Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
XXI. Capittel1Den tydt, dat ick soo bleef, liep ontrent een jaer aen; daer-en-Ga naar voetnoot12tusschen groeyden mijne begeerten ende affectien tot het Clooster-3lijck leven langhs om meer; ick weende dickwils seer bitterlijck 4by mijne Moeder, my aen haer beklaeghende, dat ick soo langh 5moest berooft zijn van mijn contentement ende ghenoechte, seg-6ghende haer, dat my soo pynelijck ende verdrietigh was, langher 7in de werelt te blyven, &c. haer seer hertelijck smeeckende, endeGa naar voetnoot7 8biddende, dat sy my dat van mijnen Vader soude maecken te ver-Ga naar voetnoot89kryghen. 10Ten lesten wiert haer hert soo beweeght, om instantie te doenGa naar voetnoot10 11aen mijnen Vader, datse tot hem seyde, ten zy dat-ghe ons Kindt 12laet gaen, ick sal 't besterven ende bekoopen met de doodt, welcke 13woorden het herte van mijnen Vader heel vermorwden, ende hyGa naar voetnoot13 14vertrock terstont naer Ghendt, om het accordt te maecken: t'huysGa naar voetnoot14 15keerende gaf hy my consent, om te gaen, als ick begheerde; mijneGa naar voetnoot15 16goede Moeder hier niet langh op slaepende, nam my terstont met 17haer, ende gonck met blydtschap my op-offeren ten dienste Godts,Ga naar voetnoot17-18 18als eenen anderen Abraham sijnen Sone Isaac; mijne blydtschap wasGa naar voetnoot18 19seer groot, alder-meest als ick stondt op het vertrecken, doen ick | |
[pagina 57]
| |
20neder knielde voor mijnen Vader, hem biddende, om sijne bene-Ga naar voetnoot20-2121dictie, soo omhelsde, ende kuste hy my seer minnelijck, de traenen 22vloeyden lancx sijne kaecken, ende hy my soo wel ghemoet, endeGa naar voetnoot22 23onbeweeght siende, vraeghde hy my, oft my dat niet aen en gaf,Ga naar voetnoot23Ga naar voetnoot23 24of ter herten en gonck, aldus voor altoos te verlaeten het huys vanGa naar voetnoot24 25mijnen Vader, &c. waer op ick heel blymoedelijck antwoorde, 26Vader, de liefde Godts verwint dat al; hy seyde aen eenighe, istGa naar voetnoot26Ga naar voetnoot26-27 27dat mijn Dochter niet en persevereert in de Religie, door volstan-Ga naar voetnoot27Ga naar voetnoot27-2828digheyt, soo en sullen daer geen persevereren, want ick hebbe 29haer ghenoegh gheproeft. 30Dus mijne Moeder my in't Clooster op-gheoffert hebbende, nam 31seer vriendelijck den Adieu met groot ghenoeghen ende contente-32ment; het was in dat Clooster de maniere, dat de Dochters eenGa naar voetnoot32 33jaer in't weerlijck Habyt moesten blyven, eer sy moghen kleeden;Ga naar voetnoot33 34sy leeren daer-en-tusschen den Sanck, volghen den Choor, ende deGa naar voetnoot34 35Ghemeynte in meerderen-deel, maer om dat ick den Sanck welGa naar voetnoot35 36kost, soo wiert ick ontfanghen tot de kleedinghe t'eynde van achtGa naar voetnoot36 37maenden; door welcke tydinghe mijn Moeder sulcken blydtschap 37maeckte, datmen seght, dat sy van blydtschap sieck wiert, ende 38ghestorven is: In welcke doodt ick groote droefheyt maeckte, niet 40om dat ick daer soo seer aen-ghekleeft was, maer om dat my docht,Ga naar voetnoot40 41dat haeren Moederlijcken bystant my noch noodigh was tot dat ick 42gheprofessit soude gheweest hebben. De Abdisse vertrooste my seer,Ga naar voetnoot42 43dat sy voort-aen mijn Moeder soude zijn, ende dat ick onse Lieve 44Vrouwe moest kiesen voor mijne Moeder. |
|