Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
VI. Capittel1Myne Moeder sloegh my seer nauwe gaede, ende en liet onse fauten 2niet onghekastydt ende onberispt, soo dat ick nu sien, ten waer datGa naar voetnoot2 3mijne Moeder sulcken nauwe toesight over my ghenomen hadde 4in my te kastyden, tot de Kerck te stauwen, &c. eensdeels metGa naar voetnoot4 5soetigheyt, ende moederlijcke discretie my makende te winnen, omGa naar voetnoot5 6my ghelijck met ghewelt van het quaet af te trecken, my dunckt, 7dat ick een heel quaedt ende onghemaniert kindt soude gheworden 8hebben, jae soo quaedt, om naer de helle te gaen. | |
[pagina 31]
| |
9Ghebenedydt moet Godt zyn, die my sulcken deughdelijcke 10ende besorghde Ouders verleent heeft; want de toesichtigheyt, de 11berispinghe ende kinderlijck ontsagh kander veel toe helpen, om in 12dese jonghe jaeren in geenen quaeden aerdt op te groeyen: dese 13jaeren zyn soo ghepasseert, nu my wat beterende, nu wederomGa naar voetnoot13 14keerende tot die gheneghentheyt van geerne spelen te gaen, &c. 15somtyts met meyskens, en somtyts oock met knechtjens, die nietGa naar voetnoot15-16 16wel gheneghen en waeren, waer door ick somtyts van hun aen-17ghelockt wierdt tot eenighe manieren van spelen, die niet suyver 18en waeren; maer overmits ick door de gratie Godts, uytter natuereGa naar voetnoot18 19noyt gheneghen en was tot dierghelijcke, soo en beviel my dat niet 20wel, ende socht my van sulcken ghespelen te ontrecken, schouwdeGa naar voetnoot20 21die, ende wasser als af vervaert, door den natuerlijcken afkeer,Ga naar voetnoot21 22die ick ghevoelde van alle het ghene, dat strydt teghen de suyver-23heyt, hoe luttel, oft hoe kleyn dat maer en was, soo datse met eensGa naar voetnoot23 24met my ghedaen hadden, daer ick Godt moet af bedancken, dieGa naar voetnoot24 25my van dat peryckel bewaerde.Ga naar voetnoot25 |
|