Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
LI. Capittel1Doen begonst het Ghebedt eenighsins overnatuerlijck te worden,Ga naar voetnoot1 2voor meestendeel bevrocht met innighe stilte, ende rusten in Godt,Ga naar voetnoot2 3door een bloot ofte levende gheloof van Godts teghenwoordigheyt; | |
[pagina 103]
| |
4alle grove werckelijckheyt ende menighvuldigheydt der inwendigheGa naar voetnoot4 5krachten vielen al af, behoudende alleen een eenvoudigh ghesichtGa naar voetnoot5 6des Gheloofs binnen in my inwendigh, ende een conforme, soete 7ende stille toeneyginghe der liefde tot Godt. 8Alle andere eyghen werckelijckheyt verveelden, ende vermoey-Ga naar voetnoot89den my seer, als nievers toe nut, als om de inwendighe ruste te 10verstooren, de inwendighe klaerheyt te doen verduysteren, den 11gheest te doen opkomen uyt de innighe eenvoudigheyt tot eenGa naar voetnoot11 12schaedelijck ghewoel, ende menighvuldigheyt. 13Als de occasie presenteerde, dat ick eenighe inwendighe actenGa naar voetnoot13 14van deughden moest oeffenen, dat dede ick met soo groote stillig-Ga naar voetnoot14-1515heyt ende eenvoudigheyt, als 't my moghelijck was, om den gheest 16in sijne puerheyt beter te bewaeren, ontmenghelt vande sinnelijckeGa naar voetnoot16Ga naar voetnoot16-17 17ende ghevoelijcke krachten; soo veel als de gratie Godts my alsdan 18ontdeckte van dese puerheyt, ende ontmenghelinghe; want hetGa naar voetnoot18 19Goddelijck licht was in 't eerst noch wat sober, even-eens ghelijckGa naar voetnoot19 20het licht van eenen aenkomenden dagheraet, het welcke allenxkens 21met graeden aenwast.Ga naar voetnoot21 |
|