Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
XXIV. Capittel1Dus de resolutie wiert vast ghesloten, om my te laeten uytgaen; 2ende van dien tydt af hebben sy my ghescheyden vande Ghemeynte, 3soo dat ick met d'andere in gheene Regulariteyt en mocht komen,Ga naar voetnoot3 4maer was ghelijck een litmaet, dat af-ghesneden wiert van het 5Lichaem, gheene communicatie oft ghemeynschap hebbende met 6eenighe Religieusen, ontrent dry weken langh, tot dat mijnen Vader 7om my quam; apparent was't in dit Clooster soo de manier, als deGa naar voetnoot7 8resolutie ghenomen was van jemant uyt te senden, datse met de 9Ghemeynte gheen ghemeynsaemheyt en mochte hebben; maer deseGa naar voetnoot9 10af-scheydinghe viel my seer hert, ende was my een groot cruys, teGa naar voetnoot10 11meer, om dat ick merckte, datter eenighe in de opinie bleven, dat 12ick maeckte, ende gheveynsde letsel te hebben in't ghesicht, omGa naar voetnoot12 13eenen eerlijcken titel te hebben om uyt te gaen: oversulcx eenighe 14geckten met my, ende eenighe gaven my te kennen, waert dat ick 15vierigher hadde gheweest, dat ick niet uyt-ghesonden en soudeGa naar voetnoot15 | |
[pagina 62]
| |
16gheweest hebben; want het scheen aen hun, dat sy gheen ghe-17wenschte vierigheyt in my en merckten, ende het kan zijn, dat sy 18hier in ghelijck hadden: want, seyden sy, de Novitien moesten soo 19vierigh zijn, dat sy moesten wederhouden worden, ende hun nietGa naar voetnoot19Ga naar voetnoot19-20 20en lieten ghenoeghen met te doen 't ghene sy van Reghels weghenGa naar voetnoot20 21moesten doen, maer altydt trachten ende begheerigh zijn, om meer 22te doen. 23Ende ick en was soo vierigh niet, want ick niet besonders voor-Ga naar voetnoot23-2424der en trachte, als te doen alle het gene de Cloosterlijcke Ordinan-Ga naar voetnoot24-2525tien in-hielen, ende de ghehoorsaemheyt van mijne Meestersse myGa naar voetnoot25 26beval; ende dit volbrocht ick ghetrouwelijck, ende vlytelijck, soo 27ick meyne: want om dat ick uytter nature altoos een ghetempertGa naar voetnoot27-28 28natureel ghehadt hebbe, gheene oft weynighe driften onderworpenGa naar voetnoot28 29zijnde, soo hiel ick my licht te vreden met het ghene my te doenGa naar voetnoot29 30stondt. 31Misschien naemen sy eenigh fondament van hunne suspicie uytGa naar voetnoot31 32het ghene, dat sommighe in my ghemerckt hadden, te weten, eenen 33schroom, die ick somtyts thoonde van te sien eenighe Penitentie-Ga naar voetnoot33Ga naar voetnoot33-3434dinghen, als riemkens, ende disciplinen met pinnekens; principalijckGa naar voetnoot34 35van de disciplinen, daer hadde ick in't eerste sulcken werck mede, 36ende schroom van, dat ick niet sonder grooten strydt my daer in 37en kost over-winnen: dit duerde eenighen tydt, tot dat ick eenighe 38keeren my kloeckelijck deur-nam, met eenighe netelen my te disci-Ga naar voetnoot3839plineren, daer naer met ketenkens, ende op diversche manieren mijnGa naar voetnoot39 40Lichaem pynighde met die stekende netelen, &c. eenen haet kry-41ghende op my selven, soo verdween meer ende meer dien voorsz.Ga naar voetnoot41 | |
[pagina 63]
| |
42schroom, sonder eenighen merckelijcken wederstrydt meer te ghe-Ga naar voetnoot4243voelen; al-hoe-wel dat de voorseyde impressie misschien in hun 44bleef door Godts schickinghe, om daer door sijnen GoddelijckenGa naar voetnoot44 45wille in't werck te legghen.Ga naar voetnoot45 46Mijne voorschreven vriendinne Vrouw' Victoria recommandeerdeGa naar voetnoot46 47my aen een Beggyntjen op het kleyn Beggyn-Hof, op dat sy myGa naar voetnoot47 48aldaer een bequaeme wooninghe soude besorghen, om stillekensGa naar voetnoot48 49Onsen L. Heere te dienen; sy meynde, dat dit al besorght was, 50maer het sloegh faute, door dien, dat dit Beggyntjen sieck ghe-Ga naar voetnoot5051worden was, daer sy my meynde te doen; daer komende, en vondtGa naar voetnoot51-52 52gheenen t'huys, noch en wist niet waer in, dan dat Beggyntjen dieGa naar voetnoot52 53goede kennisse van mijn voorschreven Vriendinne, aenveerde my 54voor eenen nacht, uyt Charitate, want sy woonde in een Convent;Ga naar voetnoot54 55's anderdaghs besorghde sy my een andere wooninghe, niet sonder 56groote moeyte, ende ick vondt my daer alleen, seer desolaet, ver-Ga naar voetnoot5657laten, ende als verstooten van een jeghelijck, oock van 't voorseydeGa naar voetnoot57 58Clooster, daer ick gheenen toevlucht en vondt, maer heel con-Ga naar voetnoot58-5959trarie, &c. 60Maer dit was, soo ick meyne, een besonder toe-laeten endeGa naar voetnoot60 61schickinghe des Beminden om door dat drucksel, &c. my krachte-Ga naar voetnoot6162lijck tot hem te trecken, ghelijck het oock daer naer gheschiede: 63want andersins die Religieusen waeren al te goedt, deughdelijck 64ende beleeft, om met my soo straffelijck te handelen; dan ick enGa naar voetnoot64 65was niet beters weerdigh: ick laete my voorstaen, dat dit verstooten, | |
[pagina 64]
| |
66ende verbodt van met my te spreken in dat Clooster, nerghens om 67ghedaen en was, als om mijne affectie van hun wat meer af te trec-68ken, op dat ick hun gheruster soude laten van eenighe moeyelijck-69heyt, droefheyt ende quellinghe aen te doen, ende soo en moghen 70sy niet beschuldight worden van qualijck met my ghehandelt te 71hebben. 72Dien voorschreven Pater, aen wie ick van mijne Vriendinne 73gherecommandeert was, hiel hem oock heel weygherachtigh endeGa naar voetnoot73 74vremdt, sonder my voorder aen te draeghen, als simpelijck mijneGa naar voetnoot74 75Biechte te hooren, niet teghenstaende, dat ick hem dickwils badt, 76dat hy my soude willen aenveerden onder sijne besondere directie 77ende regeeringhe; ick en weet niet wat hem moght moveren myGa naar voetnoot77 78soo te laeten loopen een heel maendt lanck, daer ick my nochtans 79thoonde van soo goeden wille te zijn. |
|