Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
XXIII. Capittel1Onsen Lieven Heere voorsagh, dat ick van een Religieuse eenighen 2troost ontfonck; dese Religieuse was levende in opinie van Heylig-Ga naar voetnoot2-3 | |
[pagina 60]
| |
3heyt, sy hadde 5. oft 7. Jaeren lanck gheleeft ghesloten in een Cel-4leken sonder mensch te sien, oft te spreken, sy en at niet als pota-Ga naar voetnoot4-55gerie, somtydts maer een stucxken broot op twee daghen eens, sy 6hadde veele opghetoghentheden inden geest, sy hadde veel te lyden,Ga naar voetnoot6 7ende was seer ootmoedigh, &c. dese scheen my seer te beminnen, 8ende een sonderlinghe toe-neyginghe tot my te toonen, sy seydeGa naar voetnoot8 9my, Marie, zyt ghetroost, onse Lieven Heere heeft u tot jet anders 10gheschickt ende gheroepen. 11Eene mijne Compaigne, die met my Novitie was, die seyde myGa naar voetnoot11 12oock jet zulckx, het gene sy nochtans tot dier-tijdt toe verborghen 13ende versweghen hadde voor alle menschen, op datmen daer uyt 14niet en soude ghewerckt hebben, maer als't nu te nypen gonck,Ga naar voetnoot14Ga naar voetnoot14 15soo opende sy dat aen d'Overste ende aen my, om d'een ende d'anderGa naar voetnoot15 16te troosten, ende deur te setten.Ga naar voetnoot16 17Eenen sekeren Pater van ons Ordre, den welcken naerder-handt 18vier jaeren lanck mijnen Biechtvader gheweest is, eens komende 19besoecken sijne nichte, nu Vrouw Victoria, de welcke alsdan metGa naar voetnoot19 20my Scholier ende Novitie zynde mijne sonderlinghe vriendinne was,Ga naar voetnoot20 21my eens by occasie siende passeren voor by de traillie, seyde aenGa naar voetnoot21 22dese sijne Nichte, die Dochter en zal hier niet persevereren; waerGa naar voetnoot22 23over dese seer verwondert zynde, seyde hem, hoe soo dat? de heele 24Ghemeynte heeft contentement met haer, ende sy heeft oock grootGa naar voetnoot24 25contentement? maer hy hielt'er in deur sonder van syn ghevoelenGa naar voetnoot25 26te wycken; nochtans en kende hy my niet, noch en hadde my te 27vooren noyt ghesien, noch van my hooren spreken. | |
[pagina 61]
| |
28Als ick ontfanghen was tot de Kleedinghe, seyde sy aen hem, 29Heer Neve, wat seght U.E. nu, die Dochter is ontfanghen tot deGa naar voetnoot29 30Kleedinghe, zijt ghy noch van opinie, dat sy hier niet blyven en 31zal; hy seyde, jae ick, ick blyve noch in die opinie; als ick nu ghe-32kleedt was, seyde sy wederom, Heer Neve, die Dochter is nu 33ghekleedt, nu zal sy immers blyven, want sy schickt haer ten uytter-Ga naar voetnoot33-3434sten wel, waer op hy wederom antwoorde, sy en zal hier niet 35blyven, want Godt haer elders verkoren heeft: oft desen Pater hier 36in van Godt verlicht was, en wete ick niet; ick hebbe hem somtyts 37naerder-handt daer van ghesproken, vraeghende wat reden dat hy 38hadde, om sulcx soo resolutelijck te segghen, ende te houden staen,Ga naar voetnoot38 39ende antwoorde, dat hy in sijn inwendigh daer van een sekerheydtGa naar voetnoot39 40ghevoelde. |
|