Het leven van Maria Petyt (1623-1677)
(1976)–Maria Petyt– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
IV. Capittel1Myne Ouders hebben altoos van mijne kleyne jonckheydt af eenGa naar voetnoot1 2sonderlinghe sorghe ghehadt, om my op te voeden in alle Godt-Ga naar voetnoot23vruchtigheydt. Ick en kost hun gheen meerder ghenoechte ende 4contentement aen doen, als met devoot te zijn, ende te Kercken te 5gaen, ende op dat den goeden aerdt ende Godtvruchtigheydt beter 6in my soude gheplant ende bewaert worden, hadden sy een groote 7sorghvuldigheydt, om my af te trecken vande conversatie metGa naar voetnoot7 8qualijck ghemanierde, ende onghenorierde kinderen, op dat ickGa naar voetnoot8 9hunnen aerdt niet en soude insuyghen: het mishaeghde hun seer,Ga naar voetnoot9 10als ick eenighe kinderen aentrock, om mede te spelen, soo ickGa naar voetnoot10-11 11meyne, om dat ick'er gheen quaet en soude van leeren, ende om 12my wat aen te locken tot de devotie ende Godts-dienstigheydt, 13mijne Moeder beloofde my veele fraeyigheydt, nieuwe kleederen,Ga naar voetnoot13 | |
[pagina 27]
| |
14&c. Oft sy gaf my elcken keer, als ick met haer te Kercke ginck, 15een speel-gheldeken; sy dede my dat steken in eenen spaer-pot,Ga naar voetnoot15 16om daer naer jet fraeyts mede te koopen: want sy en kost nietGa naar voetnoot16 17gheluchten, dat ick myn gheldt jevers soude aen verleckert hebben,Ga naar voetnoot17 18ghelijck de andere kinderen deden, sy maeckte sulcx aen ons sooGa naar voetnoot18-19 19haetelijck, door dat soo te blameren, te misprysen, ende te ver-20foeyen, al oft al deughenieten ende quist-kolen gheweest hadden,Ga naar voetnoot20 21die sulcx deden. 22Soo dat sy van jonghs af den sinnelijcken appetydt ende lust tot 23eenigh fruyt, oft dierghelijcke, in my seer ghebroken ende ver-Ga naar voetnoot23-2424storven heeft, moetende my te vreden houden met het ghene sy 25van sulcx somtydts moederlijck uyt-deelde aen alle haere kinderen 26even-ghelijck, sonder lieve kinderkens te maken, d'een buytenGa naar voetnoot26 27d'ander; niemant van ons en derfde haer jet heysschen van sulcx,Ga naar voetnoot27 28maer moesten onse patientie hebben, tot dat sy 't ons van 't selfsGa naar voetnoot28 29gaf; op dese maniere kocht sy onse devotie in onse soo teere jaeren,Ga naar voetnoot29 30om ons wat ghewilligher te maken. 31Sy stouwde ons aen, om alle Saterdaghen 's avonts te onderhoudenGa naar voetnoot31 32dese devotie, de Litanie te singhen van onse L. Vrauwe voor 33ons Oratoriken, het gene sy seer fraey hadde doen accommoderen,Ga naar voetnoot33 34sy dede ons allegader daer compareren: Mynen Broeder hadde daerGa naar voetnoot34 35een belleken hanghen, waer mede hy ons teeckenen dede als 't tydt 36was om te vergaderen; hy bediende het officie van Cantor, endeGa naar voetnoot36 37wy allegader antwoorden ora pro nobis. Voor elcken keer, gaf sy 38ons allegader eenen stuyver, dat was ons wekelijck pensioen, sooGa naar voetnoot38 39langhe als wy noch soo kleyn waeren. | |
[pagina 28]
| |
40Och wat een goede practijck is dit, om van jonghs af de Godt-41vruchtigheydt in te planten; och welck een danckbaerheydt ben 42ick schuldigh aen Godt, die my soo goede Ouders ghegheven heeft; 43want ick laete my voorstaen, dat ick van hun een saeytjen, ont-Ga naar voetnoot4344fanghen hebben van goeden aerdt, ende Godtvrughtighe gheneghent-45heyt; och het doet soo veel, alsmen het goedt indrinckt van deGa naar voetnoot45 46kleyne jonckheyt af; ick en kan niet schrijven sonder weemoedig-47heyt, jae somtydts traenen, als't my maer te vooren comt het goedt, 48dat my mijne Ouders aenghedaen hebben door hunne Godtvruch-49tighe vermaeninghen, af-trecken van't quaet, aenstouwen tot het 50goet: Item door het eerbiedigh ontsagh ende respect tot hun, daerGa naar voetnoot50 51sy ons in opghebrocht hebben; hunne sorghvuldighe toesichtigheydt,Ga naar voetnoot51 52om over al een waeckende ooghe te hebben over hunne kinderen, 53ende dienst-boden, daer sy last over hadden: Och oft alle VadersGa naar voetnoot53 54ende Moeders desen wegh wilden ingaen met hunne kinders! Hoe 55wel souden sy hun quyten, ende hunne kinderen ter saligheydtGa naar voetnoot55 56stieren, sy en souden gheene moeyte hebben, noch hert-pyne omGa naar voetnoot56 57hunne kinderen te regeren, ghelijck myn Vader ende Moeder noyt 58gheen moeyte ghehadt en hebben met gheene van alle onse kinders. |
|