Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 58]
| |
XXII. Capittel1Eer ick kleedde, wiert ick somtyts ghewaer eenigh ghebreck inGa naar voetnoot1Ga naar voetnoot1-2 2mijn ghesicht, ende kreegh groote vreese, dat dit een beletsel 3soude zijn, dat ick niet en soude konnen volherden hebben; ick nam 4mijnen toevlucht tot de minnelijcke Moeder, haer mijnen nootGa naar voetnoot4-5 5bevelende; ick verberghde dat ghebreck van 't ghesicht, soo veel 6als ick kost; soo dat het van niemant ghemerckt en wiert, ende ick 7wiert ghekleedt. 8Naer een Maendt, oft twee, wierden de Religieusen ghewaer 9het ghebreck in't ghesicht, want ick bleef somtyts stille staen son-Ga naar voetnoot910der voort te konnen lesen inde Choor, ende Refter; maer midts 11datmen uytwendigh niet met allen en sagh aen mijne oogen, datter 12jet manqueerden aen het ghesicht, soo kreghen sy suspicie, dat ick'tGa naar voetnoot12 13maeckte, ende soo fingierde, om alsoo eenen goeden titel te hebben,Ga naar voetnoot13 14om uyt te gheraecken; in dit poinct hadde ick veel te lyden; syGa naar voetnoot14 15hadden reden ghenoegh, om sulcx te peysen, om datmen aen't 16ghesicht uytwendigh gheen letsel en sagh: daer wierden veele 17remedien ghebruyckt, ende Consulten op ghehouden, maer al teGa naar voetnoot17 18vergheefs. 19Naer dat ick 5. oft 6. Maenden ghekleedt was, wiert de resolutie 20ghenomen, dat ick moest uyt gaen, segghende, aenghesien dat ick 21niet en kost voldoen aen't Officie, dat sy my daer in niet en kostenGa naar voetnoot21 22dispenseren, om dat sy op die conditie ghefondeert waeren, &c.Ga naar voetnoot22 23Dit was my een droefheyt boven droefheyt, ick scheen mijne 24ooghen uyt te weenen, ende door het overvloedigh weenen blint 25te worden, want ick hadde altemael de Religieusen seer lief, ende 26het Clooster met hun maniere van leven stondt my uytter maeten | |
[pagina 59]
| |
27wel aen; want daer was een groote liefde ende vrede onder mal-28kanderen, sy waeren het inwendigh Ghebedt ende verstervinghenGa naar voetnoot28 29seer toeghedaen, strict in hunne observantie, simpel ende eenvou-Ga naar voetnoot2930digh in alle hun doeninghe, hebbende in't minsten gheenen eyghen-31dom, noch jet curieus, oft overvloedighs op hunne Cellen, nochGa naar voetnoot31 32in hun ghebruyck, niet meer als een arm Clooster, daerse belofte 33van meerder armoede ghedaen hebben, soo dat ick noyt ghenoegh-Ga naar voetnoot33Ga naar voetnoot33-3434saem en soude konnen uytspreken den lof van dat Clooster, om 35de deucht, ende stichtbaerheyt, die ick'er in ghemerckt hebbe; sy 36waeren allegader al even yverigh om malkanderen voor te loopen 37inde volmaecktheyt, ende om dat die Religieusen al te mael soo 38goet, ende yverigh waeren, ende ick soo quaet ende slap vanGa naar voetnoot38 39gheeste, daerom en was ick niet weerdigh te blyven in hun heyligh 40gheselschap. 41Mijn begheerte was even-wel soo groot, om by hun te blyven, 42dat ick hun ootmoedelijck badt, aenghesien dat ick gheen Non-43neken en moght zijn, dat ick ten minsten soude moghen wesen een 44Leecke-Susterken, om hun te dienen; maer dit ontraeden sy my uyt 45liefde, soo sy seyden; overmits dat ick jonck ende teer van lichaem 46wesende, den aerbeydt niet en soude konnen onderstaen van deGa naar voetnoot46 47wercken te doen, die de Leecke-Susters moeten doen, besonderlijck 48in dat Clooster, die seer slavelijcke wercken moeten doen ghelijck 49mans; sy seyden, mijn Kint, ghy en weet niet, wat ghy bidt; als uGa naar voetnoot49 50verstant soude open-gaen, dan en soudt ghy in dien Staet gheen 51contentement hebben; dus ick scheen te sterven van droefheyt, 52dunckende wederom te moeten keeren in het huys van mijnen 53Vader. |
|