-Ga naar voetnoot36-3737stadigh van gheest; om dieswille, dat ons ghemoet, onse aendach-38tigheyt, affectie ende gheneghentheyt der ziele niet seer verdeyltGa naar voetnoot38 39ende verspreyt en waren tot veelderande voorworpen, &c. ende 40daer door krachtigher kost vervolghen ende naer speuren tot datGa naar voetnoot40 41noodigh Een alleen.Ga naar voetnoot41 42Ick bevont my oock seer wel met niet te volghen de curieusheyt,Ga naar voetnoot42 43ende nieusgierigheyt in te lesen veelderande geestelijcke Boecken, 44al ghevoelde ick my daer toe somtijdts seer gheneghen; ick ver-45stierf my daer in, op een seker maniere oock daer in aende nature 46ontreckende het vermaeck, smaeck ende ghenoeghen, die sy'er voor 47haer soude moghen in vinden; want het inwendigh licht scheen 48my aen-te-leyden, om in alle occasien, de doodt der nature te ver-Ga naar voetnoot48-4949volghen, door haer te ontnemen alle voetsel van leven, waer in 50dat ick kost bespeuren, daer sy eenigh leven, oft voetsel van leven 51in hadde; ick en wiert inwendigh niet gherust ghelaten, voor ick 52en hadde dat door den verstervenden gheest heel verloochent ende 53gheabandonneert.Ga naar voetnoot53 54Ick hiel my vast aenden ordinaris, soo veel ende niet meer, alsGa naar voetnoot54 55de regulariteyt ons toe en liet den tijdt van gheestelijcke lesinghe, 56ende in Boecken, die de heylighe ghehoorsaemheyt ons ordoneerde; 57dese en ghebruyckte ick oock niet met eenighe affectie, lust, oft 58gheneghentheyt der nature, dan alleen om te ghehoorsamen, daer 59ick den wille Godts in aensagh; ick trachte het voetsel des gheestsGa naar voetnoot59 60meer inwendigh te bekomen, door een ghetrouw aenhanghen aen 61Godt; dit was suyverder. | |
[pagina 106]
| |
62Mijne Ziele ontfonck allen een meerdere ende grooter gratien 63in't ghebedt; het Goddelijck licht groeyde seer, om de teghen-64woordigheyt des Beminden binnen in my te ontdecken, ende in 65alle creaturen als van sijn wesen heel door-droncken.Ga naar voetnoot65 66Och hoe goedt is den Beminden om een ziele tot hem te helpen, 67die van oprechten goeden wille is, die het stuck ter deghen meynt,Ga naar voetnoot67 68ende bereydt is haer al te laten kosten dat sy heeft, ende voorts 69haer betrouwen op hem stelt, dat hy de reste voldoen zal door sijn 70eyghen selven, wat haer ontbreeckt van menschelijcke hulpe, &c. 71want het is onmoghelijck, dat Godt een ziele ongheholpen zal 72laten, die suyverlijck op hem betrouwt, ende het haer daer by doet;Ga naar voetnoot72 73hy zal middelen versien, Godt gheve op wat maniere, waer doorGa naar voetnoot73 74sy ghenoeghsamelijck zal ondersteunt worden; ghelijck het aen my 75gheschiet is in de eerste jaren, dat desen mijnen Geestelijcken 76Vader op een ander moest gaen woonen, als-wanneer ick noch slap 77op de beenen was, ende luttel licht ende ervarentheydt hadde inGa naar voetnoot77 78het gheestelijck leven. |
|