Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 46]
| |
XV. Capittel1Myn herte begonst meer ende meer te voncken in de liefde totGa naar voetnoot1 2mijnen Beminden, gheen uytwendighe dinghen en gonghen my 3meer ter herten; al was ons huys een huys van groote Traficke ende 4Koopmanschap, daer dickwils veele Kooplieden ende andere te gaste 5waeren, ick droegh my daer soo in, ende was daer van soo af-Ga naar voetnoot5 al oft ick in een vremt huys ghewoont hadde: ick enGa naar voetnoot5-66ghetrocken, 7trock gheen dinghen aen, niet meer, dan oft't my niet aenghegaen 8en hadde; ick en bleef aen tafel niet langher, als ick en moest; sooGa naar voetnoot8-9 9saen als ick myne maeltydt gedaen hadde, nam ick mijn talloir op, 10doende reverentie aende Compagnie, ende soo gonck ick van tafelGa naar voetnoot10 11sonder een woort te spreken, recht naer ons kamer. 12Ick bleef daer den heelen dagh alleen, sonder jemant aen te spre-13ken, noch van binnen, noch van buyten huys, even eens ghelijck 14een Eremytersken, komende maer beneden, om te eten, ende teGa naar voetnoot14 15Kercken te gaen; oock somtyts my wat alleen vertreckende indenGa naar voetnoot15 16Hof, sittende aen eenen water-kant: die eensaeme ende vertrockenGa naar voetnoot16 17plaetsen gaven my een groot ghenoeghen ende contentement; ick 18speculeerde op alle die creaturen, die ick daer sagh, komende doorGa naar voetnoot18 19hun tot kennisse ende liefde vanden Schepper; my dunckt, dat ick 20somtyts aen dien voorschreven water-kant eenighe besondere be-Ga naar voetnoot20-2121soeckinghe, ende inwendighe vertroostinghe van mijnen BemindenGa naar voetnoot21 22hebbe ontfangen, by maniere van inwendige toesprake, als van eenen 23seer lieven Bruydegom tot sijne Beminde: het waeren soete aen-Ga naar voetnoot2324lockinghen ende caressen van liefde, om my met een weer-sydigheGa naar voetnoot24 25liefde aen hem te binden. |
|