Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 37]
| |
X. Capittel1Hier naer quam in ons Dorp gheweldigh seer de behaelijcke sieckte,Ga naar voetnoot1 2waerom mijne Ouders alle hunne kinderen deden woonen ten 3huyse van mijnen Oom tot Poperinghe, op dat wy niet gheinfecteert 4en souden worden; dit was wel een goede sorghe van onse Ouders 5voor 't lichaem, om ons te bevryen van de infectie vande peste, 6om ons in't leven te behouden, maer andersins was my dat seer 7schaedelijck naer der Ziele; want aldaer gheene goede vermaninghen 8ende exemplen hebbende, ende wesende buyten alle ontsagh ende 9in volle liberteyt, soo liet ick vaeren alle mijne devotien ende Godt-Ga naar voetnoot910vruchtigheyt; ick wiert tot alle Godts-dienstigheyt luy ende traegh, 11soo dat ick maer Sondaghs ende 's Heylighdaghs Misse en hoorde 12met groote onachtsaemheyt, verstroeytheydt ende luyigheydt; ick 13en dede qualijck oyt eenigh ghebedt 's morghens, oft 's avonts,Ga naar voetnoot13 14volghens onse ghewoonte, inden dagh nouwelycx noeyt mijn herte 15tot Godt stierende, noch op Godt peysende: my en ghedenckt niet 16den tijdt van een half jaer, dat ick hier woonde, dat ick oyt te 17Biechten, of te Communie gonck, oft ick soud'et moeten vergeten 18hebben. 19Al en was ick alsdan niet genegen tot veel ander quaet, de disposi-Ga naar voetnoot19-2020tie was'er toe, om in veel quaet te vallen, hadde den Beminden my 21door sijne krachtige handt niet teghen gehouden; want dit traeghGa naar voetnoot21Ga naar voetnoot21-23 22ende onachtsaem leven, ende my, daer door, soo verre af te trecken 23van Godt, ende van alle Godtvruchtigheyt, was ghenoegh, om my 24in veele andere sonden te doen vallen: my dunckt, dat ick de dry 25disgratien hadde, diemen ghemeynlijck seght, ledigh, lecker, endeGa naar voetnoot25 26onghedienstigh, mijnen tijdt veel passerende met te converseren 27met jonckheyt, ghelijcke ende onghelijcke persoonen, spelen metGa naar voetnoot27 | |
[pagina 38]
| |
28de kaerte, wandelen gaen, langh slaepen, ende soo voorts. 29Ick veranderde hier ghelijck eenen anderen mensch in alle ma-Ga naar voetnoot29Ga naar voetnoot29-3030nieren, ende al was't dat ick door Godts gratie bewaert zynde, 31gheen merckelijck ander quaet en dede, nochtans hadde ick mynGa naar voetnoot31 32herte ende ooghen, heel tot de werelt, vergeten hebbende de 33Trauwe, die ick aenghegaen hadde met mijnen lieven JESUS; dit en 34quamp my niet eens inden sin, de pleysieren, de ryckdommen,Ga naar voetnoot34 35ende de weelden des werelts, die lockten my soo aen, dat ick niet 36anders en peysde, als my te begheven tot den Houwelijcken staet; 37mijnen Oom, daer wy alsdan by woonden, was een luttelken we-38relsch ghesint, hy en moght niet hooren, dat jemandt van ons sprack 39van Gheestelijck te willen zyn, hy prees ons de werelt soo aen, hy 40en dede niet als gecken met mijnen outsten Broeder Ignatius, die 41in Spaignien verdroncken is, om dat hy nu gheresolveert was Reli-Ga naar voetnoot4142gieus te worden: waer door hy hem daer van ghediverteert heeft:Ga naar voetnoot42 43waer over mijne Moeder seer bedroeft was; want dit hadde ghe-44weest haer uytterste blytschap ende contentement, ghelijck sy 45somtydts seyde, dat sy daer in soude ghevoelt hebben een alder-46meeste vreught, ende voldoeninghe van het gheluck te moghen 47hebben te sien van eenighe haere Soonen aenden Autaer, oft op 48den Preeck-stoel. |
|