Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
XXXIX. Capittel1Naer dat ick een jaer by desen Pater te Biechten ghegaen hadde, 2ende my in de verstervinghe, als een Novitie, gheproeft, ende ghe-3oeffent, soo consenteerde hy my mijne begheerte, om ProfessieGa naar voetnoot3 4te doen inden derden Reghel vande Heylighe Maghet MARIA desGa naar voetnoot4 5Bergh-Carmeli; ick dede mijne Professie in sijne handen, op eenenGa naar voetnoot5 6Goeden-vrydagh, belovende ghehoorsaemheyt ende eeuwighe 7suyverheyt naer den voorseyden derden Reghel, verkiesende den 8naem vande Heylighe TERESE, beneffens onsen naem, te weten,Ga naar voetnoot8 9Suster MARIA à Sancta TERESIA, om eenighen besonderen treck,Ga naar voetnoot9 10die ick tot dese Heylighe Moeder ghevoelde. 11Al dede ick simpelijck belofte van te onderhouden den derden 12Reghel, nochtans gaf onsen Biechtvader ons te onderhouden den 13Reghel van de Religieusen, nopende de vasten-daghen, abstinen-Ga naar voetnoot13Ga naar voetnoot13-1414tien, penitentien, stil-swyghentheyt, ende soo voorts, wy kosten dat 15ghevoeghelijck onderhouden, mits niemant hebbende inden wegh: 16Den derden Reghel en was alsdan noch niet ghedruckt; ende oock 17ick vondt my wat stricter ghetrocken, als simpelijck den derdenGa naar voetnoot17 | |
[pagina 87]
| |
18Reghel te onderhouden; want den derden Reghel ghemeynder isGa naar voetnoot18Ga naar voetnoot18-20 19voor alle soorten van menschen, om oock in de werelt te konnen 20onderhouden. 21Hoe-wel dat ick mijne Professie aldus ghedaen hadde, het wiert 22naerderhant goedt ghevonden, de selve wederom te herdoen, ende 23te vernieuwen, om eenighe redenen; oversulcx ick begonst weder-24om als een half Novitiaet onder den Biechtvader, die ick dan hadde,Ga naar voetnoot24Ga naar voetnoot24-25 25den welcken daer naer altoos mijnen geestelijcken Vader ghebleven 26is; desen gonck de aerde mijnder Ziele labeuren ende oeffenen,Ga naar voetnoot26 27om die vruchtbarigher te maecken in het gheestelijck inwendigh 28leven; hier toe my onderwysende inden gheest van d'Order, waer 29in dat den selven bestont, ende gheleghen was, te weten, in een 30gheduerigh ghebedt, ende conversatie met Godt, door een neerstigh 31oeffenen van Godts teghenwoordigheyt, ghevoedt, ende onder-32houden door een gheduerighe verstervinghe, ende verloocheninghe 33van alle gheschapen dinghen, ende van de dry Goddelijcke deugh-34den, Gheloove, Hope ende Liefde. |
|