Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
XXVI. Capittel1Dese voorschreven Goddelijcke gratie groeyde daghelijcx meer 2ende meer aen, soo dat ick op een Maendt oft twee tydt, soo toe-3nam ende veranderde als in eenen anderen Mensch; mijnen Biecht-4vader nam mijnen gheestelijcken voortganck oock seer ter herten, 5ende begonst my van deghe te oeffenen ende te proeven door veele 6mortificatien ende wercken van penitentie; maer den BemindenGa naar voetnoot6 7gaf my die gratie, dat ick dit al volbrocht met vrolijckheyt ende 8vlytigheyt des gheests; want den inwendighen jever ende dorstGa naar voetnoot8 9was seer groot om te trachten naer de volmaecktheyt; my dunckt, 10dat hy my gheen dinghen te swaer, te pynelijck ende te moeyelijck 11en hadde konnen voor-legghen, oft ick en had-se met blyschap 12aenghevat; want ick was ghelijck vol vier en vlamme om den wegh 13der deughden, der verstervinghen, ende namentlijck den wegh desGa naar voetnoot13 14Ghebedts te loopen met een groote vierigheyt, my gheresolveertGa naar voetnoot14 15ghevoelende, om my alle te laeten kosten, dat ick hadde, vleesch,Ga naar voetnoot15 16en bloet, ja het leven ten besten te gheven, om te bekomen den prys 17van een heel innigh, ende volmaeckt leven.Ga naar voetnoot17 18Mijnen Biecht-vader bemerckende, hoe dat de Goddelijcke gra-19tie my soo toe-nam, ende soo krachtigh werckte, stondt ghelijck 20in eenigh beraet, door wat wegh hy my leyden soude, ende wat 21inwendighe oeffeninghen hy my soude voorlegghen; soo beval hyGa naar voetnoot21 22my, dat ick jevers in een Kercke heel stille alleen my soude ver-Ga naar voetnoot22-2323trecken voor het H. Sacrament des Autaers, ende aldaer devotelijck 24bidden, om te moghen ontfanghen die gratie ende kennisse van te | |
[pagina 67]
| |
25moghen weten, door wat wegh dat sijne Majesteyt my beliefde teGa naar voetnoot25 26leyden, ende te trecken tot hem, ende als ick inwendigh dat ver-27staen hadde, dat ick't altemael soude opschryven ende hem over-Ga naar voetnoot2728leveren, het welcke ick alsoo dede. 29Mijnen Beminden gaf my in dat Ghebedt soo klaer te kennen de 30maniere van Ghebedt, ende inwendighe oeffeninge, die ick moest 31houden, ende door wat wegh, dat hy my leyden wilde, dat ick'er 32wel een heel bladt papier vol van schreef; maer het inhout van dese 33kennisse ende inlichtinghe was van een soo groote volmaecktheyt,Ga naar voetnoot33 34ende uytterste puerheyt, dat ick teghenwoordigh de selve noch niet 35volkomelijck beleeft en hebbe; den Beminden gaf my in, het eynde,Ga naar voetnoot35 36daer hy my toe riep, maer ick en verstondt het inhout niet, ghe-37lijck ick nu dat verstaen, want my dunckt, dat ick mijn levenGa naar voetnoot37 38daghen werckx ghenoegh hebben zal, om die leeringhe volmaeckte-Ga naar voetnoot3839lijck te beleven, die den Beminden my inwendigh alsdan heeft 40ghegheven. |
|